[Allerlei]
Verre van ons den weldadigen invloed der classieke studiën voor de vorming van den geest en de scherpzinnigheid in het oordeelen te miskennen, maar voorbijgezien mag het niet worden, dat de classieke studiën aanleiding gegeven hebben tot eene aristocratie van geleerdheid, waardoor dikwijls de waarheid minder doordrong tot het volk, terwijl door gezochte diepzinnigheid en het overwicht van historische kennis een deksel werd gelegd op de onbevangen en gezonde uiting van het nationale bewustzijn. Vandaar dat de zware wapenrusting der geleerdheid en de overgroote staatkundige voorzichtigheid dikwijls tekortschieten tegenover de gemakkelijke beweging van het gezonde verstand. Bij de heerschappij der waarheid komt het er inzonderheid op aan, hoe en in wie zij heerscht. De ware vooruitgang in het volksleven bestaat niet daarin, dat de wetenschap vooruitgaat in eene kleine oligarchie van geleerden, waarbij aristocratische aanmatigingen niet minder dan bij de oligarchie door rijkdom worden aangetroffen, maar dat steeds meerderen met persoonlijke liefde tot waarheid en recht, met eigen kennis, met eigen bewustzijn, tot het algemeene welzijn medewerken. De aristocratie van het verstand in Staat en Kerk te willen behouden of terug te wenschen is evenzeer reactionair als de voorrechten van adel en aristocratie in het maatschappelijke leven te willen handhaven.
De Bosch Kemper, Geschiedenis van Nederland na 1830 I, 36-37.
Waar de letterkundige geschiedenis als een deel der volksgeschiedenis wordt aangemerkt, moet inzonderheid nagespoord worden, wat er door het werkvolk gelezen wordt.
De Bosch Kemper, Geschiedenis van Nederland na 1830 III, 28.
Wie het algemeene kunstleven van thans met dat van vroeger eeuwen durft vergelijken, hij gevoelt hoe na zulk een parallel, iedere schatting van het moderne het karakter moet houden van een opwekking tot grooter dingen. Voldaanheid over de rijpe beschaving van onze eeuw is vaak meer gemakkelijk dan rechtmatig gekoesterd, en over de voortreffelijkheid onzer samenleving is men wel tot gansch andere dan tevredenheidgevoelens mogen komen. Waar het op grootheid van artistieke volksmanifestaties aankomt, moeten in ieder vergelijk met zelfs zoo vaak barbaarsch genoemde eeuwen, wij modernen ons op de geheele linie onherroepelijk gewonnen geven. Zoo laat dan, waar wij enkelen met sterk besef beproeven zien om weder naar vroeger gekende grootheid te reiken, dit ons geslacht tot maning en opwekkend voorbeeld zijn.
Jan Veth, Gids, Mei 94.