Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1847(1846)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Moedersmart. Ween, ween en geef den boezem lucht, Gij, door het lijden neêrgebogen! Of sla dien strakken blik ten hoogen, Waarheen uw liev'ling is gevlugt. Wel hebt ge een diepe wonde ontvangen, Die 't leven aangrijpt van de vrouw: En toch, geen traan vloeit langs uw wangen, En zucht noch klagt getuigt uw' rouw. Bleek als het lijkjen aan uw' voet, Wit als de windsels, die de leden Van uw gestorven kind omkleeden, Mist uw gelaat en kleur en gloed. Uw' mond, als wachttet gij 't ontwaken, Ontglipt geen hoorbare ademtogt: Of gij de hoop niet kunt verzaken, Dat 't wicht zijn lipjes oopnen mogt! [pagina 162] [p. 162] Maar neen! gij hoort zijn stem niet meer; Zijn mond zal u geen' dank meer weten, Zijn blijde lach geen welkom heeten, Als in de dagen van weleer. Och! of een milde stroom van tranen, Uw lijdend hart vertroosting bragt: Gelijk de star, aan 's hemels banen, Een lichtstraal in den donkren nacht. Verligtend is die eerste troost: Welke andre zou der moeder baten, Als ze afgefolterd en verlaten, Staat bij de lijkbaar van haar kroost? Eerst later, als de schoot der aarde, Het wicht een zachte rustplaats biedt, Daalt troost van hooger, eedler waarde, En lenigt zeegnend haar verdriet. Want heden, moeder! nu uw hart De felste wonde heeft bekomen, Voelt ge enkel wat u is ontnomen, En wilt geen' trooster in uw smart. En ziet de star van hoop niet gloren, Die opstijgt uit de duisternis, En denkt niet aan de hemelkoren, Waar thans uw liev'ling zalig is. [pagina 163] [p. 163] Maar later zal de heldre gloed Der hoop uw eenzaam pad beschijnen, De somberheid van u verdwijnen, En daalt er vrede in uw gemoed, En slaat gij 't vrolijk oog naar boven, En blinkt vertrouwen in uw' traan:...... O! zalig zijn zij die gelooven: Hun breekt een dag van weêrzien aan. Dan toont zich, als gij nederligt, En droomen om uw sponde zweven, Een heerlijk beeld van 't eeuwig leven, Met tooverglans aan uw gezigt. Omgeven door onzigtbre koren, Aanschouwt uw oog een' englenstoet:..... Gij meent een kinderstem te hooren,..... Een seraph zweeft u te gemoet. Maak, in Uwe eeuwge Vadertrouw, Dien droom tot waarheid, Albehoeder! Uw oog doorziet het hart der moeder: Gij kent haar hoop en kent haar rouw. Leg, als de dood eens, vol erbarmen, Haar opneemt uit het aardsche dal, Haar kind weêr in haar moederarmen, Daar, waar geen scheiding wezen zal. F. Wijsman. Vorige Volgende