Taal en Letteren. Jaargang 3
(1893)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 365]
| |
De Sint-Nikolaasavond van De Génestet.De Heer W. van der Heide, Schoolhoofd te Steenenkamer, zendt onder meer de volgende kantteekeningen op onze Aanteekeningen. Ze zullen den lezer welkom zijn. XVI. ‘'t kleed wordt een beetjen kaal, etc.: Stel u voor een deftig huis met groote zaal: gespijkerd kleed, dat niet wordt opgenomen dan om door een nieuw vervangen te worden. Bij die vernieuwing komt de vloer, de gladde vloer bloot. 't Zal een geschikte gelegenheid voor danspartijtjes zijn. Droomen - als is dan niet op te vatten als: zij droomen zoo telkens als dat gebeurt; maar als dàt kleed wordt opgenomen is bijvoeglijke bepaling bij danspartijtjens: wordt is hier = zal worden.’ - Men ziet dadelijk dat dit de juiste uitleg is. XX. ‘met een speld dorst in zijn beenen prikken: Een familiariteit van schooljongens onderling en dus een allergrootste onbetamelijkheid jegens den Ridder.’ XXV. ‘een kussen’: waarom? De geijkte term is het kussen: op het kussen raken, de heeren van het kussen, op 't kussen zitten. De Génestet wil te kennen geven, dat hij voor hèt kussen niet deugt.’Ga naar voetnoot1) XXX. ‘een heer: Niet schertsend, maar om te voorkomen dat de gedachten van lezer of hoorder zullen afgeleid worden.’ - Dit zie ik nog niet in. XXXVI. ‘Wy luistren liever niet: Zie 't voorafgaande. In VIII heeft D.G. al gezegd, dat zijn brein dergelijke zaken niet bevatten kan. XXXVI. De Heer v.d.H. vraagt naar aanleiding van dat dierbre geesten in de uitgave van C.P. Tiele, waarvoor in den authentieken tekst dienstbre geesten staat - ‘heeft het Hàndschrift van den dichter soms ook dierbre? Want hoeveel knechten houdt de Ridder er op na om dat stroomen te rechtvaardigen? In elk deftig huis is toch zeker maar één knecht of meid belast met het binnenbrengen van de brieven en pakjes? De dierbre geesten komen mèt de cadeautjes: de geesten van de zenders, die immers op den Sinterklaasavond in den geest hun pakjes, hun surprises vergezellen. De schel gaat: | |
[pagina 366]
| |
't laat de harten daar in de woonkamer trillen, 't is als de tooverfluit op wier tonen een vriendelijke geest weer nadert.’ Deze verdediging van dierbre is zoo gek niet. Omtrent zijn Uitgaaf der Complete Werken deelt Prof. C.P. Tiele ons mede: ‘Wij bezaten geen geretoucheerd handexemplaar van den dichter zelven. De tekst van de gedrukte gedichten werd met de handschriften vergeleken, maar alleen dan daarnaar veranderd, wanneer wij niet met zekerheid konden nagaan dat de veranderingen in den druk verbeteringen van den dichter zelven bij de correctie geweest waren. Meestal hebben wij, uit aanmerking van de groote zorg door hem aan de correctie besteed, ons aan de Uitgaven gehouden.’ Nu zou dus het Handschrift voor den dag gehaald moeten worden. Daarin moet dan dierbre staan, en dat dienstbre zou dan een drukfout moeten zijn: de uitgevers althans hebben dan zoo geoordeeld. Evenwel, men kan bij de opvatting van den Heer v.d.H. de verdediging van dienstbre nog wel probèèren. Het wijzigt dan wel een weìnig als wij dienstbre geesten = goede geesten nemen, - maar dat De Génestet bij de correctie het bekende Hebreeën I, 14 is te binnen gevallen (juist ten gevolge ook van de klankgelijkheid), is niet zoo onmogelijk. Lied van Cocanje, 10. ‘Floorneef: Neef om hem, liever, om den vorst als compagnon van z'n Hofnar te stempelen. Vorsten - hièr gelijken - noemen elkaar neef.’ Lied, 13. ‘Sint-Jozef: Floor houdt zich alsof hij den patroon van het timmermansgilde ter hulp heeft gehad om den zak goed dicht te krijgen. Natuurlijk heeft de schalk er voor gezorgd, dat ze mòèst scheuren. Door Sint-Jozef aan te roepen, wentelt hij alle opzet van zich. Had hij of Sire het nog maar bijtijds gehoord!’ Lied, 25. ‘Ook zinspeling op de Nederlandsche toestanden?’ Z. v.d.B. |
|