| |
| |
| |
Publicatie.
Houdende strafbepalingen tegen verbale injuriën, burengerucht en schennis van het huisregt.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL IN RADE.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
Alzoo het Ons, ter handhaving der goede orde in de Kolonie Suriname, noodzakelijk is voorgekomen, dat eenige meer stellige en bepaalde voorschriften worden daargesteld, ter beteugeling van zoodanige overtredingen, als daarmede onbestaanbaar zijn.
Zoo is het, dat Wij hebben goedgevonden en verstaan te statuëren en vast te stellen, gelijk Wij zijn doende bij deze.
| |
Art. 1.
Elk en een iegelijk niet tot den Slavenstand behoorend persoon, die op de openbare wegen of straten, of in eenige kroeg, herberg, koffijhuis,
| |
| |
logement, of dergelijke daarmede gelijkstaande inrigtingen, aan eenen anderen, niet tot den Slavenstand behoorenden persoon, eenig scheldwoord of scheldwoorden zal hebben toegevoegd, of die denzelven zal hebben uitgejouwd, of, door woorden, teekens of gebaren, aan de bespotting van anderen zal hebben blootgesteld of getracht bloot te stellen, of die denzelven, door het uiten of het doen van bedreigingen, door hem eenig misdrijf of eenige ondeugd te verwijten, of op eenige andere wijze, in zijne eer heeft gekrenkt of getracht heeft te krenken, zal, onverminderd de civile aktie van den beleedigde, verbeuren eene geldboete, die, naar gelang van omstandigheden, in bedrag zal kunnen verschillen; doch die nooit minder zal mogen zijn dan vijf Gulden, en nooit meer dan twee honderd Gulden; wordende het aan den Regter overgelaten, om in elk voorkomend geval te beoordeelen, of hetzelve al dan niet in de termen van het tegenwoordige Artikel is vallende.
| |
Art. 2.
Elk en een iegelijk niet tot den Slavenstand behoorend persoon, die, op de openbare straten en wegen, moeijenis en burengerucht verwekt of tracht te verwekken, hetzij, door uitbundig schreeuwen, tieren of eenig ander rumoer aan te rigten, hetzij, door met anderen in grootere of kleinere verzamelingen zich te vereenigen, en, na daartoe door eenen Beambte der Policie te zijn aangemaand, zich daar- | |
| |
van niet af te zonderen, hetzij, door zich eenige andere daad te veroorloven, naar het oordeel des Regters, de kennelijke strekking hebbende, om de openbare orde en rust te verstoren, zal gestraft worden met eene geldboete, welke, naar gelang van omstandigheden, in bedrag zal kunnen verschillen; doch die niet minder zal mogen zijn dan vijf en twintig Gulden, en niet meer dan twee honderd Gulden, of met eene gevangenis in de Forteresse Zelandia, van ten minste drie en van ten hoogste tien dagen, hetzij te zamen, hetzij afzonderlijk.
| |
Art. 3.
Met gelijke straffen, als in het vorige Artikel zijn vermeld, zullen gestraft worden de niet tot den Slavenstand behoorende personen, welke zich schuldig maken aan schennis van eens anders huisregt, hetzij, door tegen den uitgedrukten en hun kennelijk geworden' wil des bewoners, in deszelfs woning, of het tot dezelve behoorend erf, zich te begeven, hetzij, door, hoezeer ook met deszelfs bewilliging zich daarin begeven hebbende, in dezelve woning of op eenigen, tot die woning behoorenden en daarmede een geheel uitmakenden, grond eenige moeijenis, getier of andere onhebbelijkheid aan te rigten, naar het oordeel des Regters, de kennelijke strekking hebbende, om den huisselijken vrede en rust te verstoren.
| |
Art. 4.
Wanneer eenig tot den Slavenstand behoorend
| |
| |
persoon zich aan de misdrijven, bij Art. 1, 2 en 3 vermeld, zal hebben schuldig gemaakt, zal hij, naar gelang van omstandigheden, gestraft worden met eene gevangenis te water en te brood, op de Forteresse Nieuw-Amsterdam, van niet minder dan zes en niet hooger dan tien dagen, of wel met de straffe der slagen, welke in geen geval het getal van honderd zullen mogen te boven gaan; zullende deze straffen zoowel te zamen als afzonderlijk mogen worden opgelegd.
| |
Art. 5.
Wanneer de misdrijven, in de vorige Artikelen vermeld, onmiddellijk zijn voorafgegaan, of onmiddellijk zijn gevolgd door, of gelijktijdig zijn bedreven met misdrijven van eenen zwaarderen aard, bij voorbeeld: feitelijke gewelddadigheden, verwonding, muiterij, oproer, enz. zullen de straffen, tegen de laatstgemelde misdrijven gestatuëerd, op de schuldigen worden toegepast.
| |
Art. 6.
De tegenwoordige Publicatie zal in de Kolonie Suriname dadelijk na hare afkondiging kracht van Wet hebben.
En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.
Aldus gearresteerd in de Raadsvergadering, gehouden alhier aan Paramaribo, den 10den Julij,
| |
| |
1832, het negentiende jaar van Zijner Majesteits Regering.
E.L. van HEECKEREN.
Ter Ordonnantie van den Gouverneur-Generaal in Rade,
De Algemeene Secretaris,
G.A. van der MEE.
Gepubliceerd aan Paramaribo, den 14den Julij, daaraan volgende.
De Algemeene Secretaris,
G.A. van der MEE.
|
|