| |
| |
| |
Publicatie.
Houdende verordeningen omtrent den Burgerlijken Stand.
IN NAAM DES KONINGS.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL DER NEDERLANDSCHE WESTINDISCHE BEZITTINGEN.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
In overweging genomen hebbende, dat, blijkens eene bijna zevenjarige ondervinding, de thans te Suriname in vigueur zijnde Wetsbepalingen en verordeningen omtrent den Burgerlijken Stand voor aanvullingen en verbeteringen vatbaar zijn:
Zoo is het, dat Wij, den Kolonialen Raad gehoord, in deszelfs Vergadering van den 5den Mei, ll., hebben goedgevonden en verstaan, zoo als Wij goedvinden en verstaan bij deze:
| |
Algemeene bepalingen.
Art. 1.
In de Kolonie Suriname zullen, bij voortduring van hetgene sedert den 1sten Julij, 1828, plaats heeft gehad, Registers wegens de geboorte en het overlijden van
| |
| |
niet tot den Slavenstand behoorende personen bestaan.
Deze Registers zullen afzonderlijk, en in dubbel gehouden worden; wat de Stad Paramaribo aangaat, ter Gouvernements-Secretarij, door eenen der aldaar werkzame en door ons te designeren Ambtenaren, welke den naam zal voeren van Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, en wat de Buiten-Districten betreft, door de respective Burger-Kapiteins of Landdrosten, welke als hulpbeambten zullen worden aangemerkt van voornoemden Ambtenaar, die hen als zoodanig van de noodige Registers en modellen zal voorzien, en voorts hun al zoodanige instructiën zal doen toekomen, als hij zal vermeenen te behooren.
| |
Art. 2.
De eerste en laatste bladzijden dezer Registers zullen door den Gouvernements-Secretaris gekantteekend, en voorts al de bladen door denzelven gewaarmerkt worden.
| |
Art. 3.
De akten zullen op zoodanige wijze in de Registers worden ingeschreven, dat geen wit vak tusschen beide worde opengelaten. Al hetgene mogt worden uitgeschrapt of op den kant gesteld, zal moeten worden goedgekeurd, en even als de akte zelve geteekend worden; zullende niets bij verkorting of met cijfers mogen worden uitgedrukt.
| |
Art. 4.
De Ambtenaar van den Burgerlijken Stand zal in
| |
| |
de door hem op te maken akten niets mogen invoegen, hetzij hij aanteekening, hetzij door eenige inlasschingen, hoe ook genaamd, buiten hetgene door de comparanten, overeenkomstig de tegenwoordige Wet, moet worden verklaard.
| |
Art. 5.
Bij dezelve akten zal worden uitgedrukt het jaar, de dag en de dagteekening harer inschrijving, mitsgaders de voornamen, namen, de ouderdom en de woonplaats der voor den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand verschijnende personen.
| |
Art. 6.
De getuigen, van welke men bij de akten van den Burgerlijken Stand gebruik maakt, zullen daartoe door de belanghebbende personen worden gekozen, en moeten zijn manspersonen, meerderjarig en in het Burgerregister der Kolonie Suriname ingeschreven; immers de zoodanige, aan wie het temporaire verblijf in de Kolonie, of wel de admissie tot inwoning, is toegestaan.
| |
Art. 7.
De Ambtenaar van den Burgerlijken Stand zal aan de voor hem verschijnende personen de akten voorlezen, met vermelding in dezelve, dat aan die formaliteit voldaan is.
Dit Artikel zal van geene toepassing zijn in de bij deze Wet uitgedrukte gevallen, waarin men met eene schriftelijke opgave kan volstaan.
| |
Art. 8.
Iedere akte moet door den Ambtenaar van den
| |
| |
Burgerlijken Stand en de voor hem verschijnende personen worden geteekend; zullende, wanneer een of meer dezer personen niet mogt kunnen teekenen, van de oorzaak des beletsels worden melding gemaakt.
Dit Artikel zal van geene toepassing zijn in de bij deze Wet uitgedrukte gevallen, waarin men met eene schriftelijke opgave kan volstaan.
| |
Art. 9.
De Burger-Kapiteins en Landdrosten in de Buiten-Districten zullen in de maand Januarij van elk jaar de door hen gehoudene Registers aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand doen toekomen, welke de daarin voorkomende akten in de door hem over het vorige jaar gehouden zijnde Registers zal overbrengen, en die met zijne handteekening authentiseren.
| |
Art. 10.
Na deze insertie zal de Ambtenaar van den Burgerlijken Stand eenen alphabetischen index op de door hem gehoudene Registers vervaardigen, denzelven onmiddellijk op de laatst geboekte akte doende volgen.
| |
Art. 11.
Vervolgens zullen de Registers door den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand worden afgesloten, en aan den Gouvernements-Secretaris ter verificatie moeten worden aangeboden.
| |
Art. 12.
Vóór den eersten dag der maand Maart zal een der in dubbel gehoudene, en door den Gouvernements-Secretaris geverifiëerde, Registers worden overgebragt
| |
| |
ter Griffie van het Geregtshof, terwijl het andere ter Gouvernements-Secretarij zal verblijven.
| |
Art. 13.
Een ieder is bevoegd, om zich, hetzij door den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, hetzij door deszelfs hulpambtenaren, mits tegen betaling van een emolument van Vijf Gulden, uittreksels uit de Registers te doen afgeven. Die uittreksels zullen, wanneer zij door den Gouvernements-Secretaris zijn gelegaliseerd, steeds geloof verdienen, ten zij derzelver valschheid in regten mogt worden beweerd.
| |
Art. 14.
In alle gevallen, wanneer op den kant van eene andere reeds ingeschrevene akte moet worden melding gemaakt van eene akte, tot het tegenwoordig onderwerp betrekkelijk, zal zulks ter requisitie van belanghebbenden, en op derzelver verantwoordelijkheid, geschieden door den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand of deszelfs hulpambtenaren.
Voor zooverre deze akte niet mogt behooren tot de Registers van het loopende jaar, zal de Ambtenaar van den Burgerlijken Stand van deze vermelding kennis moeten geven aan den Griffier van het Geregtshof, ten einde deze daarvan eene eenvormige aanteekening make in het onder hem berustende dubbel van het Register.
| |
Art. 15.
Geene uittreksels zullen uit de Registers mogen worden afgegeven, ten zij daarbij worden gevoegd de
| |
| |
aanteekeningen, welke zich op den kant van de akte mogen bevinden.
| |
Art. 16.
De Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, deszelfs hulpambtenaren en de Griffier van het Geregtshof zijn, elk in het bijzonder, ieder voor zoo veel hem aangaat, aansprakelijk voor het rigtig houden en bewaren der Registers.
Elke verandering, elke vervalsching in de akten, elke inschrijving op een los blad, mitsgaders elke overtreding, door hen tegen de voorschriften van deze Wet begaan, zal aan de belanghebbenden grond kunnen opleveren, om tegen hen te vragen vergoeding van kosten, schade en interessen, onverminderd de openbare aktie, welke zij deswege mogten hebben geïncurreerd.
| |
Art. 17.
Bij tijdelijke ontstentenis van den door den Gouverneur-Generaal gedesigneerden Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, zullen deszelfs functiën worden waargenomen door zoodanigen anderen Beambte ter Gouvernements-Secretarij, als daartoe door den Gouverneur-Generaal zal worden bestemd.
| |
Art. 18.
Bij tijdelijke ontstentenis van de Burger-Kapiteins of Landdrosten in de Buiten-Districten, zullen de functiën van hulpambtenaar worden waargenomen door den in rang oudsten aanwezigen Burger-Officier.
| |
| |
| |
Van de akten van geboorte.
Art. 19.
De aangiften van geboorten van niet tot den Slavenstand behoorende personen, tot hoedanige deze Wet alleen betrekking heeft, zullen, wat Paramaribo aangaat, binnen den tijd van driemaal vier en twintig uren, en, wat de Buiten-Districten betreft, binnen acht dagen, nadat de geboorte heeft plaats gehad, in tegenwoordigheid van twee getuigen, aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand of deszelfs hulpambtenaren moeten gedaan worden.
Zonder verwijl zal daarvan door gezegden Ambtenaar of hulpambtenaren eene akte worden opgemaakt.
Zij zijn bevoegd zich te begeven ter plaatse, waar de geboorte heeft plaats gehad, en te vorderen, dat het geboren Kind aan hen vertoond worde.
| |
Art. 20.
De aangifte der geboorte van een in echt verwekt Kind zal gedaan worden door den Vader van hetzelve, of, bij ontstentenis van den Vader, door den Geneesheer, Vroedmeester of de Vroedvrouw, die de bevalling der Moeder mogt hebben bijgewoond; en bijaldien geene dezer laatsten die mogt hebben bijgewoond, door de naaste bloed- of aanverwanten van het geboren Kind, voor zooverre die op het tijdstip der geboorte zich aan Paramaribo, of in het District, waar het Kind geboren is, hebben bevonden, en zij bewijsbaar van de geboorte kennis hebben gedragen; en ook deze ontbrekende, door de naaste buren van
| |
| |
het huis, waar de geboorte heeft plaats gehad, voor zooverre deze geboorte met bewijzen tot hunne kennis is gekomen; of eindelijk door elk en een' iegelijk, die bij de geboorte bewijsbaar is tegenwoordig geweest.
Aan Paramaribo zal deze aangifte altijd in persoon en mondeling moeten gedaan worden; doch in de Buiten-Districten zal men met eene schriftelijke, door den aangever en twee getuigen onderteekende, opgave aan den hulpambtenaar kunnen volstaan. Deze schriftelijke opgave, welke zal moeten vermelden de bijzonderheden, in Art. 23 dezer Wet vermeld, zal aan den hulpambtenaar tot leidraad verstrekken van de door hem op te maken akte van geboorte. Dezelve schriftelijke opgave zal, na door den hulpambtenaar met het exhibitum te zijn voorzien, als bijlage achter het loopend Register gevoegd worden.
Wanneer op de Militaire Posten eenige geboorte plaats heeft, zal de Kommandant daarvan eene schriftelijke, door hem en twee getuigen onderteekende, opgave, ingerigt, als bij Art. 23 dezer Wet is bepaald, inzenden aan het Militair Bureau, ten einde door deszelfs tusschenkomst aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand te worden uitgereikt.
| |
Art. 21.
De aangifte der geboorte van eenig Kind, buiten echt verwekt, zal gedaan worden door den Geneesheer, den Vroedmeester of de Vroedvrouw, die de bevalling mogt hebben bijgewoond; en bijaldien geene der laatste die heeft bijgewoond, door de naaste buren
| |
| |
van het huis, waar de geboorte heeft plaats gehad, zooverre zij namelijk daarvan bewijsbaar kennis hebben gedragen; of wel eindelijk door elk en een' iegelijk, die bij de geboorte bewijsbaar is tegenwoordig geweest.
Bij de aangifte der geboorte van eenig Kind, buiten echt verwekt, zal de naam van den Vader niet mogen vermeld worden. - Wanneer echter de Vader genegen mogt zijn, het buiten echt verwekte Kind voor het zijne te erkennen, zal zulks, mits met toestemming der Moeder, kunnen geschieden bij notariële akte, van welke, ten verzoeke van den Vader, aanteekening zal worden gehouden op de geboorte-akte, en waarvan een geauthentiseerd afschrift altijd als bijlage zal gevoegd worden achter het ter Gouvernements-Secretarij neder te leggen Register.
Evenzeer zal van het echten der Kinderen, door opvolgende huwelijken, op de geboorte-akten, ten verzoeke van den Vader, worden aanteekening gehouden.
| |
Art. 22.
Voor elken dag verzuim in het doen der aangifte van eenige geboorte zal door dengenen, die, ingevolge de onderscheidingen, in de twee vorige Artikelen opgegeven, daartoe gehouden was, verbeurd worden eene boete van zes Gulden per dag.
Wanneer er echter meer dan acht dagen na de geboorte des Kinds mogten verstreken zijn, zonder dat van dezelve aangifte is gedaan, zal degene, die daartoe verpligt was, verbeuren eene geldboete van honderd Gulden.
| |
| |
| |
Art. 23.
De akte van geboorte zal vermelden den dag, de dagteekening, het uur en de plaats der geboorte, de kunne van het Kind, en de voornamen, welke aan hetzelve zullen worden gegeven, mitsgaders de namen, voornamen en de woonplaats der ouders, met uitdrukking, voor zooveel paramaribo aangaat, van de letter en het nommer van het huis, waarin het Kind geboren is.
In geval echter van geboorte buiten echt, zal de akte niet mogen vermelden den naam van den Vader, maar den naam en den voornaam der moeder alleen; zullende het in onecht geboren Kind geenen anderen familienaam mogen dragen dan dien van zijne Moeder.
| |
Art. 24.
Wanneer eenig Kind mogt gestorven zijn, alvorens de aangifte der geboorte mogt hebben plaats gehad, zal deze niettemin alsnog moeten geschieden, behoudens de verpligting, om tevens het overlijden van hetzelve aan te geven, ingevolge de voorschriften, in de volgende Artikelen vervat.
| |
Art. 25.
Wanneer eenig Kind levenloos is ter wereld gekomen, zal hiervan insgelijks aangifte geschieden; doch zal hiervan geene melding worden gemaakt in het Register van geboorte, maar in dat der overledenen.
| |
Art. 26.
Al, wie in de Kolonie Suriname een jonggeboren
| |
| |
Kind gevonden heeft, is, voor zooverre zulks te Paramaribo en deszelfs omtrek heeft plaats gehad, gehouden, daarvan aangifte te doen aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, en, voor zooverre dit buiten Paramaribo en deszelfs omtrek mogt hebben plaats gehad, aan deszelfs respective hulpambtenaren; met aanduiding der kleederen en andere goederen, welke nevens het Kind mogten gevonden zijn, en met opgave van al de omstandigheden, ten opzigte van den tijd en de plaats, waarop het Kind ontdekt is.
Van dusdanige aangifte zal eene verklaring worden opgemaakt, welke, behalve het vorenstaande, daarenboven zal moeten vermelden zoowel den vermoedelijken ouderdom des Kinds, als deszelfs kunne, en den naam en den voornaam, welke naar goedvinden van den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand of deszelfs hulpambtenaren aan hetzelve zal worden gegeven; zullende echter het Kind geenen familienaam mogen dragen, welke bekend is in het Burgerregister der Kolonie Suriname.
| |
Art. 27.
Wanneer eenige geboorte mogt plaats hebben in eenig openbaar of bijzonder hospitaal, gevangenhuis of andere daarmede gelijkstaande gestichten, zullen de Chefs, Bestuurders of de Opzigters van zoodanige inrigtingen, onder de bij Art. 22 vermelde poenaliteit, tot de aangifte verpligt zijn.
| |
Art. 28.
Bijaldien eenig Kind, in echt verwekt, aan boord
| |
| |
van een Nederlandsch, in de Kolonie Suriname te huis behoorend, vaartuig, op zee, of in eene vreemde haven geboren wordt, zal de Vader, zoo hij op het vaartuig aanwezig is, of anders de Bevelhebber, vergezeld van twee der equipage, verpligt zijn, om, binnen driemaal vier en twintig uren na de terugkomst met zijn onderhebbend vaartuig binnen dezelve Kolonie, daarvan de gevorderde aangifte in forma te doen, op poene als bij Art. 22 is vermeld.
| |
Art. 29.
Van de geboorte van Kinderen, buiten echt verwekt, aan boord van Nederlandsche, in de Kolonie Suriname te huis behoorende, vaartuigen, zal door den Bevelhebber, bij deszelfs terugkomst met zijn onderhebbend vaartuig binnen dezelve, op de wijze, bij het voorgaande Artikel bepaald, de aangifte gedaan worden, mede op poene, als bij Art. 22 is vermeld.
| |
Art. 30.
Het zal aan niemand vrijstaan, om eenen anderen naam of voornaam aan te nemen, of aan zijne minderjarige Kinderen eenen anderen naam of voornaam te doen aannemen, dan waarop dezelve in de Registers van geboorte bekend staan, ten zij op speciale authorisatie van den Gouverneur-Generaal, namens wien in de Koloniale Nieuwspapieren hiervan aankondiging zal worden gedaan.
| |
Art. 31.
De belanghebbende zal de bekomene authorisatie, in het voorgaande Artikel bedoeld, binnen driemaal vier
| |
| |
en twintig uren na ontvangst derzelve, aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, of aan deszelfs hulpambtenaren, voor zoo lang de Registers onder hen berustende zijn, overgeven; waarna de, ingevolge deze authorisatie toegestane, naamsverandering op de akte van geboorte zal worden aangeteekend.
| |
Van de akten van overlijden.
Art. 32.
In geval eenig niet tot den Slavenstand behoorend persoon in de Kolonie Suriname overleden is, zal daarvan door het Hoofd des huizes, in hetwelk het overlijden heeft plaats gehad, met den meest mogelijken spoed kennis worden gegeven aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, of wel aan diens hulpambtenaren. Het Hoofd des huizes zal ten deze altijd moeten worden bijgestaan door twee getuigen.
| |
Art. 33.
Voor Hoofd des huizes wordt geacht de eigenaar van het huis, waarin het overlijden heeft plaats gehad, voor zooverre hetzelve door hem bewoond wordt. Voor zooverre hij hetzelve niet mogt bewonen, zal daarvoor worden gehouden de huurder of hoofdgebruiker, en wanneer deze eigenaar, huurder of hoofdgebruiker zelf mogt overleden zijn, in de eerste plaats deszelfs nagelatene echtgenoote, of wel deszelfs meerderjarige kinderen, voor zooverre die bij hunne ouders inwonen, en, bij ontbreken van die, zoodanige niet tot den Slavenstand behoorende
| |
| |
personen, welke met den overledene, op het tijdstip van zijn afsterven, hetzelfde huis of ook hetzelfde erf bewoond hebben; en, wanneer ook dit het geval niet mogt zijn, deszelfs naaste bloed- of aanverwanten tot in den vierden graad, voor zooverre zij zich namelijk op het tijdstip des overlijdens aan Paramaribo of in het Buiten-District, waar het overlijden heeft plaats gehad, mogten hebben bevonden, en zij bewijsbaar daarvan kennis hebben gedragen; en ook de zoodanige ontbrekende, de naaste buren van het huis, in hetwelk het sterfgeval heeft plaats gehad, voor zooverre hetzelve met bewijzen tot hunne kennis is gekomen, en eindelijk elk en een iegelijk, die bij het overlijden is tegenwoordig geweest.
Voor zooverre echtgenooten, ouders of kinderen, volgens de aangegevene onderscheiding, als Hoofden des huizes zouden moeten beschouwd worden, zullen zij zich van de persoonlijke aangifte kunnen verschoonen, en met eene schriftelijke, door hen en twee getuigen onderteekende, en de, bij Art. 34 dezer Wet vermelde, bijzonderheden bevattende opgave kunnen volstaan.
| |
Art. 34.
Van de bij den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand of diens hulpambtenaren ontvangene mondelinge of schriftelijke aangiften of opgaven zal door dezelve onverwijld eene akte worden opgemaakt, welke zal bevatten:
1o. | De voornamen, den naam, den ouderdom
|
| |
| |
| en de vaste woonplaats van den overledene, met vermelding, voor zooverre Paramaribo aangaat, van de letter en het nommer van het huis, waar het overlijden heeft plaats gehad, mitsgaders den dag, de dagteekening en het uur des overlijdens. |
2o. | De plaats van geboorte van den overledene, alsmede de voornamen, namen en vaste woonplaats van deszelfs ouders. |
3o. | Indien de overledene niet in de Kolonie Suriname is geboren, alsdan mede de plaats, alwaar hij, vóór zijne aankomst in dezelve, het laatst heeft gewoond, of is gedomiciliëerd geweest. |
4o. | De voornamen en den naam van den anderen echtgenoot, indien de overledene getrouwd, of wel weduwenaar of weduwe was. |
5o. | De voornamen, den naam, ouderdom en de vaste woonplaats der aangevers, en, wanneer zij bloedof aanverwanten van den overledene zijn, den graad van bloed- of aanverwantschap, voor zooverre men namelijk de onder No. 2, 3 en 4 vermelde bijzonderheden kan te weten komen. |
In geval eener schriftelijke aangifte, zal deze, na met het exhibitum van den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand voorzien te zijn, als bijlage gevoegd worden achter het Register, hetwelk ter Gouvernements-Secretarij zal verblijven.
| |
| |
| |
Art. 35.
De kennisgeving van het overlijden zal, wat Paramaribo aangaat, binnen vier en twintig uren, en, wat de Buiten-Districten betreft, binnen driemaal vier en twintig uren na het sterfgeval, aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand of deszelfs hulpambtenaren moeten gedaan zijn.
In de Buiten-Districten zal men met eene schriftelijke, door het Hoofd des huizes en twee getuigen onderteekende, kennisgeving steeds kunnen volstaan; hoedanige schriftelijke kennisgeving aan den hulpambtenaar tot leidraad zal verstrekken van de door hem op te maken akte van overlijden, en welke schriftelijke kennisgeving, nadat dezelve door den hulpambtenaar met het exhibitum zal zijn voorzien, als bijlage achter het loopend Register zal gevoegd worden.
Het Hoofd des huizes, hetwelk daarmede eenen langeren tijd doet verloopen, of ook, die volstrekt in gebreke blijft, om de aangifte te doen, zal verbeuren eene geldboete van niet minder dan tien en niet meer dan vijf en twintig Gulden.
| |
Art. 36.
Onverminderd de in de vier voorgaande Artikelen bedoelde kennisgeving, zal, door, of namens het Hoofd des huizes, worden zorg gedragen, dat de Kurator en Weesmeester, of wel de Eerste of Tweede Kommies bij het Kuratele en Wees-Departement, onverwijld, immers binnen het half uur na het overlijden, voor zooverre zulks namelijk aan Parama- | |
| |
ribo heeft plaats gevonden, daarvan kennis bekomen.
| |
Art. 37.
Wanneer met het doen van zoodanige kennisgeving meer dan een half uur na het overlijden is verloopen, of ook wanneer zoodanige kennisgeving ten eenemale is verzuimd, zal het Hoofd des huizes verbeuren eene geldboete van niet minder dan twintig en niet meer dan vijftig Gulden.
| |
Art. 38.
In geval van overlijden eens niet tot den Slavenstand behoorenden persoons in eenig openbaar of bijzonder hospitaal, gevangenhuis of andere daarmede gelijkstaande gestichten, zullen de Chefs, Bestuurders of Opzieners tot het doen van de gevorderde aangiften aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand of diens hulpambtenaren gehouden zijn, onder dezelfde poenaliteiten, als bij Art. 35 en 37 zijn vermeld.
| |
Art. 39.
De Griffier van het Geregtshof is verpligt, om, binnen den tijd van vier en twintig uren, na het voltrekken van eenig doodvonnis, ten laste van eenen niet tot den Slavenstand behoorenden persoon, aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand daarvan schriftelijk berigt te doen, met vermelding, zoo veel hem zulks doenlijk zal zijn, van al de bijzonderheden, in Art. 34 dezer Wet opgegeven; en zal de Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, ingevolge dit berigt, de akte van overlijden opmaken.
| |
| |
| |
Art. 40.
De Kurator en Weesmeester, of wel de Eerste en Tweede Kommies bij het Kuratele en Wees-Departement, zal gehouden zijn tot het uitreiken van een kosteloos bewijs aan hen, die zulks, wegens de aan deze Ambtenaren, luidens Art. 36 dezer Wet, gedane aangiften, mogten verlangen.
| |
Over de verbetering van akten van den burgerlijken stand.
Art. 41.
Wanneer geene Registers hebben bestaan, of dezelve zijn verloren geraakt, vervalscht, veranderd, verscheurd, vernietigd, verdonkerd of verminkt, wanneer akten daaraan ontbreken, of wanneer in de ingeschrevene akten dwalingen, uitlatingen of andere misslagen hebben plaats gehad, zal zulks grond opleveren tot aanvulling of tot verbetering der Registers.
| |
Art. 42.
Het verzoek tot aanvulling of verbetering zal moeten worden ingediend aan het Geregtshof, hetwelk, na daarop ingewonnen te hebben de consideratiën en het advijs van den Procureur-Generaal, en na verhoor, wanneer daartoe termen zijn, der belanghebbende partijen, behoudens hooger beroep, deswege zal uitspraak doen.
| |
Art. 43.
Het vonnis van aanvulling of verbetering zal nimmer kunnen werken tegen de belanghebbende
| |
| |
partijen, die hetzelve niet gevorderd hebben, noch daarbij zijn tegenwoordig geweest.
| |
Art. 44.
Alle in kracht van gewijsde gegane uitspraken tot aanvulling der akten zullen door den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand of diens hulpambtenaren dadelijk in de loopende Registers worden ingeschreven, en zal, in geval van verbetering, daarvan worden melding gemaakt op den kant der akte, waartoe het vonnis van verbetering betrekking heeft.
Wanneer de uitspraken tot aanvulling of verbetering der akten betrekking hebben tot de Registers van vroegere jaren, zal de inschrijving of de vermelding dier uitspraken in de ter Gouvernements-Secretarij gedeponeerde Registers verrigt worden door den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, die daarvan aan den Griffier van het Geregtshof zal kennis geven, ten einde zulks evenzeer te bewerkstelligen in de dubbelen, onder hem berustende.
| |
Slot-artikelen.
Art. 45.
Wanneer de aangevers, hetzij van geboorte, hetzij van overlijden, bij het doen der aangifte een bewijs daarvan mogten verlangen, zal hun zulks door den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand of diens hulpambtenaren kosteloos worden uitgereikt.
Wanneer zulks echter later, hetzij door hen, hetzij door eenigen anderen belanghebbende, mogte worden
| |
| |
gevorderd, zal de Ambtenaar van den Burgerlijken Stand of diens hulpambtenaren daarvoor mogen rekenen het bij Art. 13 dezer Wet bepaalde emolument.
| |
Art. 46.
De Ambtenaar en hulpambtenaren van den Burgerlijken Stand, zoo mede de Kurator en Weesmeester, zijn elk, voor zoo veel hem aangaat, verpligt, om van alle overtredingen dezer Wet, welke tot hunne kennis komen, bij een behoorlijk, door hen opgemaakt en onderteekend, proces-verbaal, den Procureur-Generaal te onderrigten, ten einde deze Hooge Ambtenaar de overtreders in regten zoude kunnen vervolgen.
| |
Art. 47.
De boeten, in deze Wet voorkomende, zullen zijn ten behoeve van den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand.
| |
Art. 48.
De tegenwoordige Publicatie zal kracht van Wet hebben van en met den eersten Augustus dezes jaars.
| |
Art. 49.
Bij de introductie der tegenwoordige Publicatie zullen voor afgeschaft worden gehouden, en alzoo buiten effect gesteld, de Publicatiën van 5/6 Maart, 1828, Gouvernements-Blad, e.a., No. 3; van 22/23 December, 1829, Gouvernements-blad, e.a., No. 24, en van 31 Julij / 12 Augustus, 1834, Gouvernements-Blad, e.a., No. 12.
En opdat niemand eenige onwetendheid hiervan voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze wor- | |
| |
den gepubliceerd, en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.
Aldus gearresteerd alhier aan Paramaribo, den 17den Junij, 1835, het drieëntwintigste jaar van Zijner Majesteits Regering.
E.L. van HEECKEREN.
Ter Ordonnantie van Zijne Excellentie,
De Gouvernements-Secretaris,
G.A. van der MEE.
Gepubliceerd aan Paramaribo, den 17den Junij, 1835.
De Gouvernements-Secretaris,
G.A. van der MEE. |
|