Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1913

(1912)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– rechtenstatus

Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Bijlage B.

Besluit van 26 Mei 1902 (G.B. No. 13), ter uitvoering van art. 2, laatste lid, van de verordening van 26 Mei 1902 (G.B. No. 11), tot nadere wijziging van de tariefverordening, zooals dit werd gewijzigd bij Besluit van 7 October 1912 (G.B. No. 86).

IN NAAM DER KONINGIN!

DE GOUVERNEUR VAN SURINAME,

Overwegende dat, ter uitvoering van art. 2, laatste lid, van de verordening van 26 Mei 1902 (G.B. No. 11), tot nadere wijziging van de tariefverordening, het noodig is het navolgende vast te stellen;

Heeft, den Raad van Bestuur gehoord, besloten:

Art. 1.

De vrijdom van invoerrecht voor zout, zoowel ruw als geraffineerd, benoodigd voor het looien van leder of het zouten van huiden, wordt verleend onder de voorwaarden bij dit Besluit vastgesteld.

Art. 2.Ga naar voetnoot(*)

De invoerrechten, betaald op den voet der bestaande verordeningen tot vaststelling der formaliteiten, in acht te nemen bij in- en uitvoer, zullen voor de toepassing van dit Besluit als eene zekerheidstelling voor het bedrag der invoerrechten worden beschouwd.

Behalve het bij die verordeningen bepaalde omtrent den inhoud der specifieke aangifte ten invoer, zal in die aangifte steeds worden vermeld, dat de invoerder vrijdom van invoerrechten verlangt, zoomede de bergplaats waar het zout zal worden opgeslagen en ook de looierij of zouterij waar het zout zal worden verbruikt.

Art. 3.

Het zout wordt onmiddellijk na de lossing door den belanghebbende en op diens kosten overgebracht naar de in het vorig artikel bedoelde hergplaats, onder toezicht van ambtenaren der belastingen.

Deze bergplaats is aan voorafgaande goedkeuring van den Controleur onderworpen.

Geen opslag van zout is toegelaten in eene bergplaats, waarin zich nog onvermengd zout bevindt.

Gedurende den tijd dat zich in deze bergplaats onvermengd zout bevindt, zullen er geene andere goederen aanwezig mogen zijn dan de stoffen in art. 4 van dit Besluit bedoeld, en zal de bergplaats onder sluiting van de administratie blijven.

Art. 4.

De vermenging geschiedt ter keuze van den vrijdom genietende per 100 kilogram zout met:

a.	5 kilogram gemalen afval van tabaksstelen of 5 kilogram fijne afval van tabak, aan welke stoffen is toe te voegen 2½ decagram ruwe dierlijke olie;
b.	2 hectogram creosootolie, een gehalte aan phenylzuur hebbende van tenminste 60 percent;
c.	4 hectogram dunne steenkolenteer;
d.	2 hectogram carbolzuur, een gehalte aan phenylzuur hebbende van tenminste 60 percent;
e.	2½ deciliter kerosine olie;
f.	1 kilogram zwavelzure magnesia, indien geraffineerd zout voor gekleurd leder wordt aangeboden.

De stoffen met cursieve letters vermeld, mogen niet door den belanghebbende verstrekt worden, maar worden op zijne kosten door de administratie geleverd.

Zout in stukjes grooter dan 3 c.M³ wordt vóór de vermenging van wege den belanghebbende fijn gemaakt.

De vermenging geschiedt in alle lopzichten overeenkomstig de aanwijzing van den ambtenaar, voor het toezicht aangewezen, in de bergplaats op de aangifte vermeld.

Art. 5.

De vermenging van het zout op eene der wijzen in art. 4 omschreven, zal plaats vinden binnen 6 maanden na de dagteekening der aangifte ten invoer.

De ambtenaren zijn bevoegd het zout vóór de vermenging te wegen, alsmede om monsters te nemen zoowel van de stoffen waarmede vermengd zal worden, als van het vermengde zout.

De vrijdom genietende is gehouden de noodige werklieden en een weegtoestel met gewichten, alsmede de vereischte bussen of flesschen voor berging der monsters te verstrekken.

Na de vermenging wordt het zout ter vrije beschikking van den vrijdom genietende gesteld.

De ambtenaar met het toezicht bij de vermenging belast, zal daarvan melding maken op de kwitantie van den belanghebbende.

Art. 6.

Na de vermenging van het zout heft de ontvanger tegen intrekking der kwitantie de zekerheidstelling op.

Geschiedt de vermenging der op ééne aangifte ingevoerde hoeveelheid zout niet in haar geheel, dan wordt de zekerheidstelling niet opgeheven dan nadat de geheele partij is vermengd.

Indien de vermenging van de op eene aangifte vermelde hoeveelheid zout niet binnen den in art. 4 gestelden termijn heeft plaats gehad, dan wordt het onvermengde zout ter vrije beschikking van den belanghebbende gesteld en het gestorte bedrag, als invoerrecht verantwoord.

Indien minder dan de op eene aangifte vermelde hoeveelheid zout ter vermenging is aangeboden binnen den in art. 4 gestelden termijn, dan worden voor dat mindere de verschuldigde invoerrechten van de zekerheidstelling ingehouden en als invoerrecht verantwoord.

Art. 7.

De ontvanger houdt in een daarvoor bestemd register, met aanhechting der aangifte, aanteekening van het zout dat overeenkomstig de bepalingen van dit Besluit wordt ingevoerd, met vermelding van de bedragen, die voor zekerheidstelling van de invoerrechten worden ontvangen.

Verder wordt in dit register melding gemaakt van de terugbetaling of van de overbrenging in het journaal van invoerrechten der als zekerheidstelling ontvangen gelden.

Art. 8.

Gedurende den tijd, dat in de looierij of zouterij, op de aangifte vermeld, gewerkt wordt zal de toegang, tot deze voor de ambtenaren der belastingen onbelemmerd moeten wezen.

Art. 9.

Het is verboden,

a.	middelen aan te wenden of te doen aanwenden om de stoffen, waarmede het zout vermengd is, weder geheel of gedeeltelijk daarvan af te scheiden;
b.	het vermengde zout aan te wenden voor eenig ander doeleinde dan waarvoor de vrijdom strekt.

Art. 10.

Bij overtreding van dit Besluit kan door den Administrateur van financiën aan den vrijdom genietende de bevoegdheid tot verdere inslagen van zout met vrijdom van invoerrecht worden ontzegd.

Indien blijkt dat door een vrijdom genietende meer zout met vrijdom wordt ingevoerd dan voor het bedrijf noodig is te achten, kan de Administrateur van financiën den vrijdom beperken tot eene door hem te bepalen hoeveelheid per jaar.

Art. 11.Ga naar voetnoot(*)

Voor het toezicht bij het overbrengen van zout naar de bergplaats en voor het sluiten en ontsluiten van die bergplaats, in art. 3 bedoeld, worden den belanghebbende op den voet der bestaande verordeningen omtrent de regeling van kosten in zake den in- en uitvoer van goederen, kosten in rekening gebracht.

Art. 12.

Dit Besluit treedt in werking op den dag zijner afkondiging.

Gegeven te Paramaribo, den 26sten Mei 1902.

TONCKENS.

De waarn. Gouvernements-Secretaris,

A.T. Oliviera.

Uitgegeven den 27sten Mei 1902.