Taal en Letteren. Jaargang 3
(1893)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdWetenschap en geloof.Niemand kan beweren dat alle thans bestaande natuurwetenschappelijke theoriën onomstootelijk zijn. Slechts zeer weinigen zijn zoo elementair, dat ze beter naam verdienen dan: hypothesen. Groot zijn de onvolledigheden der chemische en physische theorieën, in de physiologie ziet het er nog donkerder uit en in de psychologie begint het nauwelijks te schemeren. En bovenal staat dit beginsel: Alle wetenschap is ervaringswetenschap, alle theorie is ondergeschikt aan de waarneming, één enkel feit kan de macht hebben een gansch systeem te doen vallen. De mathesis is onomstootelijk. Zonder logica kunnen wij niet denken. 2 × 2 zal altoos 4 zijn. Maar mathesis is geen eigenlijk gezegde wetenschap, zij is de begeleidster van alle wetenschappen. Zij is een abstractie, een vorm zonder inhoud, een steiger zonder huis. Een realiteit zonder logica is ondenkbaar, maar evenzeer een logica zonder realiteit. En als wij een weinig verder gaan dan de zuivere mathesis, dan beginnen reeds de hypothesen. Stof is een hypothese, kracht is een hypothese - beiden zijn de vooronderstelde oorzaken van zielsaandoeningen. Noch stof, | |
[pagina 378]
| |
noch kracht kan een waarneming, een gewaarwording zijn, - wij nemen alleen de zintuigelijke aandoeningen waar, die ondersteld worden de uitwerkselen van krachten te zijn. Kracht is de eenvoudigste en noodzakelijkste hypothese, - stof is reeds een veel duisterder, onzekerder begrip - toch zijn deze de grondslag der gansche wetenschap. Hoe hoog men nu ook stijgt - van mechanica tot physica, chemie, physiologie - toch moet men blijven bedenken, dat de alleronderste grondslagen niet meer dan bestrijdbare hypothesen zijn. Men kan daarom evenwel zeer goed voortbouwen, - zoo kan b.v. de evolutie-theorie volkomen onveranderd blijven, al verviel de hypothese: stof. Maar de evolutieleer brengt ook slechts een reeks oppervlakkige verschijnselen van samenhang, - onder haar blijft de mysterie der erfelijkheid schuilen en daaronder de raadselen van de levende cel. En van een verbindingsweg tusschen levende en doode stof, dien men bijna meende gevonden te hebben, schijnt men tegenwoordig weder even ver als ooit.Ga naar voetnoot1) Is het wonder, dat de grootste natuuronderzoekers nimmer een geloof, nimmer een gemoedszaak maakten van hun weten? Niet minder bewonderenswaardig dan de genialiteit waarmede Darwin zijn hypothesen stelde, is de volkomen gelijkmoedigheid, waarmede hij ze kritiseerde en zoo noodig verwierp. Nu kan niet ieder geleerde zoo universeel zijn als Darwin. Er zijn in de wetenschap vakken en vakjes, schijnbaar duistere en verloren hoekjes, waar met groote inspanning en opoffering gearbeid moet worden. Maar ieder wetenschappelijk man, zelfs de geheel in details verdiepte specialiteit, moet nu en dan eens opkijken van zijn werk en zorgen dat hij het overzicht van 't groote geheel niet kwijt raakt. Anders wordt hij een geesteloos werker, een bekrompen vakman, die den voortgang van 't geheel belemmeren zou, ter wille van zijn eigen speciaal uitbouwseltje. Maar heel bedenkelijk wordt het, wanneer de groote menigte algemeene geloofsdogma's gaat maken van de systemen van vakgeleerden. Wanneer het publiek gaat gelooven aan een atoomtheorie, aan een etherhypothese met hetzelfde fanatisme, waarmee het vroeger aan den Bijbel geloofde en aan den zondenval. Dan wordt het heelemaal mis. Dan zal de publieke opinie zich met zijn logge, geweldige kracht gaan mengen in de moeilijkste en subtielste discussiën, en het resultaat zal een groote onrechtvaardigheid jegens de onderzoekers en een belemmering der vrije gedachte zijn. Op dit oogenblik bestaat zulk een toestand. Dr. Fred. van Eeden, De Spiritische Verschijnselen, Nieuwe Gids, Juni 1890, blz. 234-236. |
|