|
| | | |
Antwoord aan Mr. A. Bogaers op zijne vraag aan de Redactie van den Taalgids, voorkomende, jaarg. VIII, blz. 268 vlg.
Weledelachtbare Heer!
Tot mijn spijt ben ik nog niet in staat om naar eisch, en zooals ik zelf wenschen zou, te voldoen aan het verlangen, in het voorgaande stuk van dit Tijdschrift door UWEA, uitgedrukt. Mij ontbreken vooralsnog de noodige gegevens om de beteekenis van het werkwoord verrichten naar behooren op te maken en met bewijzen te staven. Onder het bewerken van het Wdb. d. N. T. is bij nagenoeg elk artikel van eenigen omvang gebleken, dat de eindresultaten nu meer, dan minder, soms zelfs aanmerkelijk, verschilden van
| | | |
de voorstelling, die de redacteurs, om zoo te spreken, medebrachten, toen zij het artikel ter hand namen. Die ondervinding maakt mij eenigszins huiverig om ons werk als 't ware vooruit te loopen; ik vrees iets te zullen zeggen, dat ik later zal moeten terugnemen. Evenwel wil ik gaarne doen wat ik kan, en mijne voorloopige meening opgeven, U en alle overige lezers van dit Tijdschrift beleefdelijk verzoekende het volgende slechts aan te merken als een praejudicium, dat later herzien en door een eindoordeel zal vervangen worden, maar geenszins als eene gevestigde overtuiging, op een nauwgezet onderzoek gegrond.
Mijne mededeeling zal echter, hoop ik, in elk geval dit nut hebben, dat ook anderen over de beteekenis van verrichten zullen nadenken, en hun gevoelen mededeelen.
Verrichten is een bedrijvend (transitief) werkwoord: men verricht altijd iets. Dit iets is steeds een werk, dat aan zekere eischen moet voldoen, en dat eigenlijk niet verricht is, wanneer de uitvoering daaraan niet beantwoordt. Dit sluit ook in, dat aan het werk eenmaal een einde moet kunnen komen, zoodat het eenmaal gedaan of afgedaan kan heeten. Men verricht eene kunstbewerking, eene operatie, eene taak.
De afleiding brengt die begrippen mede. Het woord is, evenals verblijden, vervroolijken, verzoeten enz., gevormd van een adjectief, van recht (richt), genomen in den zin van behoorlijk, volkomen, ter dege, die ook aan gr. ορθος (recht) eigen is, en in welken het voorkomt in rechtzinnig, rechtgeloovig, recht blijde, recht vergenoegd, recht vroolijk, Gij zijt een rechte guit, Hebt gij dat wel recht? en in de Hoogduitsche uitdrukkingen: Das ist mir recht, nicht recht; Die stiefel sind mir recht; Ich weisz es ihm nicht recht zu machen. Verrichten is dus eigenlijk (iets, een werk) recht maken, het zóó doen dat het recht, goed, behoorlijk uitvalt.
Het kan dus van zelf niet toegepast worden op werkingen, waarvoor geene norm bestaat, als geeuwen, slapen, droomen, vallen, bezwijmen, sterven enz., waarvan
| | | |
men niet kan zeggen, dat iemand ze goed of niet goed doet.
Synoniemen van verrichten zijn doen, volbrengen en afdoen. Wat men doet, kan zoowel slecht en onvolledig, als goed en volledig geschieden; volbrengen onderstelt, dat het werk moeielijk of onaangenaam is, of althans zoo beschouwd wordt, een bijdenkbeeld, niet verbonden aan verrichten. Dit omvat het gansche werk van het begin tot einde; afdoen ziet niet zelden alleen op het laatste gedeelte van het werk, waardoor dit afkomt: men kan een werk afdoen, dat een ander heeft laten steken; doch dan heeft men het niet verricht.
Verrichten wordt meestal van personen gebezigd, maar niet uitsluitend; men zegt ook: In de fabrieken worden verscheidene werkzaamheden, die voorheen een groot aantal handen vereischten, thans door werktuigen verricht. Het kunnen, niet het willen en mogen, komt daarbij in aanmerking: eene machine verricht alleen dan eene bewerking, als zij daarvoor behoorlijk is ingericht. Op de plantages verrichten slaven, in de fabrieken niet zelden kinderen gedwongen allerlei arbeid, dien zij uit zichzelven niet zouden doen, en waarvoor zij derhalve ook niet zedelijk aansprakelijk zijn. Verrichten verschilt dus van handelen, dat, van hand afgeleid, noodwendig als subject een persoon vereischt, die wil. Handelen onderstelt ook volstrekt niet, dat men iets afdoet of ten einde brengt; immers men zegt: Gij moogt niet stilzitten, gij moet handelen, al zoudt ge uw doel ook niet bereiken.
Heb ik mij ditmaal niet wederom vergist, dan vloeit uit het aangevoerde voort, dat ik mij niet juist heb uitgedrukt, toen ik beweerde, dat de passieve vorm in exsistentiale oordeelen alleen dan kan plaatsgrijpen, wanneer er sprake is van werkingen, met opzet door personen verricht. Men zegt zeer goed: Er wordt schaatsen gereden, gelachen, gebabbeld, kwaadgesproken, gevloekt, gelasterd enz., alle werkingen, die onder de categorie van handelingen vallen, maar niet onder die van verrichtingen, omdat zij geene norm, of althans geen terminus, geen eindpaal hebben.
| | | |
Ziedaar, Weledelachtbare Heer, wat ik op dit oogenblik meen van de beteekenis van verrichten te kunnen zeggen; doch ik ben overtuigd, dat het gebrekkig en zeer voor verbetering vatbaar is.
Ons tijdschrift bij voortduring in Uwe belangstelling en medewerking aanbevelende, heb ik de eer mij met de meeste hoogachting te noemen
UWE Achtb. dv. dien.,
L.A. te Winkel.
|
|
|