Kleurnamen.
Algemeen is bekend, dat ook kleurnamen vaak hunne beteekenis wijzigen. In onze taal hebben wij het voorbeeld van ‘root gout,’ dat zoo veelvuldig in 't Mndl. voorkomt, terwijl wij thans onmogelijk het goud rood kunnen noemen. Vondel spreekt nog van het roode goud, niet alleen als epitheton, maar ook op deze wijze:
waer toe 't recht in parckement geschreven,
Met letters, rood van goud, gestarckt met heerlijck wasch!
Wat wij purperkleurig noemen, noemt Vondel ook paers, b.v.:
Het tafelbedde blinckt van 't Iliasche paers,
En 's purpers glans vermeert bij toorts, en wassekaers.
Evenals sommige dichters van purperen bloed spreken, noemt Vondel het bloed soms paers, b.v.:
Beschildert uw' gewaed met bloed, en paersse strepen.
d.i. strepen van paarsch bloed;
(hij) plengde, met een' heylgen schijn
paers menschenbloet, in plaats van wijn.