Taal en Letteren. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 363]
| |
Woordverklaring.
| |
[pagina 364]
| |
een geschiedkundig werk, een levensbeschrijving, een kroniek als iets verdichts zijn. Het was elk verhaalwerk dat niet gezongen maar gelezen werd. Zoo was het ook met het Spaansche ‘romance’ gesteld; eerst veel later wordt dit het Epische lied, dat we tegenwoordig nog romance noemen. Evenmin als men oorspronkelijk bij het woord aan verdichting dacht, verstond men er juist een prozawerk onder. De oudste litteratuur van een volk is poëzie en het proza komt eerst later en begint in den regel daarmee, dat men de oude poëtische werken in proza omzet, bevrijdt, als 't ware, uit de banden van metrum en rijm. ‘Roman’ was, zoolang de litteratuur meest in poëzie bestond, elk meer uitvoerig verhaal in gebonden vorm. Maar het kòn ook zulk een verhaal in proza zijn. Naarmate nu het proza de poëzie gaat vervangen en de poëtische Epische trant uit de mode raakt, zien we in de Oud-fransche letteren ‘roman’ meer en meer op prozaverhaal toegepast, en toen het middeleeuwsche Epos eindelijk vergeten was, gold het enkel nog van proza. Deze overgang in de beteekenis had dus langzamerhand plaats. Het idee van ‘verdicht’, ‘verzonnen’, hoewel het oorspronkelijk volstrekt niet aan ‘roman’ eigen is geweest, schijnt er al zeer vroeg, in de XIIIe eeuw, niet vreemd aan geweest te zijn. Dit is begrijpelijk. Want die oude Epische verhalen behoorden, ook voor de middeleeuwsche menschen, tot het gebied der fantasie. Ieder heeft gehoord van de uitgezochte avonturen van de Ridders der Ronde Tafel. Ook vele der toenmalige historische werken stonden voor de helft op ongeschiedkundigen bodem. Toen de middeleeuwen ten einde liepen en het middeleeuwsche in slechten reuk kwam, werd ‘roman’ gelijkbeteekenend met ‘conte fabuleux’ en de geschiedschrijvers wendden het straks niet zelden aan in een minachtenden zin. Steeds minder ziet men den term van werken gebruiken, die voor geschiedkundige golden. De beteekenis ‘verdicht verhaal in proza’ staat eindelijk vast. Toch dacht men er vaak, en ook dat reeds vroeg, iets bij. Het lag in den aard der zaak, dat de roman meer bepaald een verdichtsel van vreemde, min of meer onwaarschijnlijke dingen werd: zulk soort verdichtsels immers waren de meeste der middeleeuwsche riddergeschiedenissen. Ook wat wezenlijk gebeurd was, ging men, als het wat zonderling en zeldzaam leek, met ‘roman’ bestempelen, en wij doen dat nog. Zoo komen ‘romantisch’ en ‘roman’ weer dicht bij elkaar. Als er in de Litteratuurgeschiedenis van de ‘Romantische Scholen’ of van de Romantiek in de XVIIe eeuw wordt gesproken, dan hebben we daarbij te denken aan dat verband met de middeleeuwen waarover in ons vorig opstel gehandeld is. Maar als we spreken van onze ‘romantische jeugd’, van ‘een romantisch jong mensch’, dan bedoelen we, dat ons leven toenmaals iets van een ‘roman’ had en het jonge mensch zich door zijn buitensporige verbeelding laat leiden. In deze laatste beteekenis leeft het woord ‘romantisch’; in de andere is het een wetenschappelijke term. We zijn nu met ons ‘roman’ ongeveer gekomen, waar we zijn moesten. Eerst de naam van de volkstaal der Zuidelijke landen, is het gaan beteekenen: een eenigszins uitvoerig verdicht verhaal van ietwat ongewone, niet alle- | |
[pagina 365]
| |
daagsche dingen. De verhaaltrant is iets dat onder omstandigheden verandert, iets dat zijn eigen geschiedenis heeft. Zoo is het ook met de verhaalde dingen zelf. Een roman was in de middeleeuwen, en later nog, een riddergeschiedenis en in de eerste helft der XVIIe eeuw in Frankrijk weer een verhaal van liefdesavonturen. En tegenwoordig, hoezeer een romantisch verhaal zonder liefde uitzondering is, sluit ‘roman’ het bijdenkbeeld van ‘amoreus’ volstrekt niet meer in. De aesthetica heeft zich van het woord meester gemaakt en verschillende geleerden hebben het verschillend gedefinieerd. Ja, men heeft geleerd gehandeld over het onderscheid tusschen roman en novelle. Het beste is zich aan de historisch ontstane beteekenis te houden en novelle een korten roman, een roman een uitvoerige novelle te noemen. Opmerkelijk is het, dat bij het volk een roman een liefdeshistorie is gebleven. Wonderlijk behoeft ook daar het verhaal niet te zijn, niet eens onwaarschijnlijk, maar het moet over liefde gaan. Nu was in de Middeleeuwsche Epische Litteratuur de liefde schering en inslag; het verschijnsel is dus te verklaren. Uit het groot getal van slechte, verderfelijke boeken in den trant van den roman, zal het, bij het onvervalscht gevoel en de godsdienstige gebondenheid van datzelfde volk, wel verklaard moeten worden, dat er voor hen een reukje is aan al wat roman heet. Zelfs het woord maakt op de minst ontwikkelden in onze samenleving, met name op den eenvoudigen boer, een eigenaardigen, vreemden indruk. Er ligt iets geheimzinnigs, iets romantisch tot in den klank van den naam en tegen den ‘róman’ (gelijk men veel hoort uitspreken) bestaat bij de ernstig-denkenden een sterk vooroordeel. Misschien is in deze volksindrukken een echt Middeleeuwsch gevoel overgebleven.Ga naar voetnoot1) v.d.B. |
|