[Allerlei]
Belachlijk is het, dat zoogenaamde Aesthetyken of Aristarchen zich aanmatigen, niet een' aankomeling, die hun raad vraagt, maar iemand, wien zij toch voor Dichter houden, in 't geen Poëzy of taal raakt, te berispen; hetgeen van Aristoteles af (en dezen niet uitgesloten) nog nooit een' van allen gelukt is. Wel terecht zei Lessing: ‘Ich bin überzeugt, dass das Auge des Künstlers viel scharfsichtiger ist als das scharfsichtigste seiner Betrachter.’ Het moet in der daad een ellendig Kunstenaar wezen, die zijn kunst niet beter verstaat dan al zijne opgeworpene rechters. - - Maar wat is dan van mijne Germanismen? Zoo ik er begaan heb (en eenmaal heb ik er een gebruikt, ik erken het!) Poëta jus suum tenuit, als Kuintiliaan zegt. 't Is des Dichters recht, Graecismen, Hebraïsmen, Gallicismen, en alle ismen der wareld te gebruiken, mits hij het versta, en zijn taal er niet meê besmet maar versierd worde. Het is van zulke vrijheden waar, hetgeen Terentianus Maurus van de versmaat zegt:
In metra peccant arte, non iuscitiâ.
Bilderdijk. Nieuwere Mengelingen 1806. Voorrede.
De Januari-aflevering van het amerikaansche tijdschrift ‘The Forum’ bevat een belangrijk artikel van den romancier F. Marion Crawford, getiteld: ‘What is a novel?’ Hierin verklaart hij wat, naar zijn meening, de voornaamste regelen zijn van de kunst, waaraan hij zelf met veel talent zich gewijd heeft. In tegenstelling met de realisten, naturalisten en andere -isten, die genoegen scheppen in het opdiepen van 't kwaad uit de onderste lagen der maatschappij, om dat in al zijn afgrijslijke nuances te exposeeren, meent Crawford: ‘the perfect novel must be clean and sweet, for it must tell its tale to all mankind, to saint and sinner, pure and defiled, just and unjust. It must have the magic to fascinate, and the power to hold its reader from first to last. Its realism must be real, of three dimensions, not flat and photographic; its romance must be of the human heart and truly human - that is, of the earth as we all have found it; its idealism must be transcendent, not measured to man's mind, but proportioned to man's soul. Its religion must be of such grand and universal span as to hold all worthy religions in itself.’
(Weekblad van den Boekhandel.)