De taal- en letterbode. Jaargang 5
(1874)– [tijdschrift] Taal- en letterbode, De– AuteursrechtvrijSpook.Er is nog ander zeer merkwaardig, maar, wat zijn afleiding betreft, vooral niet minder lastig woord, waarin het gemeenlandsche dialect, d.i. de beschaafde Nederlandsche spreektaal niet o naast oe, maar uitsluitend o heeft bewaard. Dit zoo merkwaardige en zoo geheimzinnige woord is spook. Te Winkel heeft aan dit woord door al de uitgaven van zijn Nederlandsche spelling heen, steeds een zachte o toegeschreven met verwijzing op het Hoogduitsche spuCKen. Dit is een vergissing, en, misschien ten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevolge van deze vergissing, merkte de anders zoo schrandere man niet, dat de o van dit spook vooral niet minder Platduitsch of gewestelijk of liever Saksisch is dan de ô van Wôdan. Ons spook is namelijk in 't Hoogduitsch niet Spuck (Spucke, f. beteekent spuw, spog, en spucken is spuwen), maar Spūk, met een lange ū en evenzoo spoken-spūken. Het Duitsche woord Spūk is alweer meer Nederduitsch dan Hoogduitsch. Immers beantwoordt aan een rechtschapen Nederlandsche k in 't Hoogduitsch niet k, maar ch;
Hoe gaat dit in zijn voegen? Zeer eenvoudig. Spook is een Nederduitsch woord, dat in 't Hoogduitsch is overgenomen zonder de k in ch te veranderen, en wel uit een streek waar de ô reeds in ū was overgegaan. Het Nederlandsche woord is op het o-punt blijven staan, het heeft nog denzelfden klinker, dien het reeds in Reineke Vos vs. 6032 vertoont. Spook is dus bepaald een achterblijver. Dit blijkt ten eerste uit het Duitsche Spūk vergeleken met
Hieruit zien we dat aan een Hd. ū een Nederl. oe beantwoordt. Hoogduitsch Spuk eischt dus Nedl. spoek. Verder blijkt de achterlijkheid van spook ook uit een vergelijking met de gewestelijke uitspraak. In 't Groningsch klinkt spook namelijk spouk en aan een Groninger ou beantwoordt geen Nedl. oo, maar oe: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus eischt ook Gron. spouk geen Nedl. spook, maar spoek. Ook het Nederduitsch in de buurt van Göttingen zegt Spauk. Zoowel het Groningsch spouk als 't Nedd. Spauk berusten op spoek d.i. spūk; want beide zijn door versterking uit spūk geboren. Het onversterkte spoek (spūk), dat aan het versterkte Groningsche spouk ten grondslag ligt, hoort men in een groot deel, van Overijsel waar men spoek (= spūk) gebruikt met het verkleinwoord spükien. De Groningsche en de Overijselsche vormen staan weer in hunne gewone verhouding, d.i. de Groningsche vorm is de versterking van den Overijselschen. Ten opzigte van den Umlaut trekken de verwante taaltakken geenszins ééne lijn, zooals uit de hier volgende vergelijking is te zien.
Ook in de werkwoorden is geen overeenstemming:
Of deze Umlaut op een ouderen vorm steunt of niet, laat zich niet uitmaken, want het gaat met spook evenals met romer - tot nu toe is er in de oudste overblijfselen van onze taalverwanten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen spoor van te ontdekken. 't Woord is, zooals de Duitschers zeggen, dunkler Herkunft. Ik heb in den laatsten tijd veel, zeer veel moeite gedaan om den sluijer, die den oorsprong van dit woord verbergt, een weinig op te ligten; ik heb alle mogelijke vormen, waaronder het woord zich vertoont, zooveel mogelijk bij een gebracht; menscheu uit verschillende hoeken van dit land en aangrenzende streken het leven erg lastig gemaakt door allerlei arglistige vragen, ten einde achter de oorspronkelijke, zinnelijke beteekenis van dit raadselachtig woord te komen, en ik geloof wel dat ik eenig licht in de duisternis begin te zien schemeren, doch de geschiedeuis is zoo lang en zoo vreemd, dat ik mijn schemerlichtje voor dezen keer maar niet op de korenmaat zal zetten. Ik zal mij vergenoegen, met te hebben aangetoond, dat de oo in het door ieder beschaafd Nederlander in de landstaal gebezigde woord spook van denzelfden aard is als de oo van de boven behandelde woorden zwoord, woord en romer; namelijk een Sakser of Nederduitscher die het niet tot den Nederlandschen oe-klank heeft kunnen brengen, maar stug op het ouderwetsche o-punt is blijven staan.
J. Beckering Vinckers. Java, XIX Februarij 1874. |
|