| |
| |
| |
Publicatie.
Houdende promulgatie van sommige Artikelen uit de, bij Zijner Majesteits Besluit van 26 Februarij, 1833, No. 104, gearresteerde Instructiën voor het Geregtshof en voor den Procureur-Generaal der Kolonie Suriname.
IN NAAM DES KONINGS.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL DER NEDERLANDSCHE WESTINDISCHE BEZITTINGEN.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
In overweging genomen hebbende, dat sommige der Artikelen van de Instructie voor het Geregtshof te Suriname, alsmede van de Instructie voor den Procureur-Generaal, beide gearresteerd bij Koninklijk Besluit, dd. 26 Februarij, 1833, No. 104, behooren te worden gebragt ter kennisse van het publiek, ten einde elk en een iegelijk, wien zulks mogt aangaan, zich
| |
| |
daarnaar zal kunnen regelen, en naar den inhoud gedragen:
Zoo is het, dat Wij hebben goedgevonden en verstaan, de navolgende Artikelen uit de Instructiën voornoemd te promulgeren, gelijk Wij zijn doende bij deze:
| |
‘Instructie voor het Geregtshof te Suriname.
Art. 1.
De Artikelen van het Regerings-Reglement, welke onder den tweeden Titel voorkomen, worden ten grondslag gelegd van deze Instructie, en, voor zooveel noodig, voor alhier geïnsereerd gehouden.
| |
Art. 2.
Het Geregtshof zal, buiten de gewone vacantie, regelmatig het geheele jaar driemaal elke week vergaderen; zullende het echter aan den President vrijstaan, om, zulks noodzakelijk achtende, buitengewone Vergaderingen te beleggen.
| |
Art. 3.
De gewone vacantietijd zal zijn van twee maanden, beginnende den eersten September en eindigende met den laatsten October; zullende echter, gedurende dien tijd, steeds twee Raden-Commissarissen, van welke ten minste een tot de gegradueerde Leden zal moeten behooren, aan Paramaribo moeten aanwezig zijn, ten einde de loop der Justitie in alle zaken, die geen uitstel kunnen lijden, onverhinderd zal kunnen voortgaan.
| |
| |
| |
Art. 5.
Geene geprivilegeerde zaken zullen voor het Geregtshof kunnen dienen, ten zij hetzelve alvorens door een te dien einde in te dienen request zij geadiëerd; op welk request geen appointement zal mogen vallen, dan nadat er eene comparitie van partijen voor Commissarissen ter rolle plaats gehad hebbe, ten einde dezelve zoo mogelijk tot minnelijke schikkingen te disponeren.
In ordinaire zaken zal zoodanig request en zoodanige voorafgaande comparitie niet noodzakelijk zijn, voorbehoudens de bevoegdheid van het Geregtshof, om, na de litis contestatie in elken stand van het proccs, zoo in ordinaire als geprivilegeerde zaken, eene comparitie, hetzij voor zich, hetzij voor Commissarissen, te bepalen.
| |
Art. 6.
Geen der Leden van het Geregtshof zal mogen zitten over zaken, in welke hij zelf, of zijne nabestaanden, hem in den vierden graad van bloedverwantschap of tweeden graad van zwagerschap bestaande, betrokken zijn, hetzij in hunne personen, hetzij in hunne qualiteiten.
| |
Art. 8.
De pleidooijen zullen altijd met opene deuren worden gehouden, ten zij het onderwerp van eenen de eerbaarheid kwetsenden aard mogte zijn, wanneer dezelve met geslotene deuren zullen plaats vinden, hetgene zal staan ter beoordeeling van het Geregtshof.
| |
| |
| |
Art. 9.
De criminele vonnissen zullen in tegenwoordigheid van den gecondemneerde moeten worden uitgesproken, en van die vonnissen zal openbare aanplakking moeten geschieden.
| |
Art. 18.
Commissarissen der rolle zullen, onverminderd de reauditie, vonnis mogen wijzen:
1o. | Over alle incidenten, welke ter rolle mogten voorkomen. |
2o. | Over alle geschillen over het executeren van vonnissen, willige condemnatiën of appointementen van parate executie, tusschen den geëxecuteerde en den executant, voor zooverre deze geschillen door het Geregtshof aan Commissarissen zullen worden gerenvoyeerd ten fine van beslissing. |
| |
Art. 19.
Het Geregtshof beslist over de verzoeken, om als Advocaat of Praktizijn voor hetzelve te worden toegelaten, en geeft van alle verleende admissiën kennis aan den Gouverneur-Generaal.
Wanneer het Geregtshof mogt oordeelen, dat er redenen bestaan, waarom de admissie van een' eenmaal toegelaten' Advocaat zoude behooren te worden ingetrokken, of ook, dat hij voor korteren of langeren tijd zoude behooren te worden geschorst, zal hetzelve tot zoodanige intrekking of schorsing mogen overgaan; doch zal de Advocaat of Prakti- | |
| |
zijn het regt hebben, om, wanneer zij zich daarmede bezwaard achten, hunne belangen aan den Heer Gouverneur-Generaal voor te dragen, die, na ingewonnen berigt en consideratiën van het Hof, en na den Kolonialen Raad gehoord te hebben, daarover zal beslissen.
| |
Art. 20.
Het Geregtshof stelt, onder nadere approbatie van den Gouverneur-Generaal, de tarieven vast, naar welke zich de Advocaten en Praktizijns in het berekenen van het hun competerend salaris zullen moeten gedragen, en bepaalt bij elk vonnis, wat aan de Advocaten of Praktizijns, welke in de zaak gediend hebben, buiten de verschotten, wegens salaris competeert.
| |
Art. 21.
Het Geregtshof zal moeten waken tegen alle ongeoorloofde delayen, chicanes en langwijligheden in schrifturen en pleidooijen, en zorgen voor eene rigtige en zoo mogelijk spoedige expeditie van zaken.
| |
Art. 29.
De titulatuur der Leden van het Geregtshof is: Wel Edel Gestrenge Heeren.
| |
‘Instructie voor den Procureur-Generaal der Kolonie Suriname.
Art. 12.
De Procureur-Generaal, luidens Art. 19 van het Regerings-Reglement, aan het hoofd der Policie ge- | |
| |
plaatst zijnde, zal diensvolgens in het algemeen verpligt zijn tot de naauwkeurige handhaving van alle Keuren, Publicatiën en Wetten, welke tot de dagelijksche Policie betrekking hebben, hetzij dezelve de veiligheid en gezondheid der ingezetenen, het behoud der openbare rust en de ongestoorde uitoefening van elks regten beoogen, hetzij dezelve met eenig ander onderwerp van algemeen welvaren in verband staan.
| |
‘Art. 13.
Hij is diensvolgens verpligt, de strenge hand te houden aan de Koloniale verordeningen, welke ten aanzien van de reinheid en het onderhoud van straten, wegen en grachten, van de bruikbaarheid van waterlozingen, ter verhoeding van brand en andere algemeene onheilen, ter voorkoming van besmettelijke kwalen, en wat dies meer zij, in de Kolonie bestaan.
| |
Art. 14.
Hij draagt zorg, dat de openbare markten op geene andere plaatsen worden gehouden, dan die daartoe bij verordeningen zijn aangewezen, en is uit dien hoofde bevoegd, om de uitventers van groenten of kleine waren, welke zich op de stoepen der ingezetenen tot hun merkelijk ongerief plegen te verzamelen, met de sterke hand uiteen te doen drijven.
| |
Art. 15.
Hij heeft almede het toezigt over den ijk der Elle- | |
| |
maten en Gewigten, en houdt de hand aan de deswege bestaande of nog in te voeren bepalingen.
| |
Art. 16.
Hij zorgt met allen ernst voor de ongehinderde uitoefening van de in de Kolonie openbaar erkende Godsdiensten, en is alzoo gehouden en bevoegd, om alle attroupementen in de nabijheid der kerkgebouwen, gedurende de uitoefening van den eerdienst, te doen uiteengaan, of al datgene te doen ophouden of wegnemen, waardoor de Godsdienstige aandacht zou kunnen worden verhinderd of gestoord.
| |
Art. 17.
Hij heeft het toezigt over de Bakkers, Slagers en andere neringdoende lieden, welker waren aan eene zetting of prijsbepaling van wege de bevoegde Authoriteit mogten onderworpen zijn, en is uit dien hoofde verpligt, van tijd tot tijd te onderzoeken, of dezelve ingevolge deze zetting of prijsbepaling hunne waren leveren.
| |
Art. 18.
In het bijzonder wordt aan den Heer Procureur-Generaal de bewaring en handhaving van de rust en goede orde op de publieke wegen, straten en openbare plaatsen, en derhalve het weren van alle ongeregeldheden, vechterijen, baldadigheden, zamenrottingen, en wat dies meer zij, ten ernstigste opgedragen; wordende aan hem te dien einde de bevoegdheid toegekend, om de personen, welke zich
| |
| |
aan dergelijke excessen schuldig maken, met de sterke hand uiteen te doen drijven.
| |
Art. 20.
De Procureur-Generaal zal voorts in het algemeen zorg dragen voor het nakomen van al die Wetten, Plakkaten, Besluiten en verordeningen, wier handhaving vroeger was opgedragen aan den Raad-Fiscaal, den Commissaris van Policie en den Eersten Wethouder, en die, hoezeer in de bovenstaande Artikelen niet met name aangeduid, niettemin alsnog in vigueur zijn.
Voor zooverre, bij dezelve Wetten, Plakkaten, Besluiten en verordeningen, aan den Raad-Fiscaal, den Commissaris van Policie en den Eersten Wethouder bijzondere verpligtingen mogten zijn opgelegd, of aan dezelve Ambtenaren tot het verrigten van eenige daad de bevoegdheid mogt zijn toegekend, zal de Procureur-Generaal deze verpligtingen op zich nemen, en zal aan denzelven eene gelijke bevoegdheid competeren.
| |
Art. 22.
Geenerlei zoogenaamde Baljaarpartijen der Slaven zullen aan Paramaribo mogen plaats hebben, dan na voorafgaand schriftelijk verlof van den Procureur-Generaal, die echter dezelve niet zal mogen toestaan, dan gedurende de maand Januarij van elk jaar.
| |
Art. 23.
Ook zullen geene zoogenaamde Zangpartijen on- | |
| |
der de Slaven mogen plaats vinden, dan op eene schriftelijke vergunning van den Procureur-Generaal, die zich echter alvorens zal moeten verzekeren, of hierdoor ook hinder en onrust aan de buren zoude worden veroorzaakt.
| |
Art. 24.
De gezelschappen, onder den naam van Does bekend, bij de Wet stellig verboden zijnde, zoo zal de Procureur-Generaal geenszins bevoegd zijn, om tot het houden van dezelve eenig verlof te geven; maar zal hij in tegendeel gehouden zijn, om dezelve gezelschappen, wanneer zij in weêrwil van dien mogten plaats hebben, des noods met de sterke hand uiteen te doen gaan.
| |
Art. 25.
De Procureur-Generaal zal insgelijks de bevoegdheid hebben, om alle afgodische dansen, onder welke benaming dezelve ook mogten plaats vinden, des noods met de sterke hand te doen eindigen, onverlet de toepassing der Strafwetten, daartegen gestatuëerd.
| |
Art. 26.
De Procureur-Generaal heeft de bevoegdheid, om, wanneer aan hem door eene onder eede afgegevene verklaring van een bevoegd Geneesheer mogt consteren, dat eenige in een bijzonder huis plaats hebbende luidruchtige uitspanning of vermaak voor eenigen kranke hinderlijk of nadeelig mogt zijn, hetzelve vermaak of uitspanning onverwijld te doen
| |
| |
eindigen, en, bij verwijl of wederstand, zich van de sterke hand te dien einde te bedienen.
| |
‘Art. 30.
Alle aanvragen tot Visscherspassen, welke door of van wege het Gouvernement worden afgegeven, zullen door den Procureur-Generaal worden geviseerd, die echter, alvorens zijn visum daarop te stellen, zich zal moeten verzekeren, dat de daarop voorkomende Slaven, voor zooverre zij niet de eigendom zijn van dengenen, aan wien de pas zal worden afgegeven, door derzelver respective Eigenaars te dien einde zijn verhuurd geworden of afgestaan, alsmede, dat zij bekend zijn ten Kantore der Slaven-Registratie, behoudens de magt van het Gouvernement, om zoodanigen Visscherspas te weigeren of toe te staan.
| |
‘Art. 31.
De Procureur-Generaal is verpligt, om, des verzocht, de noodige authorisatie te verleenen op de Agenten van Policie of Dienaren der Justitie, ten einde gevolg te geven aan de appointementen van strikte gijzeling, door het Geregtshof gedecerneerd.
| |
‘Art. 32.
Het staat aan den Procureur-Generaal vrij, om, op het verzoek van de belanghebbenden, in enkele gevallen van dringende noodzakelijkheid, toe te staan, dat op Zon- en Feestdagen eenige arbeid worde verrigt, of ook, dat na zonsondergang eenige lossing of lading uit of in de schepen en vaar- | |
| |
tuigen, mits onder behoorlijke surveillance, plaats hebbe; hoedanig verlof steeds in geschrift door hem zal worden gegeven.
| |
‘Art. 33.
De Procureur-Generaal ontvangt alle aangiften van het overlijden van Slaven, die aan Paramaribo sterven, en houdt daarvan een afzonderlijk Register, toeziende, dat geene begrafenis van eenigen Slaaf plaats hebbe, zonder dat hem daarvan de tijd en plaats alvorens bekend zijn gemaakt.’
En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd, en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.
Aldus gearresteerd aan Paramaribo, den Eenentwintigsten Mei des jaars Achttien Honderd Drie en Dertig, het twintigste jaar van Zijner Majesteits Regering.
E.L. van HEECKEREN.
Ter Ordonnantie van Zijne Excellentie,
De Gouvernements-Secretaris,
G.A. van der MEE.
Gepubliceerd alhier aan Paramaribo, den 22sten Mei, daaraanvolgende.
De Gouvernements-Secretaris,
G.A. van der MEE.
|
|