| |
| |
| |
Publicatie.
Betrekkelijk het heffen der Belasting op de Erfvolgingen in de Nederlandsche Westindische Bezittingen.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL IN RADE.
Allen, die deze zullen zien en hooren lezen, Salut! doet te weten:
Willende in het belang der Publieke Schatkist, en ter bevordering van den eenparigen gang van zaken in de Nederlandsche Westindische Bezittingen, zoodanige regelen vaststellen, omtrent de perceptie van de in dezelve Bezittingen geheven wordende Belastingen op de Erfvolgingen, als, behoudens den aard en de hoegrootheid derzelve Belastingen, met de locale omstandigheden dier Bezittingen meest overeenkomstig zijn, en de strekking kunnen hebben, om aan eene meer rigtige inning van dit allezins doelmatig Belastingmiddel bevorderlijk te zijn.
Zoo is het, dat Wij hebben goedgevonden en verstaan te arresteren, zoo als Wij zijn doende bij dezen:
| |
| |
| |
Art. 1.
De in de Nederlandsche Westindische Bezittingen geheven wordende Belasting op de Erfvolgingen is of een Regt van Successie of een Regt van Overgang.
| |
Art. 2.
Het Regt van Successie is eene Belasting, welke geheven wordt van al wat wordt geërfd of verkregen, ten gevolge van het in eene der Nederlandsche Westindische Bezittingen plaats gehad hebbende overlijden eens persoons, niet tot den Slavenstand behoorende.
| |
Art. 3.
Het Regt van Overgang is eene Belasting, welke geheven wordt van de waarde der Onroerende Goederen, gelegen binnen eene der Nederlandsche Westindische Bezittingen, en nagelaten door iemand, die buiten dezelve Nederlandsche Westindische Bezitting is overleden.
| |
Art. 4.
Het Regt van Successie wordt geheven van het bedrag der waarde, welke, na aftrek der bij deze Publicatie nader te noemene schulden, overblijft.
Het Regt van Overgang wordt geheven van de onzuivere waarde van het Goed, zonder aftrek van lasten.
| |
Art. 5.
Het Regt van Successie en dat van Overgang zullen nimmer kunnen worden gecumuleerd; zoodanig, dat van de Goederen, van welke het Regt van Over- | |
| |
gang is verschuldigd, het Regt van Successie niet zal worden geheven.
| |
Art. 6.
Het tijdstip, van hetwelk het Regt van Successie en van Overgang is verschuldigd, is de dag, waarop de Publicatiën, bij welke in de respective Nederlandsche Westindische Bezittingen de Belasting op de Erfvolgingen is ingevoerd geworden, kracht van Wet hebben bekomen.
| |
Art. 7.
Het Regt van Successie en van Overgang zal, behoudens de hierna te vermeldene uitzonderingen, zijn verschuldigd door de Erfgenamen, Legatarissen en Donatarissen, in evenredigheid van hetgene door ieder hunner zal worden geërfd en verkregen, hetzij dezelve zulks verkrijgen in vollen eigendom, hetzij in vruchtgebruik zonder den blooten eigendom, hetzij in blooten eigendom zonder het vruchtgebruik, hetzij van den band van fideï-commis ontslagen door overgang aan den gesubstituëerden Erfgenaam.
| |
Art. 8.
Wanneer echter het beheer van eene Nalatenschap, of van eenig daartoe behoorend gedeelte, aan anderen is opgedragen, zullen deze Beheerders voor de voldoening van het Regt van Successie en van Overgang aansprakelijk zijn.
Diensvolgens zullen Executeurs-Testamentair en Boedelredderaars het Regt van Successie en Overgang verschuldigd zijn voor de Erfgenamen, Lega- | |
| |
tarissen en Donatarissen; Voogdén en Weesmeesteren voor hunne Pupillen; Kurators voor de Personen, over wier belangen zij waken, en de Openbare Beheerders van Vacante of Onbeheerde Boedels voor alle aan dezelve gedevolveerde Nalatenschappen.
| |
Art. 9.
Degenen, welke, naar aanleiding der onderscheidingen, in de twee voorgaande Artikelen vermeld, het Regt van Successie en van Overgang, hetzij van den vollen eigendom, hetzij van het vruchtgebruik zonder den eigendom, hetzij van den blooten eigendom zonder het vruchtgebruik, hetzij wegens de verkrijging van met fideï-commis belast geweest Goed door overgang aan den gesubstituëerden Etfgenaam, zijn verschuldigd, zullen verpligt zijn, binnen den bij Art. 16 dezer Publicatie vast te stellen' termijn, daarvan aangifte te doen; wat de Koloniën Suriname en Curacao betreft, ten Kantore van den Algemeenen Ontvanger, en wat de Koloniën St. Eustatius en St. Martin aangaat, ten Kantore van den Kolonialen Ontvanger, als welke respective Ambtenaren met de perceptie van dit middel zijn belast.
| |
Art. 10.
Deze aangifte zal moeten geschieden bij eene schriftelijke, door den Aangever of de Aangevers onderteekende Memorie, welke op ongezegeld papier zal kunnen worden geschreven, en in dewelke alle doorhalingen, uitschrappingen of veranderingen van woorden of cijfers door de Aangevers in margine goedge- | |
| |
keurd, en, ten blijke daarvan, onderteekend of geparapheerd moeten worden.
| |
Art. 11.
Bij deze Memorie zal moeten worden opgegeven:
1. | Waar ter plaatse de nagelatene Onroerende Goederen, voor zooverre die gelegen zijn in de Bezittingen, waar het sterfgeval heeft plaats gehad, in dezelve zijn gesituëerd. |
2. | Welke de grootte zij der ongebouwde eigendommen, voor zooverre die aan de Aangevers bekend is. |
3. | Welke het bedrag is der schulden, het passief des Boedels te zamenstellende. |
4. | Wie als Erfgenamen, Legatarissen en Donatarissen bekend zijn. |
5. | Welke de graad van verwantschap is tusschen de Erfgenamen, Legatarissen en Donatarissen en den overledene. |
6. | Hoe groot het Aandeel is, door ieder' dezer Erfgenamen, Legatarissen en Donatarissen geërfd of verkregen. |
7. | Of de overledene van eenige Goederen het vruchtgebruik heeft gehad; en zoo ja, waarin die Goederen bestaan hebben, en wie tot genot van den vollen eigendom is gekomen, voor zooverre de Aangevers daarvan kennis mogten bekomen hebben. |
8. | Welke (indien de Nalatenschap, geheel of gedeeltelijk, krachtens uiterste wilsbeschikking,
|
| |
| |
| wordt verkregen) degenen zijn, welke, zonder zoodanige beschikking, geheel of gedeeltelijk tot dezelve zouden zijn geregtigd.
Deze laatste vermelding zal echter niet vereischt worden, wanneer de Boedel, ingevolge de onderscheidingen, die nader bij deze Publicatie zullen voorkomen, onderworpen is aan een regt van tien percent. |
| |
Art. 12.
Wanneer de Memorie van aangifte betrekking heeft tot Boedels, welke geërfd worden in de regte lijn, of ook voor de zoodanige, welke, na aftrek der schulden, geene hoogere waarde hebben dan f 300, zal in dezelve alleen behoeven vermeld te worden:
1. | Wie de Erfgenamen zijn. |
2. | Welke de Onroerende Goederen zijn, tot den Boedel behoorende, voor zooverre zij in de respective Koloniën zijn gelegen. |
3. | Wie de Legatarissen en Donatarissen zijn, en wat door ieder' hunner wordt geërfd of verkregen. |
| |
Art. 13.
Wanneer de Memorie van aangifte betrekking heeft tot eenen Boedel, tot welken geene Onroerende Goederen behooren, in de Kolonie, waar het sterfgeval heeft plaats gehad, gelegen, zal zulks, in de Koloniën Suriname, Curacao en St. Eustatius, door den Secretaris van het Gemeente-Bestuur, en, in de Kolonie St. Martin, door den Secretaris van den Raad
| |
| |
van Policie, door de afgifte van een gratis uit te reiken bewijs, bij de Memorie van aangifte te voegen, worden gecertificeerd.
| |
Art. 14.
Het aanvaarden van eene Nalatenschap onder Beneficie van Inventaris zal niet ontheffen van de verpligting tot het doen van aangifte op den tijd, binnen den termijn, en op dezelfde poenaliteiten, als bij deze Publicatie is vastgesteld.
| |
Art. 15.
Bij de Memorie van aangifte zal, binnen de Hoofdplaats van elke der respective Koloniën, één domicilium worden gekozen voor alle actiën en vervolgingen, welke, krachtens deze Publicatie, tegen degenen, welke het Regt van Successie en het Regt van Overgang verschuldigd zijn, zouden kunnen worden ingesteld.
| |
Art. 16.
De termijn, binnen welken de aangifte moet geschieden, zal zijn:
1. | Van acht maanden na den dag van het overlijden, wanneer het sterfgeval heeft plaats gevonden in de Bezitting, waar de Belastingschuldige woonachtig is. |
2. | Van twaalf maanden, wanneer het sterfgeval heeft plaats gehad in eenig ander gedeelte van Amerika. |
3. | Van achttien maanden, wanneer het sterfgeval heeft plaats gehad in Europa. |
| |
| |
4. | Van dertig maanden, wanneer het sterfgeval heeft plaats gehad in Azië of Afrika. |
| |
Art. 17.
Wanneer het vruchtgebruik met den blooten eigendom mogt worden vereenigd, gedurende het leven van den vruchtgebruiker, zal de termijn van aangifte gerekend worden van den dag, waarop deze vereeniging heeft plaats gevonden.
| |
Art. 18.
Bijaldien de Belastingschuldigen zich geheel of gedeeltelijk in het bezit of het beheer gesteld hebben van Goederen, nagelaten door iemand, die buiten de Bezitting, waar de Belastingschuldige woonachtig is, overleden is, voordat de laatste zes maanden van den termijn, voor de aangifte bepaald, zijn begonnen, zal de termijn van twaalf, achttien en dertig maanden tot op acht worden verminderd.
| |
Art. 19.
De bij Art. 16 bepaalde termijnen zullen te Suriname door den Gouverneur-Generaal, en in de overige Bezittingen door de respective Gezagvoerders, op daartoe gedaan verzoek der belanghebbenden, hetzij ter oorzake van het aanvaarden eener Nalatenschap onder Beneficie van Inventaris, hetzij uit hoofde van andere erheffelijke redenen, zoo dikwerf mogen worden verlengd, als zulks, naar bevind van zaken, noodig zal worden geoordeeld.
| |
Art. 20.
Bijaldien de aangifte binnen den bepaalden of door
| |
| |
den Gouverneur-Generaal of de respective Gezagvoerders verlengden termijn niet wordt gedaan, zullen degenen, die daartoe krachtens deze Publicatie verpligt zijn, verbeuren eene boete van honderd Gulden.
| |
Art. 21.
Wanneer dezelve veertien dagen, nadat het ter oplegging van deze boete gevallen vonnis zal zijn gegaan in kracht van gewijsde, alsnog in gebreken zijn gebleven, om de Memorie van aangifte in te dienen, zullen dezelve gestraft worden met gevangenis, uit welke zij niet zullen worden ontslagen, alvorens door hen aan het Publiek Ministerie bewijs zij geproduceerd der door hen ingediende Memorie van aangifte; zullende de Regtbanken van Kleine Zaken te dezen einde door den Ontvanger, met de perceptie van dit middel belast, moeten worden geadiëerd, als die, onder den last van appèl aan het Hof of de Raden van Civile en Criminele Justitie, ten deze speciaal worden competent verklaard.
| |
Art. 22.
De waarde der op de Memorie van aangifte te brengene Goederen zal bepaald worden door de navolgende regelen:
a. | Onroerende Goederen zullen geschat worden naar de verkoopwaarde op den dag van het overlijden. |
b. | Hypothecaire schuldvorderingen zullen worden geschat naar het bedrag van het kapitaal en den interest, op den dag van het overlijden ver- |
| |
| |
| schuldigd, of wel, bij vermeend decrescement van het verbonden Goed, naar de waardering des Aangevers. |
c. | Erfpachten, Grondrenten en dergelijke prestatiën in Onroerende Goederen, voor altijd of voor eenen onbepaalden tijd gevestigd, zullen gerekend worden naar het kapitaal van derzelver twaalfvoudig jaarlijksch bedrag.
Voor zooverre zij betaalbaar mogten zijn in produkten van den grond, of andere voorwerpen, geldswaarde hebbende, zal het jaarlijksch bedrag berekend moeten worden naar den middelprijs, welken dezelve, gedurende de laatste veertien jaren, in de hoofdplaats der respective Koloniën gehad hebben, daarvan echter aftrekkende de twee hoogste en de twee laagste jaren.
Bij ontstentenis van zoodanigen prijs, zullen dezelve door den Aangever moeten worden gewaardeerd. |
d. | Effecten, actiën en renten zullen worden geschat naar het kapitaal van derzelver geldswaarde, tijdens het overlijden.
Deze waarde zal worden bestemd door de, in de week van het overlijden, in het Moederland uitgegevene Prijs-Courant ter regeling van het Regt van Successie, welke Prijs-Courant voor de belanghebbenden in de respective Koloniën zal worden verkrijgbaar gesteld.
Bijaldien de effecten, actiën en renten daarop
|
| |
| |
| niet bekend staan, zullen dezelve door de Aangevers moeten worden gewaardeerd. |
e. | Lijfrenten zullen worden berekend ingevolge derzelver jaarlijksch bedrag, vermenigvuldigd met het getal jaren levens van dengenen, op wiens lijf zij zijn gevestigd, en zulks naar de navolgende berekening: |
Van 1 tot 20 jaren oud, |
10 jaren levens. |
Boven 20 tot 30 jaren oud, |
9 jaren levens. |
Boven 30 tot 40 jaren oud, |
8 jaren levens. |
Boven 40 tot 50 jaren oud, |
7 jaren levens. |
Boven 50 tot 55 jaren oud, |
6 jaren levens. |
Boven 55 tot 60 jaren oud, |
5 jaren levens. |
Boven 60 tot 65 jaren oud, |
4 jaren levens. |
Boven 65 tot 70 jaren oud, |
3 jaren levens. |
Boven 70 tot 75 jaren oud, |
2 jaren levens. |
Boven 75 jaren oud, |
1 jaren levens. |
| Ten aanzien van tontines en kontrakten van overleving, zal voor het jaarlijksch bedrag worden gehouden het rendement van het jaar, hetwelk onmiddellijk het jaar van het overlijden is voorafgegaan. |
| Zij zullen voorts berekend worden als lijfrenten, en, voor zooverre zij bestaan in voorwerpen, in natura gewaardeerd worden, zoo als sub Litt. c is voorgeschreven ten aanzien van erfpachten, enz. |
f. | Schepen, schuiten en vaartuigen zullen worden
|
| |
| |
| geschat naar de verkoopwaarde ten dage van het overlijden, door den Aangever te waarderen.
Onder de waardering moet begrepen worden het staand en loopend want, gelijk mede alles, wat zich, voor zooveel men weet, aan boord bevindt, en een gedeelte uitmaakt van de nagelatene Goederen. |
g. | Alle schuldvorderingen, niet onder b noch d hiervoren begrepen, hetzij dat van dezelve eenige akte besta of niet, zullen geschat worden op de door den Aangever te bepalene geldswaarde van het verschuldigde kapitaal, en van de verschuldigde interessen op den dag van het overlijden. |
h. | Alle andere roerende Goederen en perpetuële niet in onroerend Goed gevestigde renten zullen worden berekend naar de verkoopwaarde ten dage van het overlijden, door den Aangever te bepalen. |
| |
Art. 23.
De Aangevers zullen de vrijheid hebben, om, vóór het doen der aangifte, de in het vorig Artikel vermelde zaken, voor zooverre die voor taxatie vatbaar zijn, door deskundigen te laten waarderen. Van deze hunne gezindheid zullen zij bij eene Insinuatie, door de Deurwaarders bij de Regtbanken van Kleine Zaken te beteekenen, aan den Ontvanger, met de perceptie van dit middel belast, doen blijken. Bij deze Insinuatie zullen zij de door hen benoemde deskun- | |
| |
digen opgeven, met sommatie aan den vermelden Ambtenaar, om, binnen den tijd van acht dagen, insgelijks deskundigen van zijne zijde te benoemen.
De wederzijds benoemde deskundigen in hun gevoelen verschillende, zal, te Suriname en te Curaçao, door den President van het Gemeente-Bestuur, en, te St. Eustatius en St. Martin, door de respective Gezagvoerders, daartoe door partijen of één van beide geadiëerd, een derde deskundige worden toegevoegd, op de resultaten van welker handeling van volkomene toepassing zal zijn, hetgene hierna bij Art. 40 en 41, in een dergelijk geval, zal worden gestatuëerd.
| |
Art. 24.
De schulden, welke het passief van den Boedel worden geacht te zamen te stellen, en die alzoo op de Memorie van aangifte mogen gebragt worden, zijn de navolgende:
a. | De schuldvorderingen ten laste van den overledene, volgens daarvan voorhanden zijnde akten, of andere in Regten gangbare bewijzen. |
b. | De schulden, op het tijdstip van het overlijden, voortspruitende uit het bedrijf van het overlijden, |
c. | De huisschulden, op den dag van het overlijden. |
d. | De Koloniale Belastingen, onder welken naam, en ten behoeve van welk Bestuur, Administratie of Departement die ook zouden mogen worden geheven. |
e. | De Begrafeniskosten. |
| |
| |
| |
Art. 25.
Alvorens de Memoriën van aangifte ten Kantore van den Ontvanger, met de perceptie van dit middel belast, mogen worden ingediend, en door denzelven zullen mogen worden aangenomen, zullen dezelve, hetzij dezelve al dan niet eene betaling van het Regt van Successie of van Overgang ten gevolge moeten hebben, door de Aangevers, voor den President van het Hof, of wel van den Raad van Civile en Criminele Justitie, ten deze geadsisteerd met den Griffier of Secretaris van hetzelve Hof of Raad, in persoon moeten worden beëedigd.
| |
Art. 26.
Deze eed zal inhouden eene plegtige verklaring:
‘Dat de Aangevers in gemoede vermeenen, bij de aangifte der Nalatenschap van wijlen N.N. niets verzwegen te hebben, dat tot diens Boedel behoort, en voor de regeling van het Regt van Successie en van Overgang heeft moeten worden aangegeven; noch dezelfde schuld twee- of meermalen op de Memorie te hebben gebragt; noch eenige schuld daarbij te hebben opgegeven, welke niet uit den Boedel behoort te worden betaald; voorts de Bezittingen, buiten de respective Koloniën gelegen (zoo er die mogten zijn), tot dien prijs te hebben gesteld, welken zij in gemoede houden als de waarde van dezelve.
Dien graad van verwantschap te hebben opgegegeven, welken zij voor den waarachtigen houden.
| |
| |
Dat zij dadelijk zullen doen aangifte van, en het Regt van Successie en van Overgang zullen voldoen voor de Goederen, welke zij naderhand zullen vermeenen, niet of kwalijk te hebben aangegeven.’
| |
Art. 27.
De Griffier of Secretaris van het Hof of den Raad zalden Aangevers een Certificaat van deze eedsprestatie, binnen tweemaal vier en twintig uren, nadat dezelve is afgelegd, ter hand stellen, ten einde door hen bij de Memorie van aangifte gevoegd, en gelijktijdig met dezelve aan den Ontvanger, met de perceptie van dit middel belast, te worden ingediend. Zoodanig Certificaat zal vrij zijn van Zegel, Leges en Emolumenten.
| |
Art. 28.
Ingevalle van ziekte of afwezigheid, zullen de respective Boekhouders-Contrôleurs, of die derzelver functiën in de respective Nederlandsche Westindische Bezittingen vervullen, daartoe door de belanghebbenden te adiëren, verlof kunnen geven, dat de eed bij speciale procuratie worde afgelegd.
| |
Art. 29.
De Ontvangers, met de perceptie van dit middel belast, de Memoriën van aangifte ontvangende, zullen daarvan aan de Aangevers een schriftelijk bewijs afgeven, waarin de dagteekening van de ontvangst met schrijfletters moet zijn uitgedrukt.
| |
Art. 30.
Bijaldien de Ontvangers, met de perceptie van dit
| |
| |
middel belast, op de aan hen ingediende Memoriën van aangifte geenerlei aanmerkingen hebben, zullen zij aan de Belastingschuldigen een door hen op te maken Quotisatie-biljet doen toekomen, vermeldende, zoo in cijfers als schrijfletters, de som, voor welke zij, ten gevolge van deze hunne aangifte, en overeenkomstig de Bepalingen, in deze Publicatie vervat, door hen zijn aangeslagen geworden.
| |
Art. 31.
De Quotisatie-biljetten zullen kosteloos door eenen der Deurwaarders bij de Regtbanken van Kleïne Zaken aan de Belastingschuldigen worden bezorgd; waarvan, bij een behoorlijk Proces-Verbaal of Relaas, door gemelden Beambte op te maken en aan den Ontvanger ter hand te stellen, zal moeten blijken.
| |
Art. 32.
Bijaldien de Ontvanger met de ingediende Memorie van aangifte geen genoegen mogt nemen, hetzij ter oorzake er, naar zijn inzien, Goederen mogten zijn verzwegen, of dat dezelfde schulden twee- of meermalen op de Memorie gebragt zijn, of dat er zoodanige schulden in dezelve voorkomen, welke, volgens de tegenwoordige Publicatie, niet tot het passief van den Boedel behooren, of ook, dat de in de Memorie vermelde Goederen niet tot de wezenlijke verkoop- of geldswaarde zijn aangegeven, zoo mede, dat bij dezelve eenig legaat of gifte, of een graad van verwantschap mogt zijn verzwegen of verkeerd opgegeven, hetzij ter oorzake van eenige andere ge- | |
| |
breken of omissiën, zal hij van deze zijne remarques, bij eene schriftelijke Contra-Memorie, door eenen der Deurwaarders van de Regtbanken van Kleine Zaken aan de Aangevers te beteekenen, moeten doen blijken.
| |
Art. 33.
Aan de Aangevers zal een termijn van zes weken, te rekenen van den dag, waarop, blijkens het daarvan door den Deurwaarder op te maken en aan den Ontvanger uit te reiken Relaas, de Contra-Memorie aan hen zal zijn ingediend, worden toegestaan, om de door hen ingediende Memorie van aangifte, ingevolge het verlangen van den Ontvanger, te verbeteren of te redresseren.
| |
Art. 34.
Wanneer de Aangevers nalatig zijn, om binnen dien termijn op de aan hen geïnsinuëerde Contra-Memorie van eenig antwoord te dienen, zal de Ontvanger hen voor het door hen verschuldigd Regt aanslaan op zoodanige som, als hij, naar aanleiding van de door hem gemaakte remarques, zal oordeelen te behooren, en hun daarvan, op de wijze als bij Art. 30 en 31 is gezegd, het Quotisatie-biljet doen toekomen.
| |
Art. 35.
De Ontvanger zal op gelijke wijze te werk gaan, wanneer de Aangevers, binnen den bij Art. 33 gestelden termijn, de Memoriën van aangifte, ingevolge zijn verlangen, zullen hebben verbeterd of geredresseerd.
| |
| |
| |
Art. 36.
Wanneer de Aangevers, binnen den evengemelden termijn, de Memorie van aangifte niet naar het verlangen van den Ontvanger hebben verbeterd of geredresseerd, maar in tegendeel deszelfs remarques, of geheel of gedeeltelijk, hebben tegengesproken, zal de Ontvanger deze zaak ter kennisse brengen van de respective Boekhouders-Contrôleurs, of die derzelver functiën vervullen, die, dezelve daartoe gedisponeerd achtende, den Ontvanger zullen authoriseren, om de Aangevers voor de Regtbanken van Kleine Zaken te dagvaarden, ten einde de Memorie van aangifte te zien verbeteren naar het verlangen der Financiële Administratie, of wel op zoodanige wijze die in te rigten, als dezelve naar Regten zullen vermeenen te behooren.
| |
Art. 37.
Wanneer de door den Ontvanger gemaakte remarques betrekking mogten hebben tot de geldswaarde, waarop de Goederen in de Memorie van aangifte zijn gesteld geworden, zal tot eene waardering van dezelve Goederen moeten worden overgegaan; te welken einde de Regtbank, bij interlocutoir vonnis, zal bevelen, dat partijen, binnen den tijd van acht dagen, ieder eenen deskundige te dien einde zullen benoemen.
| |
Art. 38.
Partijen hieraan voldaan hebbende, zullen de door haar benoemde deskundigen voor de Regt- | |
| |
bank sisteren, ten einde door dezelve te worden beëedigd.
| |
Art. 39.
De benoemde deskundigen beëedigd zijnde, zullen met den meesten spoed tot het hun opgedragen werk moeten overgaan. - Het omtrent de waarde van eenig artikel of perceel niet eens zijnde, zullen zij daarvan de Regtbank doen kennis dragen, die aan hen ex officio eenen derden deskundige zal toevoegen.
| |
Art. 40.
Bijaldien twee dezer drie deskundigen het eens zijn, zal derzelver eenstemmige waardering gehouden worden, den prijs van het gewaardeerde Goed te vertegenwoordigen.
| |
Art. 41.
Wanneer dezelve alle drie mogten verschillen, zullen de sommen, waarop elk hunner het Goed heeft gewaardeerd, bij elkander worden getrokken, en het facit daarvan door het getal van drie worden gedeeld.
De som, welke van deze deeling het resultaat zal zijn, zal als de wettelijke prijs van het Goed worden beschouwd.
| |
Art. 42.
Wanneer het vonnis, door de Regtbank ten deze te wijzen, in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal de door dezelve bij hetzelve vonnis aangenomene Memorie van aangifte de grondslag zijn,
| |
| |
waarnaar de Ontvanger het Quotisatie-biljet zal opmaken, waarmede voorts zal worden te werk gegaan, als bij Art. 30 en 31 is gezegd.
| |
Art. 43.
Wanneer het ten deze gevoerd geding genoegzame renseignementen mogt hebben aan de hand gegeven, om te vooronderstellen, dat de Aangevers voorbedachtelijk ter kwader trouw, en met genoegzame kennis van zaken, eene verkeerde aangifte hebben ingediend, zullen dezelve als meineedigen of falsarissen worden beschouwd, en als zoodanig crimineel worden vervolgd.
| |
Art. 44.
Wanneer de sustenuën, door den Ontvanger gevoerd, bij het vonnis mogten zijn geconfirmeerd, zonder dat echter van zoodanigen voorbedachtelijken aanleg, kwade trouw en wetenschap aan de zijde der Aangevers is gebleken, zullen dezelve blootelijk in de betaling der proceskosten worden veroordeeld.
| |
Art. 45.
Wanneer de sustenuën, door den Ontvanger gevoerd, bij het vonnis niet mogten zijn geconfirmeerd, zal de Financiële Administratie in de kosten worden veroordeeld.
| |
Art. 46.
Wanneer de sustenuën van den Ontvanger gedeeltelijk bij het vonnis mogten worden geconfirmeerd, gedeeltelijk ongefundeerd mogten verklaard worden,
| |
| |
zal elke partij zoodanig aandeel in de kosten dragen, als de Regtbank bij het vonnis zal bevelen.
| |
Art. 47.
Wanneer de Aangevers gebruik gemaakt hebben van de bevoegdheid, hun bij Art. 23 toegestaan, zal door den Ontvanger, bij deszelfs Contra-Memorie, niet mogen worden teruggekomen op de waarde, waarop de Goederen bij de Memorie van aangifte zijn gesteld, voor zooverre namelijk die Goederen, alvorens het doen der aangifte, in voege als bij hetzelve Artikel vermeld, zijn gewaardeerd geworden.
| |
Art. 48.
De Ontvanger zal in het opmaken van de aan de Belastingschuldigen uit te reikene Quotisatie-biljetten, en alzoo in den aanslag van deze Belasting, zich regelen naar de volgende beginselen:
| |
A. Regt van overgang.
Wegens hetzelve zal geheven worden:
1. | In de regte lijn:
a. | Voor den eigendom een percent. |
b. | Voor het vruchtgebruik een half percent. |
|
2. | In de collaterale lijn, of tusschen niet verwante personen:
a. | Voor den eigendom vijf percent. |
b. | Voor het vruchtgebruik twee en een half percent. |
|
| |
| |
Voor de betaling van het Regt van Overgang zal geenerlei uitstel mogen verleend worden.
Het Regt van Overgang zal, zoo voor het verkrijgen van den blooten eigendom, als voor het vruchtgebruik, gelijktijdig binnen den bij Art. 49 bepaalden tijd moeten voldaan worden; terwijl, daarentegen, bij de daarop door overlijden gevolgde vereeniging van het vruchtgebruik met den blooten eigendom, geenerlei Regt van Overgang meer zal zijn verschuldigd.
| |
B. Regt van successie op het verkrijgen van den vollen eigendom.
Hetzelve zal worden geheven naar den navolgenden maatstaf:
1. | Echtgenooten zullen van hetgene dezelve, de eene van den anderen, onder den titel van vollen eigendom, erven of verkrijgen, verschuldigd zijn vier percent.
Dit Regt vervalt, wanneer echtgenooten kind of kinderen nalaten, bij hen te zamen in huwelijk verwekt, of wel descendenten van hetzelve kind of kinderen.
Desgelijks wordt van het Regt van Successie vrijgesteld al hetgene door den langstlevenden echtgenoot in vruchtgebruik, of bij wege van pensioen of periodieke uitkeering, van den eerststervenden echtgenoot wordt verkregen, wan- |
| |
| |
| neer namelijk, door deszelfs overlijden, deszelfs in vorig huwelijk verwekt kind of kinderen, of wel dezer descendenten, tot den eigendom zijn gekomen, of met de prestatie van het pensioen of de periodieke uitkeering mogten zijn belast. |
2. | Broeders of Zusters, hetzij van heelen, hetzij van balven bedde, zullen van hetgene dezelve van hunne Broeders of Zusters, van heelen of halven bedde, onder gelijken titel, erven of verkrijgen, wegens datgene, hetwelk hun ab intestato zou zijn aangekomen, verschuldigd zijn vier percent, en voor datgene, hetwelk zij meerder erven of verkrijgen, tien percent. |
3. | Neven of Nichten, na-Neven of na-Nichten, zullen van hetgene dezelve, in voege als voren, erven of verkrijgen van hunne Ooms of Moeijen, of oud-Ooms of oud-Moeijen, wegens datgene, hetwelk hun ab intestato zou zijn aangekomen, zijn verschuldigd zes percent, en voor datgene, hetwelk zij meerder erven of verkrijgen, tien percent. |
4. | Ooms of Moeijen, oud-Ooms of oud-Moeijen, zullen van hetgene dezelve, onder gemelden titel, erven of verkrijgen van hunne Neven of Nichten, na-Neven of na-Nichten, wegens datgene, hetwelk hun ab intestato zou zijn aangekomen, verschuldigd zijn zes percent, en voor datgene, hetwelk zij meerder erven of verkrijgen, tien percent. |
| |
| |
5. | Alle andere verwante personen (met uitzondeting van die in de regte, hetzij opklimmende of nederdalende lijn), alsmede alle niet verwante personen, tot welke ook zullen gerekend worden alle, die door onwettige geboorte van vaderszijde aan den overledene zijn vermaagschapt, ten zij dezelve op de bij de Wet voorgeschrevene wijze daarvan mogten zijn gereleveerd, zullen, voor hetgene zij in vollen eigendom erven of verkrijgen, verschuldigd zijn tien percent. |
| |
C. Regt van successie op het verkrijgen in vruchtgebruik, zonder den eigendom.
Voor datgene, wat onder dezen titel wordt verkregen, zal de verkrijger slechts de helft zijn verschuldigd van hetgene sub A en B, in de onderscheidene daarbij uitgedrukte gevallen, is bepaald.
| |
D. Regt van successie wegens overgang van den blooten eigendom, zonder vruchtgebruik.
De betaling van dit Regt zal blijven opgeschort, totdat het tijdstip aanwezig is, waarop het vruchtgebruik met den blooten eigendom zal zijn vereenigd.
Wanneer, alvorens deze vereeniging plaats heeft, de bloote eigendom door overlijden aan anderen overgaat, zal deze opschorting voortduren; doch zullen de verkrijgers verpligt zijn, ten genoegen van den
| |
| |
Ontvanger, voldoenden borgtogt te stellen voor hetgene eventuëel door hen wegens Regt van Successie mogt zijn verschuldigd.
De vereeniging van den blooten eigendom met het vruchtgebruik plaats hebbende, zal het Regt van Successie, waarvan de betaling is opgeschort gebleven, door dengenen, welke, ten gevolge van deze vereeniging, tot den vollen eigendom komt, binnen den termijn, bij deze Publicatie bepaald, moeten voldaan worden.
Bijaldien, ten gevolge der onderscheidene overgangen, welke van den blooten eigendom door overlijden middelerwijl mogten hebben plaats gehad, de wegens dien eigendom verschuldigde Regten meer mogten bedragen dan vijftien percent, zal degene, die door de vereeniging van den blooten eigendom met het vruchtgebruik eindelijk tot het genot van den vollen eigendom komt, kunnen volstaan met de voldoening van vijftien percent van het op hem gedevolveerd kapitaal, waarmede zoowel het Regt van Successie, waarvan de betaling was opgeschort gebleven, als hetgene hij uit eigen' hoofde is verschuldigd, zal geacht worden te zijn geliquideerd.
| |
E. Regt van successie wegens pensioenen of periodieke uitkeeringen.
Dit Regt zal geheven worden van het bedrag, hetwelk dezelve pensioenen en uitkeeringen over den tijd, gedurende welken zij door eenigen titularis moe- | |
| |
ten gepresteerd worden, in kapitaal zullen opleveren; zullende echter deze berekening in geen geval het twaalfvoudige van het jaarlijksch bedrag mogen te boven gaan.
Wanneer de prestatie van pensioenen of uitkeeringen aan eenigen titularis gedurende deszelfs geheel leven is opgelegd, zal het Regt van Successie berekend worden op dezelfde wijze, als zulks ingevolge Art. 22, Litt. e, dezer Publicatie plaats heeft met lijfrenten.
Het wegens pensioen of periodieke uitkeeringen verschuldigd Regt zal door den titularis, die met derzelver prestatie belast is, in allen gevalle uit den Boedel worden voorgeschoten. Deze zal daarentegen het regt hebben, om, bij de jaarlijksche betaling dezer pensioenen of uitkeeringen, zoodanig gedeelte van het door hem voorgeschoten kapitaal daaraan telkens te korten, als evenredig is aan den tijd, waarover het Regt is berekend, met den verschenen' interest van acht ten honderd in het jaar.
| |
F. Regt van successie wegens goederen met fideï-commis bezwaard.
Wanneer eenig met fideï-commis bezwaard Goed op den gesubstituëerde overgaat, zal het Regt van Successie zijn verschuldigd naar den graad van verwantschap tusschen den insteller van het fideï-commis en den gesubstituëerde.
| |
| |
| |
G. Regt van successie in onzekere gevallen.
Wanneer de Aangever bij de aangifte mogt verklaard hebben, onzeker te zijn, ten aanzien van den graad van verwantschap, of van den persoon, die tot de erfenis is geregtigd, of ook van de hoeveelheid, welke de erfgenamen ab intestato zouden hebben geërfd, zal het hoogste Regt, hetwelk naar de bij deze Publicatie voorkomende onderscheidingen zoude kunnen verschuldigd zijn, worden geheven.
| |
H. Vrijdom van regt van successie.
Zal plaats hebben omtrent alles, wat in de regte, hetzij klimmende, hetzij nederdalende lijn, wordt geërfd of verkregen, alsmede omtrent zoodanige door overlijden verkregene voordeelen, welke, na aftrek der schulden, niet meer mogten bedragen dan drie honderd Gulden.
| |
Art. 49.
Binnen den tijd van twee maanden, na den dag, waarop, ingevolge het bij Art. 31 vermeld Proces-Verbaal of Relaas van den Deurwaarder, het Quotisatiebiljet is bezorgd geworden, zullen de Belastingschuldigen de sommen, waarvoor zij bij hetzelve in het Regt van Successie en van Overgang zijn aangeslagen, ten Kantore van den Ontvanger moeten voldoen, op poene van parate executie, zoo als in materie van Belasting gebruikelijk is.
| |
| |
| |
Art. 50.
De Belastingschuldigen, welke zich tegen deze executie zouden willen verzetten, zullen hunne actie te dien einde moeten instituëren voor de Regtbanken van Kleine Zaken, welke bij dezen bevoegd worden verklaard, om over alle Regtsvorderingen van dien aard, zonder onderscheid van het bedrag der sommen, kennis te nemen, als wordende de jurisdictie van dezelve Regtbanken ten deze onbepaald uitgebreid, behoudens echter het regt van appèl aan het Hof of de Raden van Civile en Criminele Justitie, niet alleen ten aanzien van zoodanige vorderingen, welke volgens het gewone regt appellabel zijn, maar ook ten aanzien van de zoodanige, welke volgens het gewoon Regt zulks niet zouden zijn, en dus de som van f 150 niet overtreffen.
| |
Art. 51.
Desgelijks zullen de Regtbanken van Kleine Zaken, mits onder gelijken last van appèl, bevoegd zijn, om kennis te nemen van de vorderingen der gequotiseerden ter teruggave van door hen betaalde Regten.
De Financiële Administratie zal echter tot zoodanige teruggave niet mogen worden veroordeeld, ten zij in de gevallen, dat deze Publicatie niet naar behooren mogt zijn toegepast.
| |
Art. 52.
De actiën tot invordering van het Regt van Successie en van Overgang zullen verjaard zijn na ver- | |
| |
loop van vijf jaren, te rekenen van den dag, op welken de termijnen van aangifte, bij Art. 16 bepaald, of nader door den Gouverneur Generaal of de respective Gezagvoerders verlengd, zullen zijn verstreken; de actiën ter oplegging der straffen, gestatuëerd op het niet indienen der aangifte, zullen zijn verjaard na verloop van één jaar, te rekenen van denzelven dag.
| |
Art. 53.
De actiën tot teruggave van betaalde Regten zullen verjaren na verloop van twee jaren, te rekenen van den dag der betaling.
| |
Art. 54.
Wanneer, alvorens de in de voorgaande Artikelen vermelde termijnen van verjaring zijn verstreken, Geregtelijke vervolgingen tegen de Belastingschuldigen mogten zijn aangevangen, zullen de verjaringen worden gehouden voor opgeschort.
| |
Art. 55.
Wanneer echter deze aangevangene vervolgingen gedurende den tijd van één jaar onvervolgd mogten zijn gebleven, en de termijn van verjaring middelerwijl mogt zijn verschenen, zal de verjaring voor altijd en onherroepelijk door de belanghebbenden zijn verkregen.
| |
Art. 56.
Aan de Publieke Schatkist wordt, op den dag van het overlijden eens Ingezetenen der respective Nederlandsche Westindische Bezittingen, voor het Regt
| |
| |
van Successie, een algemeen privilegie op al de nagelatene roerende Goederen toegekend, onmiddellijk rang nemende na de schuldvorderingen, welke, volgens de Koloniale Wetten of Costumen, als preferente schulden worden aangemerkt.
| |
Art. 57.
Al de door den vorigen eigenaar, ten gevolge van deszelfs overlijden, nagelatene en in de respective Nederlandsche Westindische Bezittingen gelegene onroerende Goederen zullen voor het Regt van Successie en dat van Overgang legaal zijn verbonden; zullende echter zoodanig verband niet behoeven te worden geprotocolleerd.
| |
Art. 58.
Het bij de twee vorige Artikelen vermelde privilegie en verband zal eindigen met den laatsten dag der twaalfde maand, volgende op die, waarin de termijn der aangifte bij deze Publicatie bepaald, of door den Gouverneur-Generaal of de respective Gezagvoerders verlengd, zal zijn verschenen, ten ware vóór dat tijdstip Geregtelijke vervolgingen tegen de Belastingschuldigen mogten zijn aangevangen, in welk geval, met inachtneming der Bepaling, voorkomende in Art. 55, hetzelve privilegie en legaal verband zal voortduren.
| |
Art. 59.
Het vermelde privilegie en legaal verband zal niet nadeelig kunnen zijn aan vroegere regten, door anderen verkregen.
| |
| |
| |
Art. 60.
De Secretaris van het Gemeente-Bestuur te Suriname zal voortaan verpligt zijn, aan den Bedienaar der Begrafenissen een dubbel uit te reiken van het Certificaat, met hetwelk deze Beambte, luidens Art. 12 der Publicatie van den Hove van Policie en Criminele Justitie, d.d. 5/6 Maart, 1828 (Gouvernements-Blad, No. 3), bij de teraardebestelling van eenig lijk behoort voorzien te zijn.
In de overige Nederlandsche Westindische Bezittingen zal door de respective Gezagvoerders zorg moeten gedragen worden, dat dergelijke maatregel, voor zooverre zulks nog niet het geval mogt zijn, aldaar tot stand worde gebragt.
| |
Art. 61.
De Bedienaar der Begrafenissen te Suriname en de Beambten, onder dezen of dergelijken naam in de overige Nederlandsche Westindische Bezittingen bekend, zullen verpligt zijn, het dubbel van het bij hen ontvangen Certificaat, binnen vier en twintig uren, na de plaats gehad hebbende begrafenis (Zon- en Feestdagen niet medegerekend), ten Kantore van den Ontvanger, met de perceptie van het Regt van Successie en van Overgang belast, te vertoonen, die hetzelve zal overnemen, en aan den Bedienaar der Begrafenissen, of daarmede gelijkstaanden Beambte, een behoorlijk bewijs van ontvangst. daarvoor uitreiken.
| |
| |
| |
Art. 62.
De Bedienaren der Begrafenissen, of daarmede gelijkstaande Beambten, hierin nalatig zijnde, of later dan binnen den bij het vorige Artikel gestelden termijn zich van deze hunne verpligting kwijtende, zullen verbeuren eene geldboete van twee honderd Gulden.
| |
Art. 63.
De Secretaris van het Gemeente-Bestuur te Suriname, en de Ambtenaren, die in de overige Nederlandsche Westindische Bezittingen met het houden der Registers van den Burgerlijken Stand zijn, of zullen worden belast, zullen daarenboven, vóór den vijfden dag van iedere maand, aan den Ontvanger moeten doen toekomen eene Lijst van al de sterfgevallen, welke in de voorgaande maand bij hen zijn aangegeven geworden, zonder onderscheid van jaren, sekse of Godsdienst der overledenen.
Deze Lijst zal niet alleen moeten inhouden vermelding van de geslachtnamen, voornamen, ouderdom, beroep en woonplaats van den overledene; van de dagteekening zijns overlijdens, en van de dagteekening en plaats zijner geboorte, maar ook, of de overledene was ongehuwd, gehuwd, weduwenaar of weduwe, met of zonder kinderen, alsmede of hij al dan niet onroerende Goederen hebbe nagelaten; alles overeenkomstig het Model, bij deze Publicatie gevoegd, sub Litt. A.
| |
| |
| |
Art. 64.
Dergelijke Lijsten zullen, wat Suriname betreft, door de Kapiteins in de Divisiën, of andere burgerlijke Opperhoofden, vóór den tienden dag van elke maand, aan den Secretaris van het Gemeente-Bestuur worden ingezonden, die dezelve Lijsten onverwijld aan den Ontvanger, met de perceptie van dit middel belast, zal expediëren.
Voor zooverre in de overige Nederlandsche Westindische Bezittingen het houden van den Burgerlijken Stand insgelijks aan Ambtenaren buiten de hoofdplaats mogt zijn, of zou worden opgedragen, zullen deze tot de inzending van dergelijke Lijsten verpligt zijn aan den Ambtenaar, die in de hoofdplaats der Bezitting daarmede is belast.
| |
Art. 65.
De Hoofd-Ambtenaren in de tot de Kolonie Suriname behoorende Districten, Opper- en Neder-Nickerie, zullen met de eerste scheepsgelegenheid, welke na den tienden dag van elke maand zich daartoe zal opdoen, tot het inzenden van dergelijke Lijsten aan den Secretaris van het Gemeente-Bestuur zijn verpligt, ten einde als bij het voorgaande Artikel is vermeld.
| |
Art. 66.
Indien in de afgeloopene maand geene sterfgevallen mogten plaats gehad hebben van personen niet tot den Slavenstand behoorende, zullen de respeotive Ambtenaren, met het houden van den Burger- | |
| |
lijken Stand belast, daarvan, door een Negatief Certificaat, ingerigt volgens het Model sub Litt. B, moeten doen blijken; voor zooverre de Ambtenaren, buiten de hoofdplaats residerende, betreft, zullen zij dit Certificaat moeten doen toekomen aan den Ambtenaar, die in de hoofdplaats met het houden van den Burgerlijken Stand is belast.
| |
Art. 67.
Voor zooverre de personen, welke van eenig plaats hebbend overlijden aan de daartoe bevoegde Ambtenaren kennis komen geven, zich niet in staat mogten bevinden tot het opgeven van al de renseignementen, bij Art. 63 gevorderd, zullen de Ambtenaren in de Nederlandsche Westindische Bezittingen, met het houden van den Burgerlijken Stand belast, de bevoegdheid hebben, om de respective Wijkmeesters, Districtmeesters, Openbare Beheerders van vacante Nalatenschappen, en welke Beambten van dien aard er in dezelve Bezittingen verder mogten bestaan, tot het inwinnen dezer renseignementen uit te noodigen, welke gehouden zullen zijn, daaraan zoo spoedig doenlijk te voldoen.
| |
Art. 68.
De Ambtenaren in de Nederlandsche Westindische Bezittingen, met de Notariële praktijk belast, en in de hoofdplaatsen dier Bezittingen residerende, zullen gehouden zijn, van alle erfstellingen, makingen, begiftigingen en andere pecuniële voordeelen, welke aan hen, bij het openen en uitlezen van eenige door den
| |
| |
dood bevestigde uiterste wilsbeschikkingen, kenbaar worden, binnen den tijd van acht dagen na derzelver opening en uitlezing, den met de perceptie van dit middel belasten Ontvanger schriftelijk kennis te geven, met naauwkeurige vermelding:
a. | Van den naam en voornaam des Testateurs. |
b. | Van de dagteekening der uiterste wilsbeschikking. |
c. | Van de dagteekening der opening of uitlezing. |
d. | Van den naam en voornaam der bevoordeelden. |
e. | Van den aard, den titel en het bedrag der daarbij besprokene voordeelen. |
f. | Van de namen der daarbij aangestelde testamentaire Executeurs of Voogden.
En zulks op eene geldboete van tien Gulden voor elken dag verzuim. |
| |
Art. 69.
Zoo mede zullen de Ambtenaren, met de Notariële praktijk belast, en in de hoofdplaatsen der Nederlandsche Westindische Bezittingen residerende, binnen acht dagen, nadat eenige akte van repudiatie of aditie van eenige erfstelling of van executele te hunnen overstaan zal zijn, gepasseerd, verpligt zijn, daarvan kennisgeving te doen aan den Ontvanger, met de perceptie van dit middel belast, op eene gelijke boete van tien Gulden voor elken dag verzuim.
| |
Art. 70.
De Notariële Ambtenaren, welke buiten de res- | |
| |
pective hoofdplaatsen der Nederlandsche Westindische Bezittingen resideren, zullen zich van de verpligting, bij de twee vorige Artikelen vermeld, bij de eerstkomende gelegenheid na de bij het vorige Artikel vermelde acht dagen moeten kwijten.
| |
Art. 71.
Wanneer, in weêrwil der bij de vorige Artikelen vermelde renseignementen, bij den Ontvanger, met de perceptie van dit middel belast, geene genoegzame zekerheid mogt bestaan omtrent de personen, welke tot eenige Nalatenschap zijn geregtigd, zullen zij de bevoegdheid hebben zich, deswege, door het intermediair van den President der Gemeente-Besturen, wat Suriname en Curaçao aangaat, en door tusschenkomst der respective Gezagvoerders, wat de Koloniën St. Eustatius of St. Martin aangaat, aan de respective Wijkmeesters, Districtmeesters, Burger-Kapiteins, of onder welke andere namen dergelijke Beambten in de respective Bezittingen bekend mogten zijn, te vervoegen, aan welke Beambten bij dezen de verpligting wordt opgelegd, om ten deze de meest doelmatige onderzoekingen in het werk te stellen, en van derzelver resultaat, op gelijke wijze, aan den Ontvanger te doen blijken.
| |
Art. 72.
Voor zooverre het in de Nederlandsche Westindische Bezittingen tot heden geene stellige verpligting mogt geweest zijn, om Transport te nemen van onroerende Goederen, welke door erfenis of vermaking
| |
| |
bij uitersten wil zijn verkregen, wordt zulks bij dezen stellig geboden; te dien effecte, dat voortaan, van alle door erfenis of vermaking bij uitersten wil verkregene onroerende Goederen, Transport zal moeten worden genomen.
Hetzelve Transport zal echter gratis worden verleend, met vrijstelling van de betaling van eenig Regt, of van Zegel, Leges of Emolumenten, behoudens echter de verpligting tot het voldoen der boeten, welke in de Nederlandsche Westindische Bezittingen op het verzuim der termijnen ten deze mogten bestaan, welke in het geval voorhanden zullen geacht worden te loopen van den dag, waarop men de erfenis heeft verklaard te adiëren, of, wanneer men daaromtrent geene verklaring heeft afgelegd, van den dag van het overlijden des erflaters.
| |
Art. 73.
De Ambtenaren, welke in de respective Nederlandsche Westindische Bezittingen met het verleiden van Transporten van onroerende Goederen zijn belast, zullen, in het bij het vorige Artikel vermelde geval, daartoe niet mogen overgaan, ten zij aan hen, bij een schriftelijk, door den Ontvanger, met de perceptie van dit middel belast, af te geven Certificaat, zij gebleken, dat van het te transporteren onroerend Goed het Regt van Successie of dat van Overgang is betaald, of wel dat van hetzelve geenerlei Regt is verschuldigd.
| |
| |
| |
Art. 74.
Alle vroegere Wetsbepalingen, strijdig met eenig Artikel dezer Publicatie, of met een gedeelte van hetzelve, worden vervallen gehouden en buiten werking gesteld.
| |
Art. 75.
De respective Boekhouders-Contrôleurs, of die in de Nederlandsche Westindische Bezittingen de functiën dezer Ambtenaren bekleeden, zijn speciaal belast met het toezigt op de stipte nakoming der Bepalingen, in de tegenwoordige Publicatie vervat.
En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd, en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.
Aldus gearresteerd in de Raadsvergadering, gehouden alhier aan Paramaribo, den 1sten Junij des jaars 1830, van Zijner Majesteits Regering het achttiende.
CANTZ'LAAR. Ter Ordonnantie van den Gouverneur-Generaal in Rade,
De Algemeene Secretaris,
G.A. van der MEE.
Gepubliceerd aan Paramaribo, den 11den Junij, 1830.
De Algemeene Secretaris,
G.A. van der MEE. |
|