De Taalgids. Jaargang 9
(1867)– [tijdschrift] Taalgids, De– Auteursrechtvrijauteur:
bron: L.A. te Winkel en J.A. van Dijk (red.), De Taalgids, Tijdschrift tot uitbreiding van de kennis der Nederlandsche taal, Negende jaargang. C. van der Post Jr., Utrecht 1867.
[p. 198] | |
Als Reinaert zich in het gewaad van een ‘begheven clusenare’ aan Cantecleer vertoont, en dezen gerust poogt te stellen, dat hij voortaan niets meer van hem te vreezen heeft, zegt hij: Nu moghedi wel vorwaertmeer
Van mi sonder hoede leven:
Ic hebbe bi der scole vergheven
Al vleesc ende vleeschsmout.
De uitdrukking bi der scole levert eene zwarigheid, die nog niet is opgelost. Grimm ging ze onopgemerkt voorbij. Willems vatte scole op als verzameling, en verstond het als ‘de geestelijke gemeenschap in het klooster,’ waar Reinaert van zijne begeerlijkheden afstand gedaan had. Doch nergens blijkt, dat die gemeenschap ooit scole genoemd is, en Reinaert doet zich niet voor als een kloosterling, met anderen in gemeenschap levende, maar als een ‘hermijt’, een ‘clusenare.’ Met die verklaring kon Dr. Jonckbloet dan ook geen vrede hebben. ‘Bedorven lezing’, zegt hij, en voegt er bij: ‘Misschien binder scole, hoewel ik meen, dat de fout in scole steekt.’ De Reinardus Vulpes en de Nederduitsche Reineke geven geen licht. De eerste heeft (vs. 165): Devovi carnes et pinguia mandere cuncta.
De laatste (vs. 362): Ik hebbe my gans begeven,
Alle vlêsch vorlovet mit ên.
| |
[p. 199] | |
Te recht merkte Dr Jonckbloet op, dat wij hier met eene bedorven lezing te doen hebben, en dat de fout in scole steekt. De verandering van ééne letter - zoo 't al eene verandering heeten mag, want c en t worden in de hss. telkens verward - brengt alles in orde en herstelt eene merkwaardige spreekwijze, die door den afschrijver verduisterd werd. De dichter schreef: Ic hebbe bi der stole vergheven
Al vleesc ende vleeschsmout.
Om de juistheid dezer verbetering te doen gevoelen, is eenige verklaring noodig. De stole, thans stool lat. stola, is de breede band, dien de priester bij het verrichten van den heiligen dienst om den hals en de schouders draagt. Zij herinnert aan de smarten, door Christus geleden, inzonderheid aan de banden, waarmede hij aan den geeselpaal werd vastgehecht (verg. Bedied. der Missen, vs. 193-208, Lekensp. II, 51, 119-126). Als zoodanig is zij het zinnebeeld van bereidwillige onderwerping en gehoorzaamheid. ‘Stola circundata collo’, zoo luidt eene aanhaling bij Du Cange (VI, 378), ‘ad inferiora descendens, significat obedientiam Fi ii Dei, et jugum servitutis, quod pro salute hominum portavit.’ En in de Sacrae Liturgiae praxis, juxta ritum Romanum, van P.J.B. de Herdt, leest men (T. I, p. 1, no. 51): ‘Stola significat funes Christi collo injectos, vel crucem humeris impositam, et in sensu morali jugum Domini et obedientiam, ad quam denotandam ambabus manibus collo imponitur, et extremitatibus cinguli colligatur, quia obedientia virtus generalis est et virtutes virtutibus sociantur’1). De Kerk maakte van dit zinnebeeld een eigenaardig gebruik bij het afnemen der plechtige gelofte, waarbij iemand zich verbond tot onderwerping en gehoorzaamheid, tot armoede en onthouding, tot afstand van alle wereldlijke begeerten. De persoon, die deze verbintenis op zich nam, knielde dan | |
[p. 200] | |
voor den geestelijke neder, die hem een der beide uiteinden der stool - het juk der gehoorzaamheid - op het hoofd legde; en in die houding deed hij zijne gelofte. Men noemde die plechtigheid: sub stola votum deponere, d.i. stola capiti imposita, gelijk het door Du Cange verklaard wordt (VI, 379). Ziehier eene plaats uit eene oorkonde van Bisschop Jan van Kamerijk, t. w. den stichtingsbrief van het hospitaal van St.-Jan den Dooper te Brussel, van 't jaar 1211 (dus juist uit den tijd van den Reinaert), bij Du Cange aangehaald: ‘Statuimus, quicumque divina inspiratione tractus in eadem domo se Deo famulaturum obtulerit, non prorsus ad obedientiam recipiatur, nisi quatuor mensibus tanquam novitius inter fratres et sorores conversando probetur - Tunc demum, si - unicorditer placuerit, saeculo et propriis ac propriae voluntati renunciet, votum continentiae sub stola in manu sacerdotis deponat.’ Evenzoo leest men in een ander stuk, den stichtingsbrief van het St.-Geertruid's-hospitaal, van 1255: ‘Votum continentiae sub stola in manu sacerdotis deponat, jugum obedientiae super se tollat.’ De bedoeling van Reinaert is dus blijkbaar deze, die het allerbest in het verband zijner woorden past: ‘Ik heb het votum sub stola gedaan, de plechtige gelofte van onthouding afgelegd, en daarmede van alle begeerlijkheden, van alle vleesch en vet, afstand gedaan.’
M. de Vries. |
1)Deze aanhaling heb ik te danken aan de heuschheid van den Eerw. Heer W. Wessels te Hilversum.
|