Woorden en uitdrukkingen die schertsenderwijs gevormd zijn.
Onder het lezen van de eerste bladzijden der Verhandeling, onder bovenstaanden titel geplaatst in dezen jaargang, herinnerde ik mij de werkwoorden: overduivelen, tiendepenningen, spanjaarden en baarlijke duivelen, als bijdrage voor hen die een ‘lijvig woordenboek’ willen zamenstellen.
De woorden komen voor in de leerredenen van Kornelis Adriaansz., gemeenlijk Broer Knelis genoemd, geboren te Dordrecht in 1521 en in 1548 Minrebroeder te Brugge, waar hij gepredikt heeft. Ziehier een paar aanhalingen uit zijn sermoenen, om het bestaan dier woorden te bewijzen:
‘Ou! wat meen dy! dat wy dul en zot zijn, ende dat wy ons zoo zullen laaten overduivelen van deeze Duitsche verraders?....
‘Ba, goeliens, is 't nu niet wel getiende penningt en ge. …? Ba wat een bril heeft onze Cousijn nou op zijn neuze; kan hij daardoor wel zien? Ik geloove wel neen. Ba! zoo zou men tiende penningen, dat er eene niewe natie komt om die te weeren, gelijk te Vlissingen. Ey, ey! is 't nu niet wel gespanjaart, ja gebaarlijke duivelt?’ enz.
Deze redenaar wordt in zijn latijnsch grafschrift te Brugge genoemd:
‘Een zeer welsprekende uitlegger der godgeleerdheid, die dertig jaren achtereen de gemeente van Brugge, met een ongelooflijke bevalligheid (sic), vrucht en nuttigheid, door een zeer zoet voedsel van het goddelijke Woord, heeft gespijsd: zaaiende een zaad waarlijk Evangelisch.’
Hij was ‘de luister, eer en pronk van 't Christenrijk.’ (!!!)
H.O.