Taal en Letteren. Jaargang 3
(1893)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBlauw, blauwe bloemen, blaauwbesse brief, blauwe besse kraamer.Bekend is in de taal der 17e eeuw het adjectief blauw in de beteekenis: ongegrond, onwaar, verzonnen, valsch. B.v.: Gelijck een dienaer van August ons schelmsch misverft,
Een lasterstuck, dat blaeu den schijn van waerheit derft.
Vondel, Batacische Gebroeders, ed. Unger, bl. 85. Gy leest hoe dat deez' Reus niet tegen my derft vechten,
Schoon zijn ontschuldiging is dat hy is voldaan,
Door mijne moed, 't is blaauw. 't moet anders zijn verstaan.
Soolmans, De Verzierde Ontoovering, 1681, bl. 37.
Blauwe bloemen waren ijdele verdichtsels, verzinsels. In M. Gramsbergen's Kl. v.d. Levendighe Doodt (1649, bl. 11) zegt Pedro, die gedroomd heeft, dat hij in de hel was en nu een relaas doet van hetgeen | |
[pagina 367]
| |
hij daar gezien heeft: ‘Maer doen ick wacker wierdt, doen warent blaeuwe bloemen’; toen waren het ijdele verdichtsels. In de volgende plaatsen zouden we blauwe bloemen kunnen weêrgeven door ijdelheden, nietigheden, beuzelarij. Blauw beteekende in de 17e eeuw ook: gering, nietig, onbeduidend. Zie voor bewijsplaatsen Oudem. op Bred. Het zijn maar blauwe bloemen, wat een vrouwtje kan
Geven aan de man;
Geen minlijkheydt, noch rust en kleeft' er an;
Naar wil, naar eygen zin tracht al haar wensch, en begeer.
A. Sybant, De Dolle Bruyloft, 1654, bl. 43.
't Het, denk ik, weer een strond te beduyen.
Se steekt ien hiele tyd vol blaeuwe bloempjes.
mijn werck blijfter om ongedaen.
M.G. Tengnagel, Kl. v. Frick in 't Veur-Huys, bl. 32.
Blaauw bloempjes verkoopen was iemand iets op de mouw spelden, hem wat wijs maken. In Vlaanderen is nog gebruikelijk de zegswijze: ‘iemand blauwbloemkens op de mouw speten, d.i. iemand logens wijsmaken.’ Zie Schuermans' Idiot. Wel, geef jy zo den moed verloren,
Myn lieve Swaantje, 'k mag 't niet hooren;
De Rechter immers is niet blind,
Noch onze President een kind,
Die men blaauw bloempjes kan verkoopen.
A. Alewyn, Beslikte Swaantje, bl. 41.
Ik ontmoette ook de woorden blauwbesse brief en blauwe besse kraamer. Maar trek naar Harderwyk, en laat,
Jou vaardig maaken Advocaat,
Want een blauwbesse brief kan maaken
Dat jy zult aan zyn Dochter raaken.
P.D. La Croix, De Gewaande Advocaat, 1685, bl. 8.
Voorts wordt in A. Alewyn's Beslikte Swaantje en Drooge Fobert; Of de Boere Rechtbank, een van de advocaten aangeduid met de woorden: Die rechte blauwe besse kraamer van Harderwyk. (Ald. bl. 54.)
Vermoedelijk was Harderwijk in de 17e eeuw niet alleen bekend als academiestad, maar ook door haar handel in blauwbessen, (gelijk nog thans vele plaatsen op de Veluwe) en vandaar dat men schertsend, daarbij denkend aan blauw in bovengenoemde beteekenissen en verbindingen, een daar verkregen doctors-bul blauwbesse brief ging noemenGa naar voetnoot1) en een aldaar gestudeerd hebbend advocaat blauwe besse kraamer, d.w.z. praatjesmaker, iem. die de lui wat wijs maakt. Grijpskerk. K. Poll. |
|