Bepalende vaste termijnen voor de voldoening der onderscheidene Belastingen.
IN NAAM DES KONINGS.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL DER NEDERLANDSCHE WESTINDISCHE BEZITTINGEN.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
In overweging genomen hebbende, dat het in het belang der Administratie noodzakelijk is voorgekomen, om in het algemeen eenen vasten termijn voor de voldoening der onderscheidene Belastingen daar te stellen:
Zoo is het, dat Wij, den Kolonialen Raad gehoord, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
[pagina 137]
[p. 137]
Dat, te beginnen met het dienstjaar 1835, de navolgende Belastingen telken jare moeten voldaan en aangezuiverd worden, als volgt:
1o.
De Landtaxen of Akkergelden.
2o.
De Erfpachten.
3o.
De Bruggen- en Wegengelden, - en
4o.
De Pleizierpaarden- en Rijtuigengelden, vóór het einde van de maand Februarij.
5o.
De eerste termijn van het Patentregt vóór het einde der maand Maart, en de tweede termijn vóór het einde der maand Julij.
Met handhaving nogtans van hetgene, omtrent het Patentregt van Administrateurs van Plantaadjen en Houtgronden, en van Transiërende Schippers en Kooplieden, bij de Ordonnantie op het Patentregt, Art. 52, §§ a, b en c, is voorgeschreven.
6o.
De Huurwaarde van Huizen vóór het einde van April.
7o.
De Hoofdgelden vóór het einde van Junij.
8o.
De Quota van Suiker- Plantaadjen en Houtgronden vóór het einde der maand Augustus.
9o.
De Begrafenis- of Kerkhofsregten binnen veertien dagen, nadat eenig overleden persoon is ter aarde besteld.
En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd, en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.
[pagina 138]
[p. 138]
Aldus gearresteerd alhier aan Paramaribo, den 30sten December, 1834, het tweeëntwintigste jaar van Zijner Majesteits Regering.
E.L. van HEECKEREN.
Ter Ordonnantie van Zijne Excellentie,
De Gouvernements-Secretaris,
G.A. van der MEE.
Gepubliceerd aan Paramaribo, den 31sten December, 1834.
Auteursrechtvrij