F. Elk hoofd van een huisgezin of eene samenwoning geeft uiterlijk binnen twee weken kennis aan den ambtenaar, belast met het houden van het bevolkingsregister, van ieder lid, dat in het huisgezin, of de samenwoning wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende dienst- en werkboden daaronder begrepen.
Die kennisgeving gaat vergezeld van opgaven om in de registers te worden ingeschreven.
G. Dezelfde kennisgeving geschiedt door afzonderlijk levende personen, wanneer zij andere personen in hun huisgezin opnemen.
H. Bestuurders van instellingen, gestichten of inrichtingen, waar personen onder eenig bestuur samen wonen, geven aan den ambtenaar, belast met het houden van het bevolkingsregister, kennis van alle personen, die in die samenwoning zijn opgenomen of er zijn uitgetreden. Zij vermelden tevens bij de opneming van personen, voor zooveel noodig, of die personen behooren tot de bevolking voor wie die instelling bestemd is, dan wel of zij behooren tot het bestuur of het personeel of tot het gezin van een dezer.
De kennisgeving sub H geschiedt den 15den en den laatsten dag van iedere maand, of, zoo een dier dagen op een Zondag of een erkenden Christelijken feestdag valt, op den volgenden dag.
De verplichting tot kennisgeving als sub F, G en H. bedoeld, rust, voor zooveel betreft personen, die werkelijke woonplaats hebben binnen het gebied eener plantage of onderneming, op het hoofd dier plantage of onderneming.
De verplichting vervalt, wanneer langs een anderen weg de vereischte kennisgeving voor het bevolkingsregister gedaan is.
I. Onverminderd het bepaalde in deze paragraaf, is een ieder, door den ambtenaar, belast met het houden van het bevolkingsregister, daartoe opgeroepen, verplicht, tot het doen der opgaven, welke vereischt worden om de bevolkingsregisters in te vullen.
Tegen het niet voldoen aan de opgemelde verplichtingen zijn geldboeten bedreigd van ten hoogste f 500.- of hechtenis van ten hoogste 6 maanden.