Kleine meedeelingen over boekwerken.
GRUNDRISS DER GERMANISCHEN PHILOLOGIE,
herausgegeben von H. Paul.
Tot heden toe bestond er geen algemeen overzicht van de Germaansche Philologie in hare historische ontwikkeling en samenstel, noch kon men zich in elk harer onderdeelen gemakkelijk van den stand der wetenschap op de hoogte stellen.
Met dezen ‘Grundriss’ is den studieman ‘ein Gesammtüberblick über die einzelnen Zweige der Germanischen Philologie in knapper, systematischer Darstellung’ gegeven. Kunnen zij, die met deze studie beginnen, hier hun kennis vermeerderen en afronden, ook voor mannen van het vak bevat het veel belangrijks.
Over ‘Begriff und Umfang’, en ‘Geschichte der Germ. Philol.’, alsook over ‘Methodenlehre’ handelt Paul. Daarin geeft hij kort en beknopt de wording en ontwikkeling dezer wetenschap; ontvouwt de beginselen der historische studie van taal en letteren, en wat eisch is bij uitlegkunde en kritiek, voor taalvorscher en letterkundige.
Over ‘Runen’ en ‘Die latein. Schrift’ in de ME., deelen Sievers en Arudt vele bijzonderheden mede; de eerste bijdrage opgeluisterd door een ‘Schrifttafel’.
De eenvoudige ‘Phonetik’ van Sievers is een excerpt, vermeerderd en gewijzigd, met vele nieuwe, alle uit het Germaansch genomen voorbeelden verduidelijkt, van het Iste deelder serie Indo-Germ. Grammatiken.
Een der aantrekkelijkste gedeelten van dezen Grundriss is de ‘Vorgeschichte der Germ. Dialekte’ door Kluge: welke gevolgtrekkingen uit de studie van de Germ. en Indo-Germ. talen gemaakt mogen worden voor het Oudgermaansch. Daarin wijst hij op den invloed van het Keltisch, Latijn, Grieksch, Slavolettisch, enz. op de taal der oudvaderen: dit alles in de Einleitung; dan bespreekt hij het Consonantisme, accentleer, vocalisme, ‘auslautgesetze’, oost- en westgerm. conjugatie, declinatie, en woordvorming. Vele zelf opgespoorde resultaten worden hierin medegedeeld.
De geschiedenis van het Gotisch wordt door Sievers behandeld; die van het Nederlandsch, taal en letteren, door Dr. J. te Winkel; deze behooren tot de leerzaamste hoofdstukken van het boek.
Nog dienen genoemd de studiën over het Friesch, Duitsch en Engelsch; terwijl de aandacht van velen niet ontgaan mag de interessante artikelen over Mythologie, Recht, Zeden, Krijgswezen en ‘Wirthschaft’.
Ten slotte moet herinnerd aan: ‘Die Behandlung der lebenden Mundarten,’ waarin de deutsche en niederländische Mundarten door Kauffmann; aan de Metriek, o.a. der altgermanischen, en alliteriereuden Dichtung; aan de Beeldende Kunst, en Muziek, en aan het ‘Übersicht über die aus mündlicher Überlieferung geschöpften Sammlungen der Volkspoesie.’
Het geheel wordt een werk, onmisbaar voor ieder, die wetenschappelijk een of meer Germaansche vakken wil beoefenen, hetzij hij meer aan Literatuur, of aan Linguistiek, hetzij hij aan een ouder of aan een jonger tijdvak de voorkeur schenkt.
Dat het geheel op de hoogte der tegenwoordige wetenschap zal zijn, daarvoor staan de verschillende medewerkers, w.o. Von Amira, Behaghel, Meier, Schultz, Symons, Wright, - indien niet reeds Paul - met hunne namen voldoende borg.
B.H.