Taal en Letteren. Jaargang 3
(1893)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
Woordverklaringen.Voor de vuist.Ga naar voetnoot1)Wat beteekent in zinnen als Hij spreekt altijd voor de vuist; voor de vuist hield hij een kranige redevoering toch eigenlijk die uitdrukking voor de vuist? Eer wij die vraag beantwoorden, dienen wij den term voor de hand wat nader te beschouwen. Voor de hand beteekent dichtbij, nabij. Iets ligt voor de hand, als men het met de hand grijpen kan, als men het bij de hand heeft. Een artikel is voorhanden, wanneer het niet ergens anders behoeft te worden gehaald. In de 17e eeuw werd voor de hand dikwijls gebezigd met betrekking tot een gevecht. Men had, als men voor de hand vocht, zijn tegenstander nabij; men schoot hem niet neer op een afstand, maar stond tegenover hem, man tegen man. Zoo kreeg voor de hand de beteckenis in een eerlijk gevecht. B.v. in H.J. Soets Batavische Eneas (1645), blz. 3: ‘Sy Barbaris een deel van d'ons hebben verslagen.
En dat niet voor de handt, maar even als vermoort.’
En aldaar blz. 6: ‘Veel liever voor de handt, dan sterven met bedrogh.’
In plaats van voor de handt gebruikte men in dezelfde beteekenis ook voor de vuist. Zoo Vondel in den Samson, vs. 429: ‘In welck een jammer heeft de boelschap hem gebroght,
In zijnen diepen slaep verraeden, en verkocht!
Hij is niet voor de vuist getemt, en overwonnen.’
En evenzoo D.A. Opmeer in de Klucht van Tryn Ratels (Amst. 1660, blz. 22): ... ‘'k hadt recht mijn zin gesedt,
Siet daer, om een plockhaertjen te leggen voor de vuyst.’
De overgang van de beteekenis ‘in een eerlijk gevecht’, ‘eerlijk’, ‘royaal’ tot die van ‘onvoorbereid’, heeft men zich aldus te denken: ‘eerlijk’, ‘zonder erg of list’, ‘zonder dat men vooraf zijn maatregelen genomen heeft’, ‘zonder voorbereiding’. R.A.K. | |
[pagina 118]
| |
Tart = trots, in beteekenis.Vondel zingt van Franciscus Xaverius (Eeuwgety): Mijn keel wordt heesch: mijn zang bezwijckt in 't midden,
En ziet geen eint van hongersnoot en dorst,
En last, op reis getorst;
Van hairekleet, en koorde, en endloos bidden,
En waeken, tart natuur,
En 't zuigen van quetzuur
En ettrigh bloet der smettelijcke krancken.
Dit tart = trots, spijt, komt herhaaldelijk voor bij den Leidschen letterzetter Johannis Zachariasz. Baron. In zijn eersteling Rododaphuee ofte Persiaensche Heldinne, Treurspel, 1651 (een stuk van 37 bladzijden) aldus: Ghy op Gangis door u Helden,
Eer', en noch, veel Machts neêr-velden,
Tert d'Armêên, en Arabier,
Schijt, Sarmâât, Macedonier.
(bladz. 14.) Ha! Persen, 'k sie u glans, meer schijnen, dan verdooven,
Tert 't schoonst' van Daegeraet, bepronckt in Thetis-schoot. (bladz. 19.)
De Vorst die stell' de Macht, op dat men over-rompelt,
't Geen gins soo Hemel hooch, en Machtich is bewalt,
Met Meuren, tert Metael, waer 't gansche Rond' op bralt. (bladz. 24.)
(in als vernoecht.) Ja tert al 't Spoock daer onder. (bladz. 35.)
Niet alleen in dit half in Renaissance- half in Rederijkertaal geschreven Treurspel, ook in zijn Leidsche Klucht van Lichthart, 1653, kan men het aantreffen: Want 'k heb daer al (tert eenigh Soldaet) stormen sonder ladders of eslagen.
(bladz. 16.) Trotsen en tarten kunnen Synoniem wezen. Zoo staat naast ‘trots’ als praep. ook ‘tart’? v.d.B. | |
Nogmaals horendrager.Prof. Franck te Bonn en de heer Th. Nolen te Rotterdam waren zoo vriendelijk mijn aandacht te vestigen op de behandeling van het woord Hahnrei in den vijfden druk van Kluge's Etymologisches Worterbuch (ik had den derden gebruikt) en op een belangrijk artikel van Hermann Dunger over ‘Hörner Aufsetzen’ en ‘Hahnrei’ in Germania XXIX, 59 vgg. Dunger toont onweerlegbaar aan (en Kluge volgt hem dan ook in de | |
[pagina 119]
| |
laatste uitgaven van zijn woordenboek) dat de uitdrukking horens opzetten ontleend is aan een oude, vrij barbaarsche gewoonte. Wanneer men een haan tot kapoenGa naar voetnoot1) had gemaakt, sneed men hem den kam en de sporen af; die sporen drukte men dan in de wonde, door het afsnijden van den kam ontstaan, en - als de haan ze niet afschuurde, groeiden zij vast, en werden soms langer dan ze waarschijnlijk geworden zouden zijn als ze aan de pooten waren blijven zitten. Men had den haan dan horens opgezet. Het gesneden dier was een Hahnrei geworden. (Dunger wil Hahnrei verklaren als Hahnreh, haanree, haanhert. Kluge zegt: Hahnrei, ‘von dunklem Ursprung’). In ieder geval: wien horens werden opgezet, was gecastreerd of te beschouwen als een gecastreerde; hij voldeed als echtgenoot allerminst en zijn wederhelft zocht bij anderen troost. Dat in de 17e eeuw horendrager ook verleider, don Juan beteekende, is alleen daaruit te verklaren, dat men 't woord niet meer begreep en het verkeerd opvatte. Dat de Italianen spreken van becco cornuto, de Spanjaarden van cabron (zie hiervoor blz. 51) blijft opmerkelijk. R.A.K. | |
Over de kat en de rat.De Grieken en de Romeinen kenden onze huiskatGa naar voetnoot2) niet eerder dan een poos na Christus' geboorte. De Egyptenaars temden hem 't eerst. Zij vereerden hem als heilig, balsemden hem en als hij doodging begroeven zij hem. Herodotus schrijft dat alle katten, als ze dood waren, naar de stad Bubastis werden gebracht, en daar gebalsemd. Aelianus noemt ze opmerkenswaard om hun tamheid (IV, § 44; vgl. V, § 7). De Egyptische kat was de Felis maniculata, zooals blijkt uit de mummies die in Fâynm opgegraven zijn. De kop is smaller en ronder dan die van onze kat, ook de ooren zijn ronder. De nek schijnt wat langer ook te wezen. Volgens prof. Mahaffy loopen er nog zulke katten in Caïro. De bek van die mummie-katten is grooter, en de knevel is sterker dan die van onze kat. De engelsche kat, die eenige geslachten lang in Australië verwilderd is, schijnt te gaan lijken op het Egyptisch type. Muizen zijn Europeesche inboorlingen; de natuurlijke vijand er van is een soort wezel, die net als de fret, kan getemd. De Grieken kenden de wezel. Zij fabelden veel er over. Alkmene werd er in gemetamorfoseerd, en zoo de trouwe gezel van Hekate. Hercules offerde aan haar; en dat werd gewoonte onder de Thebanen. De sage verspreidde zich; de naam van het diertje in verschillende streken schijnt er op te wijzen. In Duitschland heet het das Jüngferchen, in Italië la donnola, in Griekenland van nù: νυμφὐτα, in Spanje comadreja; in west-Engeland heet het: the fairy. | |
[pagina 120]
| |
Bij de ouden heet de wezel altijd de natuurlijke vijand van de muizen. Zoo in de fabel van de Kikvorschen en de Muizen (vgl. de Wespen van Aristofanes; Plautus; Horatius; Plinius). Hahn heeft opgemerkt dat op de oude muurschilderingen geen katten voorkomen, met slechts éen uitzondering; maar naar 't lijkt - om de strepen op de huid, en den vorm van de kop - is dat een wilde kat. En geen overblijfselen van katten zijn gevonden in Herculanum en Pompeï; terwijl er overigens massa's dieren zijn uitgegraven. De etymologie van kat is onbekend; al de Europeanen hebben een naam er voor, die op ‘kat’ lijkt. Volgens prof. Flinders Petrie heetten de Egyptenaars hem ma u, en zoo heet hij nog in 't koptisch. 't Eerst komt hij voor onder de XVIIIe dynastie. De tegenwoordige Arabieren hebben een woord dat veel op ons ‘kat’ lijkt; het sanskrit woord is mârdjâra (vgl. marter). In Hindostan zegt men: billa of vrouw. billi. Dit hoort bij een oud keltisch woord bele = wezel, en bij het fransche belette. De Zigeuners schijnen van hun oorspronkelijke woonplaats in noordwest-indië twee woorden meegebracht te hebben: mâchka = de soort; en pisíka, pisíka, het wijfje speeiaal; die vorm beantwoordt aan 't perzisch pushek of pushnak. 't Schijnt dus dat ‘poes’ een oude naam heeft. Maçka is volgens Miklosich (i.v.) een verkleinwoord van Maria. Een zelfde voorbeeld dus hoe een dier een persoonsnaam krijgt, als het fra. Pierrot, en maton, een kater, - wel van Matthieu. Wanneer de kat hier in Europa kwam? Dit is niet zeker te bepalen. In Babrius (± 230) staan 3 fabels, waar in 1 en 2 een wezel, in 3 een kat voorkomt. Martialis noemt in een enkel epigram de catta als uit Pannonië. Als euriositeit schijnt hij toen naar Rome gebracht te wezen. Ducange (i.v.) wijst het woord de Saracenen toe. Zeker is er volksetymologie. Het is met latijnsche woorden als catus, cautus, capere, cattare (platlatijn = zienGa naar voetnoot1)) in verband gebracht. Palladius (vermoedelijk om 355 n. Chr.) wijst duidelijk op 't verschil van kat en wezel: beide zijn goede jagers op de talpae. Dit zal een rat of mol wezen: de Italianen van nu noemen een rat topo; bij de Franschen is la taupe, echter de mol. Wanneer kwam de rat hier, althans in zuid-west Europa? Sommige zoölogen beweren dat ratten ‘hiem’ zijn in Europa. Anderen, dat beide soorten, de zwarte en de bruine (ook Noorsche rat) laat eerst binnengedrongen zijn. De eerste omtrent het begin der XVIe eeuw; de ander omstreeks het begin der achttiende eerst bij Astrakan, en in 't midden van die eeuw in Engeland. Blijkens de citaten bij Du Cange waren ze er al vroeger; in Engeland ookGa naar voetnoot2. Volgens bewijzen in de verschillende talen schijnt het beest uit het Oosten te komen; de tegenwoordige Grieken noemen 't dier ποντιχός, van | |
[pagina 121]
| |
Pontus. - ‘Welsh’ en Ieren noemen het: de ‘welsh’muis. In 't oudnoorsch heeten ze ‘Welsh’ of vreemde muizen. De Zigeuners heeten het kermusó, en in Perzië noemen ze 't karmûs. De slavische volken hebben verschillende namen voor 't beestje, waar uit blijken kan dat zij, toen ze 't kennen leerden, al zich gesplitst hadden. Een oudere vorm van 't woord schijnt in 't russisch woord voor mol te zitten: krot; het littauwsche woord kertus garandeert ons beide woorden gelijk te stellen met de eerste sylabe van ker-musó. Dan zou 't dier eigenlijk mol-muis geheten hebben. De duitsche vormen ratte, en ratze, ags. raet, ons ‘rat’, zijn verminkte vormenGa naar voetnoot1); en daar ratte nederduitsch, en 't opperduitsche ratze daarop teruggaat, kan men vermoeden dat een groote invasie van ratten langs de Oostzee kwam, en niet door Zuidduitschland. Vermoedelijk op verschillende tijden, en in verschillende troepen; prof. Mahaffy vermoedt, dat zij oorspronkelijk kwamen in de wagens der nomaden van Boven-Azië, die het Rom. rijk introkken. Aelianus (H.A. XXII, § 17) zegt dat Amyntas tallooze horden van μνῶν beschrijft, die over breede rivieren trekken, terwijl de een de staart van den ander in de bek houdt. Zij klimmen op boomen en eten al 't groen op. De bewoners van de bedreigde streken sparen daarom alle roofvogels. Deze beschrijving zou op de rat passen. Dan mag men memoreeren de landplaag in Griekenland van laatst (in Thessalië); - en de naam Smintheus, de muizengod, een bijnaam van Apollo, vermoedelijk als verdrijver van de muizen. Ook Plinius spreekt over de alles verwoestende horden van deze dieren. Waarschijnlijk is 't dus dat de kat van 't Oosten uit ongeveer in de IVe eeuw of wat later, werd aangebracht, tegen die horden van knaagdieren, die uit dezelfde hoek kwamen. [Naar H.A. Strong in The academy, Jan. 28, '93. p. 81c-83a.] Het is zeer te betwijfelen of het Zigeunerwoord matsjka met skr. mārjāra- samenhangt. Veeleer moeten wij het met Miklosich (Etym. Wtb. 179) als uit het Slavische matsjka ontleend beschouwen. Dit matsjka beteekent zoowel kat als anker en komt in het Servisch, Slowcensch, Czechisch en Kleinrussisch voor. In het algemeen hebben de Zigeuners veel woorden uit de Slavische talen overgenomen. Te recht beschouwt Miklosich matsjka en Bulgaarsch matsje, dat dezelfde beteekenis kat heeft, als een verkleinwoord van den eigennaam Maria. Wat Russisch krot bctreft, dit woord luidt in het Oudslavisch krŭtŭ en heeft dus oorspronkelijk een korte u: krŭtŭ en krotŭ kunnen niet op *kŭrtŭ teruggaan, want dit zoude Russisch *kort hebben gegeven. Daar de oorspronkclijke Slavische vorm dus krŭtŭ is, moet Litausch kertus, spitsmuis, uit een Kleinrussischen vorm (men citeert kert met metathesis uit het gewone kret, vgl. Miklosich, Etym. Wtb. 144 en Brückner, Die Slav. fremdw. im Litauischen, 92) zijn overgenomen. Daar rat in geen Germaansche taal sporen van een gutturaal aan het begin vertoont en de vocaal niet bij de korte u van krŭtŭ past, zoude ik bezwaar maken, ons rat met de Slavische woordengroep voor mol te verbinden. Misschien is echter Litausch kurmis, mol, wel hetzelfde woord als Zigcunersch kermuso, rat. Kurmis en kermuso kunnen echter ternauwernood met Slavisch krŭtŭ samenhangen. C.C. Uhlenbeck. |
|