Naschrift op ‘Spreektaal en schrijftaal in het Nederlandsch’ (boven blz. 196-232).
Enkele toevoegsels, grootendeels voortgevloeid uit opmerkingen, mij door belangstellende lezers van bovengenoemd opstel welwillend toegezonden, mogen hier een plaats vinden.
Blz. 202. Het hier gezegde omtrent het teloorgaan van het onderscheid tusschen het grammatisch manlijk en vrouwelijk geslacht vereischt eenige beperking. Wel worden alle dieren en alle voorwerpen doorgaans als manlijk beschouwd; maar vele stofnamen, zooals andijvie, boter, franje, koffie, melk, sla, soep, stijfsel, stroop, turf, visch, wol enz. worden niet alleen in verschillende dialecten, maar ook in de algemeene spreektaal nog vrouwelijk genomen: de meid heeft ze (de andijvie) te veel afgekookt; ze (de boter) blijft niet lang goed; ze (de melk) is nog niet zuur; ze (de soep) is aangebrand enz. De regel, dat niet-onzijdige stofnamen vrouwelijk zijn, blijkt dus nog op de levende taal gegrond. - Voorts leeft in Zuid-Nederland het besef van het taalkundig geslacht nog onverzwakt voort: zie b.v. in den 1sten jaargang van ‘Ons Volksleven’ eenige lijsten van woorden omtrent welker geslacht de volkstaal aldaar verschilt van de Noordnederlandsche schrijftaal; en het geldt hier niet alleen woorden met de of het, maar wel degelijk ook het verschil tusschen m. en vr. - Zie ook over si en se, van manlijke en onzijdige zaaknamen en diernamen gebruikt: Van Helten in Tijdschr. X, 210-211.
Blz. 203. Zie over het niet-laten-hooren der slot-n na ĕ in de beschaafde Hollandsche uitspraak: Beets, Leven v. Van der Palm, 81: ‘Het denkbeeld om... de n, aan het eind van den uitgang op en (tenzij vóór een vocaal) te doen hooren,... waarvan elk Hollandsch oor walgt, was nooit in hem (V.d. Palm) opgekomen’. - De oudere Hollandsche dichters der 17de eeuw lieten die n ook in druk niet zelden weg: ope, eige, verlate enz.; zie Pels' berisping dezer ‘groote vryigheid, die de allerbéste Schrijvers, ja Hoofd, én Vondel zélve, neemen’ in de voorrede zijner vertaling van Horatius' Ars Poëtica.
Blz. 208. Zie een opstel over: ‘Hoogduitsche Schrijf- en Spreektaal met de Nederduitsche vergeleken’ van den Nederlandschen predikant te Frederikstad aan de Eider J.A.M. Mensinga, in Noord en Zuid V, Bijvoegsel 75-86.
Blz. 215. Verg. nog vlaamsch g(e)handig, gehandzaam, g(e)lukken, g(e)raden, g(e)raadsel, geraadzaam met de Hollandsche vormen zonder ge- (zie Ned. Wdb. en De Bo op die woorden en op Ge-).