Bladvulling.
Dr. W.L. Van Helten deelt in zijn werk: ‘Proeven van Woordverklaring’ (bl. 10) mede, hoe Jan de Brune voor ruim tweehonderd jaar de aandacht vestigde op de ‘menighvoude beteikenissen (van) het woordeken Bruyen’. Hij stond hierin niet alleen. Merkwaardig is, hetgeen aangaande dit woord voorkomt in No 133 van het ‘Poespasje, vermengt in een Olipodrigo van CCLXIV vaarsen’ te vinden in: ‘De vol-geestige Werken van Salomon Rusting, Med. Dr. 1699’.
Het sinrijk Bruywoort, en hetgeen men deriveert
Van bruyen, dient wel om zijn sinrijkheyt geleert:
't Is springen, lopen, doen, verquisten, domineren,
't Is klimmen, snijen, en verquanselen, beseeren,
Quaatmaker, futselen, verderven, plagen, gaan,
En smijten, schoppen; en 't is ook foppen, steken, slaan;
't Is komen, seggen; en 't is kappen, vliegen, vallen,
Etcetera: ja dat noch 't mooysten is van allen,
Vrouw-eeren; is 't niet recht? Wie heeft van sulk een woort
So sinrijk, ergens in de werelt meer gehoort?