Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1843(1842)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 214] [p. 214] Het onvoldaan verlangen. Mijn Zangster! sta mij bij, als ik, in sombre zangen, Het ongeluk bezing van 't onvoldaan verlangen, Dat vaak ons smachtend hart, dat immer hope voedt, Opeens ter nederslaat en bitter kwijnen doet: Eens, dat het schoon saizoen mij op een' dag des Heeren, Van harte welgemoed, deed rijzen uit de veêeren, Gevoelde ik een verlangst, die in den boezem blaakt', Naar haar, naar wie mijn ziel schier iedren morgen haakt; Zij stond gestadig in haar lieve bezigheden Voor mijnen geest, en 't was me als hoorde ik hare treden Reeds tripplen op den grond; maar, ach! de tijd vervloog, Daar ieder oogenblik mijn zoetste hoop bedroog; Nog vleide ik mij, en ging mijn kamer op en neder, Zag strak voor mij ter neêr, of schouwde naar het weder, Of dat haar ook weêrhield; maar neen! de lucht was schoon; Ik zuchtte telkens meer en staâg op droever toon; [pagina 215] [p. 215] 'k Zag smachtend naar haar uit; maar alles deed mij treuren: Ik zag noch haar, noch iets, dat mij slechts op kon beuren; Ik haakte naar haar komst, als 't vischje naar den vliet.... Maar zij, die iedren dag mijn laarzen smeert, kwam niet! Aug. Stafford. Vorige Volgende