Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1840(1839)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 187] [p. 187] Losse dichtstukjes. [pagina 189] [p. 189] De regendrop. Als, na milden, zoelen regen, De aard' verkwikt ons tegenlacht, En Natuur van allerwegen Zich vertoont in hoogtijdpracht, Dan, dan schittren regendroppen Heinde en verre ons te gemoet, Glinsterend aan halm en knoppen, Badende in den zonnegloed. Zie dat dropje heerlijk pralen, Flonkeren als diamant; Niets kan bij dien luister halen, Bij het pronkstuk van Gods hand! Maar de Zefir, zich verheffend, Zweeft het schittrend bloemperk rond; 't Dropje van den stengel heffend, Valt het plotsling op den grond. [pagina 190] [p. 190] Ach! 't is voor ons oog verdwenen; De aarde drenkt het gretig op; Heerlijk heeft het korts geschenen, En een niets blijft van den drop. Dit is, o sterveling! het beeld van 't aardsche leven; Nog staat gij bloeijend daar, en schijnt voor niets te beven; Gezond, en schoon, en rijk, bespottende iedren waan, Lacht gij het leven slechts, en u het leven aan. Maar de adem van den dood komt om uw sponde zweven, En op het onverwachtst zult gij den doodsnik geven; De wreede hand des tijds snijdt uwe dagen af, En in des levens bloei reeds daalt gij in het graf. Uw schoonheid, rijkdom, eer, zijn voor altoos verdwenen; Een niets zijt gij voor de aard', nog korts zoo schoon geschenen. Treft ge, o mensch! op uwe dreven Soms mijn' regendroppel aan, Toef dan, wandlaar! toef dan even; Mogt het u dan leering geven! Denk, hoe broos is niet uw leven: 't Dropje is 't beeld van uw bestaan. Amsterdam, 1836. F. Wijsman. Vorige Volgende