Taal en Letteren. Jaargang 3
(1893)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Woordverklaring.Koekoek.In de eerste aflevering van dezen jaargang, blz. 50 vlgg. behandelt Dr. Kollewijn de woorden Horendrager en Koekoek. Aangaande het laatste zegt hij: ‘Bij het woord koekoek doet zich iets eigenaardigs voor. De koekoek legt zijne eieren in het nest van andere vogels. Wat natuurlijker dan den man, die het met eene getrouwde vrouw houdt een koekoek te noemen. Edoch - juist de bedrogen echtgenoot heet de koekoek.’ Dat de hier uitgesproken bewering onjuist is en koekoek (even als horendrager, zie afl. II, bl. 119) even goed den overspeler als den bedrogen echtgenoot beteekent, heb ik reeds in mijne Uitgave van Huygens' ZedeprintenGa naar voetnoot1), Aant. bl. 96, aangetoond. Ziehier een paar bewijzen van het eerste ook aldaar te vinden. Hofwijck, 1113 vlgg.: De koeckoeck slaet de maet en roemt van zijn bedrijf,
In volle vrijheit, want de Landheer heeft geen wijf:
In sté en doet hij niet dan Mans en Vrouwen tergen,
En menigh lacht 'er om diens hacren staen te bergen.
D.i. de Koekoek kan op Hofwijck vrij pochen over hetgeen hij bedrijft; want de landheer (Huygens) heeft geen wijf: geen koekoek (overspeler) kan dus zijne eieren in des landheers nest leggen (hem met hoornen kroonen) en dus kan dezen ook het roemen des koekocks, dat in de stad bij menigeen onaangename herinneringen opwekt, niets schelen. Zedeprinten, Een sot Hovelingh, vs. 91 vlgg. Nu lust hem naer de bloem in 't midden van den doorn;
Naer druyven buytens reicks, naer Danaes in den Toorn:
Dat gelt U, echte Bedd; en, Mannen, past op 't vinckslagh
Daer vlieght een Koeckoeck om en dreight U met een' quinckslagh.
Duidelijker bewijs, dat met den koekoek de overspeler bedoeld wordt, kan men wel niet eischen. Zie echter ten overvloede nog Voorhout, 289 vlgg. Dat Huygens intusschen het woord ook in de tegenovergestelde beteekenis van bedrogen echtgenoot kent, moge blijken uit: Korenbloemen II, bl. 77. | |
[pagina 157]
| |
Een jeughdigh Capitein van 't Schip de Volle Maen
Hadd menighmael met Neel zijn willetje gedaen:
Haer Koeckoek wierd jaloers en wond 't haer overstrijden:
Neen, sei sy, hertje lief, dat sal ick noyt belijden,
Die mann en heeft sich noyt met Neel, uw wijf, ontgaen,
Ja niet meer, soo men seght, als de Mann in de Maen.
Staat nu door het voorgaande vast, dat Koekoek zoowel de beteekenis van overspeler als van bedrogen echtgenoot kan hebben, dan rest de vraag: Hoe is dit te verklaren? Er kan zeker eenvoudig begripsverwarring of overgang van beteekenis door middel van antithesis hebben plaats gehad, doch in dit speciale geval lacht eene andere verklaring mij meer toe. Eigenlijk past de koekoek niet geheel en al als symbool noch voor den overspeler, noch voor den bedrogen echtgenoot. Immers hij misbruikt het wijfje van andere vogels niet en zijn eigen wijfje laat zich ook niet door andere vogels misbruiken. Het laatste legt alleen zijne eieren in het nest van anderen en laat ze door anderen uitbroeden. Dit nu kan op tweeërlei wijze opgevat worden: de koekoek schuift letterlijk zijne kinderen aan een ander onder; deze gaat dus door voor den vader van niet door hem verwekte spruiten. In zoover strookt 's koekoeks bedrijf met dat van den overspeler. Maar van den anderen kant gaat het wijfje van den koekoek ook in het nest van een anderen vogel liggen. Het doet dus in dit opzicht hetzelfde als de getrouwde vrouw, die met een ander man te bedde gaat, en zoo beschouwd, is de koekoek de bedrogene, de met horens gekroonde. H.J. Eymael. | |
Naschrift.Met de verklaring van koekoek ‘bedrogen echtgenoot’ uit ‘koekoek, wiens wijfje eieren legt in het nest van een andere vogel’ kan ik mij niet verenigen. Natuurlijk vind ik de overeenstemming tussen de koekoek en de overspeler (beide schuiven de zorg voor hun kroost op de hals van andere); gezocht schijnt het mij toe, de koekoek met een ‘gehoornde’ te vergelijken, op grond van het bezoek, dat zijn wijfje als zij eieren gaat leggen, aan het nest van andere vogels brengt. R.A.K. |