Taal en Letteren. Jaargang 1
(1891)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
Zich.Dat het wederkeerend persoonlijk voornaamwoord zich in het laatst der middeleeuwen uit het Duitsch werd overgenomenGa naar voetnoot1); dat het langen tijd naast hem of haar werd gebruikt en het die vormen sedert de 17e eeuw in bepaalde gevallen uit de schrijftaal begon te verdringen; dat het in sommige streken van ons land in de taal van het dagelijksch leven zelden of nooit wordt gehoordGa naar voetnoot2); dat het tot den huidigen dag zelfs in de schrijftaal nu en dan voor hem of haar moet plaats makenGa naar voetnoot3) - dit alles zijn overbekende zaken. Maar voorzoover ik weet heeft men zijn aandacht tot dusverre nooit gewijd aan het zonderlinge verschijnsel, dat er gevallen zijn, waarin het uiterst moeielijk is, uit te maken, of men in de beschaafde Nederlandsche schrijftaal (die toch anders onder zoo ontzaglijk veel voorschriften gebukt gaat) hem (haar) moet gebruiken dan wel zich. Ik heb getracht den stand van zaken in de volgende regels weer te geven. Hoofdregel. Wijst het persoonlijk voornaamwoord van den derden persoon terug op het onderwerp van den zin, waarin het voorkomt, dan gebruikt men zich. Voorbeelden: Hij wascht zich. Zij vergiste zich. Ik geloof, dat zij zich bekeerd hebben. Daarentegen: Hij hoopte, dat hem eenige hulp (onderw.) zou worden verleend. | |
[pagina 190]
| |
Opmerkingen. 1. In beknopte zinnen gebruikt men zich, wanneer dit vnw. op het (niet uitgedrukte) onderwerp van den beknopten zin moet terugslaan. Voorbeelden. Hij hoopte, zich door anderen te zien ondersteunen. Het is vreeselijk, zich voor te stellen, hoe die menschen geleden moeten hebben. Daarentegen: Hij verzocht zijn vriend, hem te wtllen waarschuwen, wanneer het tijd was. Hem wijst hier wel het onderwerp van den hoofdzin, maar niet dat van den bijzin aan. Hij beschouwde die brochure als tegen hem gericht (alsof zij tegen hem gericht was). 2. De moeilijkheden, waarop ik in 't begin van dit artikeltje wees, ontstaan in het algemeen dan, wanneer wij met bepalingen te doen hebben, die, zonder beknopte bijzinnen te zijn, evenals deze door volledige bijzinnen kunnen worden vervangen. Want het onderwerp van zulk een vervangenden bijzin zal veelal ongelijk zijn aan dat van den hoofdzin; en duidt nu het pers. vnw. van de bepaling het onderwerp van den hoofdzin aan, dan zal degene, die in den volzin slechts een enkelen zin ziet, zich gebruiken, terwijl een ander, die de bepaling voelt als de kern van een bijzin, hem of haar zal willen bezigen. a. Die onzekerheid in 't gebruik bestaat niet, wanneer het persoonlijk voornaamwoord bepaling is van een attributief bijvoeglijk naamwoord; in dat geval toch handelt men steeds alsof men te doen had met een beknopten zin. Voorbeelden. Wij hebben hier te doen met een op zich zelf staand geval (met een geval, dat op zich zelf staat). Hij ging in die dagen veel om met een zich ernstig inspannenden student (met een student, die zich ernstig inspande). Daarentegen: Hij genoot van een voor hem vrij goede gezondheid (een gezondheid, die voor hem vrij goed was). Zij gaf een aantal door haar vertaalde werkjes uit (werkjes, die door haar vertaald waren). Toen besloot hij, in den voor hem laatsten tour, zijn carrière in het edele ballenspel (in den tour, die voor hem de laatste was). b. Er heerscht eenige onzekerheid, wanneer bij de ww. zien, hooren, voelen, vinden een infinitief (met de beteek. van een tegenw. deelw.) staat, waarbij een voorzetsel met een pers. vnw. behoort. Ik bedoel hiermede niet, dat ieder individu bij het kiezen aarzelen zal. In de Saksische streken van ons land zal men meer neiging hebben om zich te gebruiken dan in de Friesche of Frankische. Maar wij staan voor het feit (uit een vrij groot aantal waarnemingen is het | |
[pagina 191]
| |
mij gebleken), dat ontwikkelde Nederlanders, dat beoefenaars onzer taal, òf twijfelen, òf elkander lijnrecht tegenspreken. Voorbeelden. Maar op hetzelfde oogenblik zag hij een woesten boerenknaap op hem afkomen (v. Lennep). (In de schrijftaal is zich hier gebruikelijker). Hij hoorde de boeven zich van hem verwijderen (van zich wordt door het voorafgaande zich verwerpelijk). Zij voelde de betoovering van zich (haar) wijken. Hij vond den knecht op hem (zich?) zitten wachten. Vgl. ook: Hij vond den knecht op hem wachten. c. Wanneer een werkwoord een lijdend voorwerp bij zich heeft, benevens een praedicaatsadjectief (of bepaling van gesteldheid), dat wordt gevolgd of voorafgegaan door een voorzetsel en een persoonlijk voornaamwoord, hetwelk terugwijst op het onderwerp van den zin, dan bestaat er eveneens twijfel omtrent de keuze van hem (haar, hen) of zich. Voorbeelden. Hij vond dat huis veel te groot voor hem alleen (of: zich alleen). (Vgl.: Hij vond, dat het huis veel te groot was voor hem alleen). De professor oordeelde het middel voor hem (voor zich) minder geschikt. Zij acht die dienstbode onbruikbaar voor haar (zich). De vorst verklaarde het voorste nadeelig voor hem (zich). Slaat het pers. vnw. terug op het voorwerp, dan gebruikt men altijd zich. Hij gelooft hem verstandig genoeg om op zich zelven te passen. Zij vindt het op zich zelf niet verkeerd. (Vgl.: Zij vindt het voor haar [zich?] zelf niet verkeerd). Ieder weet, dat de schrijftaal dikwijls zich eischt, waar de spreektaal hem, haar, hen gebruikt. Daaraan valt het m.i. toe te schrijven, dat men bij twijfel tusschen hem en zich onwillekeurig geneigd is, voor zich te stemmen. Men geve zich van die partijdigheid rekenschap, alvorens te beslissen. Nog één voorbeeld, waarin op de moeilijkheid een helder licht valt. Wat beteekent: Zij vindt haar man voor zich te streng? Te streng voor zich zelf of te streng voor haar? Moet men in 't laatste geval dan niet schrijven: Zij vindt haar man voor haar te streng? Wie zonder voorbehoud ja antwoordt, veroordeelt het gebruik van zich in al die gevallen van c, waar wij het tusschen haakjes plaatsten! Wij zouden zoo crimineel niet wenschen te zijn. Niet zelden immers erkent de spraakkunst het goede recht van twee verschillende vormen. Waarom ook niet hier? Hoofdzaak is: duidelijkheid. Waar ons | |
[pagina 192]
| |
taalgevoel de keuze toelaat, zullen wij zich schrijven, waar hem dubbelzinnig zou kunnen zijn, en omgekeerd. En waar noch taalgevoel, noch juistheid van uitdrukking ons tot een keuze dringen, daar beslisse ieder naar zijn smaak. Mocht iemand over die ongeregeldheid het voorhoofd fronsen, ik zal hem troosten met eene verwijzing naar het Fransch, dat ten opzichte van soi en lui even bandeloos - of wil men: even vrij is. Zoo schrijft men zoowel: Il ne lui donna rien et prit tout pour soi, als: Il ne lui donna rien et prit tout pour lui-même.Ga naar voetnoot1) Amst. R.A. Kollewijn. |
|