Sprokkels
‘Een opleidingsmiddel, dat nog maar weinig de eer heeft gehad door onze leeraren der jeugd te worden toegepast, is de logische verklaring en kommentatie van stukken, aan dichters ontleend, die den naam hebben van duister te zijn, doch van wie de kritiek nog niet heeft uitgemaakt, of de nevel den geest van den toeschouwer, dan den geest van den kunstenaar omhulde.’
‘Een uitnemende gelegenheid om zich in het denken te oefenen, is de verstandelijke ontleding en (zoo mogelijk) verklaring van zekere plaatsen uit schrijvers, die niet onder het vermoeden van krankzinnigheid liggen en evenmin onder den blaam van kwakzalverij; van zulke plaatsen als velen, in den eersten opslag, onverstaanbaar, verward, dubbelzinnig, onduidelijk, of twijfelachtig voorkomen.’
1848. Alberdingk Thijm.
Een Onbegrijpelijk Sonnet (brochure).
Gij bespreekt daar een werkwoord; gij deelt nauwkeurig af tusschen het onzijdig, bedrijvend en wederkeerig gebruik. Ik stem het toe, gij kunt niet anders handelen; maar toch is uwe scheiding in den grond niets dan willekeur, want in het leven der taal is dat alles niet angstvallig afgepaald, maar het loopt dooreen en vloeit in elkander over met duizenderlei tinten, niet zelden ook voor het geoefendste zintuig nauwlijks waarneembaar. Het leven kent geene systematische indeelingen, geene splitsing in hoofdstukken en paragrafen; het kent eindelooze verscheidenheid, maar in prachtige eenheid opgelost. Is dus uwe geheele methode niet een vergrijp tegen het leven der taal?
De Vries, Inleid. Nederl. Woordbk., blz. LXXI.