Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1845
(1844)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Auteursrechtvrij
[pagina 211]
| |
De Boer.Die Trijn is toch zoo'n lieve deerne,
Dat ik haar mooglijk eenmaal trouw,
Als zij hare oogen maar wil strijken,
Als ik haar stottrend vraag tot vrouw.
| |
De Dichter.Hoe ver ik me ook van u bevinde,
Voor u klopt steeds mijn minnend hart.
Aan Cynthia en Philomele
Klaag ik mijn hartverschcurbre smart.
| |
[pagina 212]
| |
De Boer.Het is niet langer uit te bouên:
Wat is mijn leven bitter lam,
Als ik de paarden wil gaan melken,
En, per abuis, de varkens kam!
| |
De Dichter.o Mogten eenmaal uwe blikken
Mij zeggen, dat ge mij bemint,
Wanneer ons hart in 't minnekozen
Een' zoeten, reinen wellust vindt!
Maar zal die stonde nimmer dagen,
Waar is dan heul voor minnesmart?
Dan, daar 'k uw' dierbren naam nog stamel,
Verbrijzle een kogel mij het hart!
| |
De Boer.Ik wil niet langer als een lummel
Des zondags aan de kerkdeur staan;
Ik ga mijn beste plunje halen,
Om stoutweg naar de meid te gaan.
Dan zeg ik: ‘Trijn! hoe zou je 't vinden,
Als ik je lieve man eens waar'?’
En zegt zij niet: ‘Wel, heel pleizierig!’
Dan loop ik vloekend naar eene aêr.
Aug. Stafford. |
|