Art. 2.
Elk en een iegelijk, die, bij erfenis of vermaking bij uitersten wil, eenig onroerend goed, in de respective Nederlandsche Westindische Koloniën gelegen, mogte verkrijgen, zal gehouden en verpligt zijn, - wanneer hij in de Kolonie, alwaar het goed is gelegen, woonachtig is, - binnen den tijd van uiterlijk drie maanden, hetzij te rekenen van den dag, waarop hij schriftelijk heeft verklaard de erfenis of vermaking te aanvaarden, of wel, geene zoodanige verklaring aanwezig zijnde, van den dag van het overlijden des erflaters, en wanneer hij niet in de Kolonie woonachtig is, alsdan uiterlijk binnen drie maanden, nadat, door hem of van zijnentwege binnen de Kolonie, het hem bij uitersten wil vermaakte of bij erfenis opgekomen onroerend goed facto zal zijn aanvaard of genaderd, om van de bij erfenis of vermaking bij uitersten wil verkregene goederen, ten Burele van den Ambtenaar, aan wien, krachtens het bovenstaande Artikel, het houden van het Register is opgedragen, in te leveren eene op ongezegeld papier geschrevene, maar geteekende opgaaf dier goederen; welke opgaaf geheel kosteloos zal worden aangenomen, geregistreerd en aan de belanghebbenden, als bewijs hunner opgaaf, worden teruggegeven.
Elk en een iegelijk, die binnen den bepaalden tijd mogte blijven in gebreke hieraan te voldoen, zal verbeuren eene boete van tien Gulden (f10), voor elken dag verzuim.