Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1842(1841)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 190] [p. 190] De zendeling. Zal 't zeilreê schip u overbrengen Naar 't fel gestoofde en verre strand? o, 't Is geen zeker onderpand Voor uw fortuin, dat zonnezengen. Of hebt ge uw deugd aan schijngenot Geofferd, spelend met uw dagen? Moest gij verdiende ellende dragen? Ontwijkt gij schande, hoon en spot? Maar ueen! uw blik is kalm en open. Is nu en dan in de oogen vocht, Uw hart stemt in den verren togt, Die u geen' aardschen schat doet hopen. Gij draagt des Heeren Heilge Blaân; En 't Woord, der menschen heil en zegen, Door u om niet van God verkregen, Biedt gij om niet den Heidnen aan. [pagina 191] [p. 191] Gij woekert met des Heeren gaven, Verspreidt zijn heilge dienst en brandt Een Hem gevallige offerand': Gij wilt zijn Woord ten duurste staven. Gij zamelt broedren voor Gods troon, Wie kribbe en kruis, bij 't biddend knielen, Met heilge liefde en vrees bezielen, Trots de eerdienst van gewaande Goôn. God moge uwe eedle poging kroonen, En 't geen gij eens in 't Oosten zaait, Word' boven 't Noord door u gemaaid. God zal zijn' trouwen Dienaar loonen! Aug. Stafford. Vorige Volgende