Sprokkel.
Eind goed, al goed.
In Roemer Visschers Sinnepoppen 1614, het LXste plaatje van Het eerste Schock, is een opgewonden kabeltouw voorgesteld, waarvan het eind is uitgeplozen, en daarboven een lauwerkrans. Ist eynd goet, 800 ist al goet luidt de spreuk en de verklaring aldus:
‘Alle dinghen worden begonnen, om die met kosten, arbeyt ende neerstigheydt te brengen tot het eynde; soo dat dan soo goet is, dattet den aenleggher vernoeght, soo heeftet den krans of prijs verdient, ende men moet het pryzen. Dit werdt uytghebeeldt met een tou of cabel die men aen 't eynd besiet, en beproeft of de stoffe goet is. En soo seytmen:
‘Ist eynd goet, soo ist al goet’.
Hebben we hier misschien niet inderdaad den zinnelijken oorsprong van 't spreekwoord?
v.d.B.