| |
| |
| |
Publicatie
van den 7den/8sten Mei, 1841, waarbij eenige wijzigingen worden daargesteld in het Reglement op het beheer der Districten Nickerie, met betrekking tot de Registratie van Slaven en de voldoening der Hoofdgelden.
IN NAAM DES KONINGS.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL DER NEDERLANDSCHE WESTINDISCHE BEZITTINGEN.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
In aanmerking nemende, dat de thans vigerende bepalingen ten aanzien der Registratie van Slaven in de Districten Nickerie eene herziening vereischen, ten einde zoowel de algemeene Registers alhier in behoorlijke orde te behouden, als om de rigtige betaling van Hoofdgelden voor die Slaven te verzekeren.
Zoo is het, dat Wij, den Kolonialen Raad gehoord
| |
| |
in de Vergadering van den 27sten April d.j., hebben goedgevonden en verstaan:
Met intrekking van Art. 38 en 39 van het opgemeld Reglement (Gouvernements-Blad, 1836, No. 2), te bepalen, gelijk geschiedt bij deze:
| |
Artikel 1.
Alle opgaven van vermeerdering, vermindering of verpanding van Slaven in de Districten Nickerie zullen voortdurend in duplo worden ingediend bij de Landdrosten, die het duplicaat daarvan met de eerste gelegenheid zullen opzenden aan den Registrateur van Slaven.
| |
Art. 2.
Deze opgaven in behoorlijke orde bevonden wordende, zullen aan den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester ter visering worden aangeboden, ingevolge het bepaalde hij Publicatie van 27 December, 1839 (G.-B., No. 16), en eerst nadat dit visa daarop verkregen is, zal de Registrateur overgaan tot het inschrijven der verlangde mutatiën in de Registers. - De Registrateur zal maandelijks eene Lijst dezer mutatiën toezenden aan de Landdrosten, ten einde derzelver Registers daarmede aan te vullen, met bijvoeging tevens der Bewijzen van Inschrijving, ter verdere uitreiking aan de belanghebbenden.
| |
Art. 3.
De Landdrosten zullen niet meer bevoegd zijn,
| |
| |
Extracten uit de Slaven-Registers af te geven; maar zullen alleen de zoodanige, door den Registrateur van Slaven afgegeven, als geldende worden aangemerkt.
| |
Art. 4.
Zoo dikwerf echter bij het passeren van Notariële akten in de Districten Nickerie, of bij het opzenden van stukken naar herwaarts, het eene vereischte is, Extracten uit de Slaven-Registers daaraan te annexeren, zal het voldoende zijn, dat de Landdrosten de bij hen voorhanden zijnde Registers raadplegen, en ingeval de Slaven, waarop de akte betrekking heeft, bekend zijn, zal in die akte daarvan melding moeten gemaakt worden, of wel aan de belanghebbenden daarvan kosteloos een Bewijs gegeven worden.
| |
Art. 5.
De opgaven ter voldoening der Hoofdgelden, zoo voor vrije personen als Slaven in opgemelde Districten, zullen voortdurend aan de Landdrosten worden ingeleverd, en door deze aan den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester moeten opgezonden worden, die dezelve ter verificatie bij den Registrateur van Slaven zal inzenden, en daarna de Bewijzen van opgaven, ten fine van uitreiking aan de belanghebbenden, expediëren aan de Landdrosten, met bijvoeging van zoodanige bemerkingen, als op de opgaven mogten gevallen zijn.
| |
| |
| |
Art. 6.
De Landdrosten zullen, met de eerste gelegenheid, na den 1sten Augustus van elk jaar, aan den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester opgave moeten doen van degenen, welke de verschuldigde Hoofdgelden niet hebben aangezuiverd, ten einde tegen deze nalatigen door den Exploicteur worde geageerd, als bij de Wet is voorgeschreven.
| |
Art. 7.
De Aanwijzingen, welke krachtens Art. 57 van het Reglement op het beheer der Districten Nickerie ook voor verschuldigde Hoofdgelden kunnen worden afgegeven, niet op vertoon voldaan wordende, zal daarvan door een' der Gezworen Klerken protest worden aangeteekend, en met het protest door den Kolonialen Ontvanger en Betaalmeester aan den Exploicteur worden ter hand gesteld, ten einde bij parate executie van den afgever der Aanwijzingen de som in te vorderen, waarvoor die Aanwijzingen zijn afgegeven, met de kosten van het protest, terwijl de Koloniale Kas hare preferentie voor de vordering en kosten blijft behouden.
En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.
| |
| |
Aldus gearresteerd alhier aan Paramaribo, den 7den Mei, 1841, het eerste jaar van Zijner Majesteits Regering.
J.C. RIJK.
Ter Ordonnantie van Zijne Excellentie,
De Gouvernements-Secretaris,
G.S. de VEER.
Gepubliceerd aan Paramaribo, den 8stem Mei, 1841.
De Gouvernements-Secretaris,
G.S de VEER. |
|