| |
| |
| |
Publicatie.
DE GOUVERNEUR-GENERAAL IN RADE.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
Alzoo de thans in de Kolonie Suriname in werking zijnde Ordonnantie op het Patent-regt bij ondervinding gebleken is, niet in allen deele in overeenstemming te zijn met de wederkeerige maatschappelijke betrekkingen in voornoemde Kolonie.
Zoo is het, dat Wij, onder nadere goedkeuring Zijner Majesteit, hebben goedgevonden en verstaan, te arresteren en vast te stellen, zoo als geschiedt bij dezen, de navolgende Ordonnantie op het Patent-regt voor de Kolonie Suriname, om in werking te komen met den 1sten Januarij aanstaande.
| |
Ordonnantie op het Patent-regt voor de Kolonie Suriname.
Art. 1.
Te rekenen van den 1sten Januarij, 1830, en vervolgens telken jare, zal niemand eenigen handel,
| |
| |
bedrijf, beroep of nering, welke onderscheidenlijk in deze Ordonnantie zijn beschreven, mogen uitoefenen, ten zij voorzien van een Patent, waarbij zulks wordt toegestaan.
| |
Art. 2.
De Ingezetenen, welke zich van een Patent zullen willen voorzien, zullen te dien einde, vóór den 1sten Februarij van elk jaar, een door hen onderteekend Declaratoir, waarvan de modellen achter deze Ordonnantie zijn gevoegd, en hetwelk ten Kantore van den Algemeenen Ontvanger, als die met de perceptie van dit middel is belast, kosteloos zal verkrijgbaar zijn, moeten inleveren aan de Commissie tot de Patenten, welke Commissie zal zamengesteld zijn uit den President van het Gemeente-Bestuur, den Boekhouder-Contrôleur en eenen Notabelen Ingezeten, jaarlijks te dien einde door den Gouverneur-Generaal te benoemen en te beëedigen.
Bij hetzelve Declaratoir zal men moeten doen blijken, voor welken handel, beroep, bedrijf of nering, en, voor zooverre de aard van het bedrijf zulks mogt medebrengen, in welke klasse, of naar welken maatstaf men, ingevolge de in deze Ordonnantie voorkomende Bepalingen, verlangt gepatenteerd te worden; zullende van het inleveren van zoodanig Declaratoir aan de belanghebbenden schriftelijk bewijs worden afgegeven, hetgene inmiddels, en totdat de Patenten zelve zullen afgegeven zijn, tot uitoefening van het opgegeven bedrijf zullen voldoen.
| |
| |
| |
Art. 3.
Zoodanig Patent zal den verkrijger de bevoegdheid geven, om, gedurende den loop van het jaar, waarover hetzelve is uitgegeven, den daarin vermelden handel, bedrijf, beroep of nering, binnen de uitgestrektheid der Kolonie aan te vangen en voort te zetten, des echter, voor zooverre tot de uitoefening van eenig bedrijf, volgens de nog vigerende Koloniale Wetten, eenige bijzondere aanstelling of admissie mogt worden gevorderd, het Patent niet zal mogen worden verleend, dan nadat men van zoodanige bijzondere aanstelling of admissie heeft doen blijken, zoo als ook de te verleenen Patenten niet zullen vrijstellen van de verpligting, om aan de Bepalingen van Plaatselijke en Algemeene Policie te voldoen.
| |
Art. 4.
De Patenten zullen, met uitzondering van de Patenten voor transiërende Kooplieden, hierin vermeld, voor het geheele jaar moeten worden genomen; en zal mitsdien geene restitutie of afschrijving, uit hoofde van het ophouden of verlaten van dusdanigen handel, beroep, bedrijf of nering, in den loop van het jaar kunnen plaats hebben, ten zij eenig Gepatenteerde gedurende den loop van het eerste, tweede of derde kwartaal mogt komen te overlijden; in welk geval het regt niet verder zal mogen worden gevorderd, dan voor het kwartaal, waarin het overlijden heeft plaats gevonden, ten ware deszelfs Weduwe, Kinderen, Erfgenamen of Executeuren mog- | |
| |
ten verkiezen, het beroep van den overledene voort te zetten; zullende, wanneer in het eerste geval eenige vooruitbetaling op het Patent-regt mogt hebben plaats gehad, daarvan restitutie geschieden.
| |
Art. 5.
Degenen, die in den loop des jaars eenigen aan het Patent-regt onderhevigen handel, beroep, nering of bedrijf aanvangen, behoeven hetzelve regt slechts te betalen naar gelang van het gedeelte, dat nog van het jaar overig blijft, berekend bij het vierendeeljaars, zonder dat een vierendeeljaars zal mogen gesplitst worden.
| |
Art. 6.
De Patentpligtigen zijn een afzonderlijk regt verschuldigd voor ieder bedrijf, beroep of handwerk, door hen uitgeoefend wordende, ten zij die bedrijven mogten verwant zijn, dat is, in deze Kolonie algemeen en gewoonlijk te zamen worden uitgeoefend; in welk geval het bedrag van zoodanig. Patent zal worden geregeld naar het beroep of bedrijf, hetwelk aan het hoogste regt is onderworpen. Voor niet verwante beroepen of bedrijven, door denzelfden persoon uitgeoefend wordende, zal insgelijks slechts één Patent worden afgegeven, waarin de verschillende bedrijven zullen worden uitgedrukt; doch zal alsdan het bedrag van dit Patent worden geregeld naar het gezamenlijk beloop van het Patent-regt, dat voor elk dezer onderscheidene beroepen of bedrijven in deze Ordonnantie is bepaald.
| |
| |
De decisie, in hoeverre beroepen of bedrijven, welke door denzelfden persoon in deze Kolonie worden uitgeoefend, al dan niet als verwant kunnen worden beschouwd, wordt aan de Commissie tot de Patenten opgedragen, behoudens het bepaalde bij Art. 14, 15, 16 en 37.
| |
Art. 7.
Zoodanige Ingezetenen, welke, ofschoon reeds van Patent voorzien, gedurende den loop van het jaar eenigen handel, bedrijf, beroep of nering zouden willen aanvangen, welke aan een hooger regt van Patent onderhevig is, dan waarvoor zij zich hebben aangeslagen, zullen gehouden zijn, te dien einde een nieuw Declaratoir aan de Commissie der Patenten in te dienen.
| |
Art. 8.
De Patenten zullen het bedrijf zelf concerneren, en niet de personen, welke daarin zijn geïnteresseerd; dienvolgens zal, zonder onderscheid, of één of meer personen daarbij belang hebben, voor elk bedrijf een Patent worden afgegeven, staande ten name desgenen of dergenen, welke hetzelve aangaat, of welke met de administratie is of zijn belast.
Wanneer echter meer personen daarbij belang hebben, zullen al de deelgenooten, voor zooverre zij in de Kolonie aanwezig zijn, het Declaratoir mede onderteekenen; en zullen dezelve verpligt zijn, om zich van een afschrift van het af te geven Patent te voorzien.
| |
| |
| |
Art. 9.
De Ingezetenen, welke niet schrijven, en dienvolgens het door hen in te dienen Declaratoir niet kunnen onderteekenen, zullen kunnen volstaan, met een zoogenaamd kruismerk onder hun Declaratoir te stellen, hetwelk zal moeten worden ter nedergesteld en kosteloos gecertificeerd door eenen der Wijkmeesters van de Wijk, waarin de Declarant woonachtig is.
| |
Art. 10.
De navolgende beroepen, bedrijven en neringen worden aan het regt van Patent onderworpen, als:
Administrateuren van Plantaadjes. |
Advocaten. |
Artsen of Doctoren. |
Apothekers. |
Broodbakkers. |
Boekhouders (beëedigde). |
Boekbinders. |
Baardscheerders. |
Courantiers, of Uitgevers en Drukkers van Couranten, of daarmede gelijkstaande Dagbladen. |
Grof- en Hoefsmeden. |
Goud- en Zilversmeden. |
Heelmeesters en Vroedmeesters. |
Hospitaalhouders van zieke Slaven. |
Herbergiers of Tappers, die gelagen zetten. |
Horologiemakers. |
Invorderaars, of zoogenoemde Loopers. |
Koffijhuis- en Biljarthouders. |
| |
| |
Kruid- en Geweerverkoopers (geprivilegeerde). |
Klerken (gezworen). |
Kuipers. |
Kramers of Ronddragers van Goederen met bakjes, hetzij dezelve in eigen' persoon de Goederen ronddragen, of zulks door andere vrije personen of Slaven doen verrigten. |
Koper- en Blikslagers. |
Kooplieden en Winkeliers. |
Kappers, of Pruikmakers. |
Kleermakers. |
Metselaars. |
Molenmakers. |
Makelaars, of Scheepsbezorgers. |
Procureurs. |
Pontevoerders. |
Rum- en Dramverkoopers. |
Slagters. |
Scheepstimmerlieden. |
Schoenmakers. |
Transiërende Kooplieden, of Pakhuishoudende Schippers en Superkarga's. |
Timmerlieden en Schrijnwerkers. |
Translateurs en Interpreteurs. |
Vendumeesters. |
Voertuig-, of Karren-, Wagens- en Trekveehouders. |
Vettewariërs, of Houders van Komenijswinkels. |
Vroedvrouwen. |
Verwers, of Schilders. |
| |
| |
| |
Art. 11.
Van de in het vorige Artikel vermelde beroepen en bedrijven zal, of:
1o. Het Patent-regt voor elk een en hetzelfde bedrag in de Belasting daarstellen, en alzoo een bepaald of vast regt zijn, of:
2o. Voor degenen, die een en hetzelfde bedrijf uitoefenen, een verschillend bedrag in de Belasting kunnen opleveren, doch niettemin naar eenen bepaalden of vasten maatstaf worden geheven, of:
3o. Voor degenen, die een en hetzelfde bedrijf uitoefenen, niet alleen een verschillend bedrag in de Belasting kunnen opleveren, maar ook door het toelaten van eene klassificatie naar eenen verschillenden maatstaf worden geheven.
| |
Art. 12.
Van de navolgende beroepen en bedrijven zal een vast regt worden geheven, als:
Boekhouders (beëedigde) en Boekbinders. |
Baardscheerders. |
Courantiers, of Uitgevers en Drukkers van Couranten. |
Goud- en Zilversmeden. |
Hospitaalhouders van zieke Slaven. |
Herbergiers, of Tappers. |
Horologiemakers. |
Invorderaars, of zoogenoemde Loopers. |
| |
| |
Koffijhuis- en Biljarthouders. |
Kruid- en Geweerverkoopers (geprivilegeerde). |
Kuipers. |
Koper- en Blikslagers. |
Kappers, of Pruikmakers. |
Makelaars, of Scheepsbezorgers. |
Rum- en Dramverkoopers. |
Slagters. |
Schoenmakers. |
Translateurs en Interpreteurs. |
Vroedvrouwen. |
Verwers, of Schilders. |
Zadelmakers. |
Zeilmakers. |
| |
Art. 13.
Met een vast regt van honderd Gulden zullen belast worden Courantiers, of Uitgevers en Drukkers van Couranten.
Koffijhuis- en Biljarthouders,
Rum- en Dramverkoopers,
welk beroep nimmer als verwant zal mogen worden beschouwd met dat van Koffijhuis- en Biljarthouder.
| |
Art. 14.
Met een vast regt van vijf en zeventig Gulden zullen belast worden:
Hospitaalhouders van zieke Slaven.
Herbergiers, of Tappers, die gelagen zetten, zonder bij kleinere of grootere maat dranken te verkoo- | |
| |
pen; zullende degenen, die zulks mogten verlangen, verpligt zijn, zich daarenboven als Rum- en Dramverkoopers te patenteren, daar de verwantschap der beroepen hier niet zal mogen worden toegelaten.
| |
Art. 15.
Met een regt van vijftig Gulden zullen belast worden:
Kruid- en Geweerverkoopers (geprivilegeerde), op welke, indien zij tevens Winkeliers zijn, niet van toepassing zal mogen worden gemaakt de Bepaling omtrent de verwante beroepen, in Art. 7 voorkomende.
Makelaars, of Scheepsbezorgers. |
Slagters. |
Zadelmakers. |
| |
Art. 16.
Met een regt van vijf en twintig Gulden zullen belast worden:
Boekhouders (beëedigde). |
Goud- en Zilversmeden. |
Kuipers. |
Translateurs en Interpreteurs, hetzij in ééne taal, hetzij in meerdere talen. |
Verwers, of Schilders. |
Vroedvrouwen. |
| |
Art. 17.
Met een vast regt van tien Gulden zullen belast worden:
| |
| |
Boekbinders. |
Horologiemakers. |
Koper- en Blikslagers. |
Schoenmakers. |
| |
Art. 18.
Met een vast regt van vijf Gulden zullen belast worden:
Baardscheerders. |
Invorderaars, of Loopers. |
Kappers, of Pruikmakers. |
Zeilmakers. |
| |
Art. 19.
De beroepen en bedrijven, van welke het Patentregt voor degenen, die een en hetzelfde bedrijf uitoefenen, een verschillend bedrag in de Belasting kan opleveren, doch niettemin naar eenen bepaalden of vasten maatstaf wordt geheven, zijn de navolgende:
Administrateuren van Plantaadjes. |
Advocaten. |
Apothekers. |
Kramers en Ronddragers van Goederen met bakjes. |
Klerken (gezworen). |
Kooplieden en Winkeliers. |
Procureurs. |
Transiërende Schippers en Kooplieden. |
Pontevoerders. |
Vendumeesters. |
| |
| |
Voertuig-, of Karren-, Wagens- en Trekveehouders. |
| |
Art. 20.
Administrateuren of Beheerders van Plantaadjes zullen het regt van Patent verschuldigd zijn, tegen 50 cents van elke honderd Gulden waarde, die van Suiker, Koffij, Katoen, Cacao en Indigo ter wage worden gewogen, te berekenen van dezelfde sommen, waarvan het Uitgaand Regt moet worden betaald.
| |
Art. 21.
Tot een gelijk bedrag van 50 cents zal het regt van Patent verschuldigd zijn door de Administrateurs, of Beheerders van Houtgronden, en wel van de onzuivere opbrengst der verkochte Houtwaren.
| |
Art. 22.
Advocaten zullen het regt van Patent verschuldigd zijn in verhouding van vijf ten honderd van het gezamenlijk bedrag der salarissen, hun toegekend bij de vonnissen van het Hof van Civile en Criminele Justitie, gedurende het jaar, hetwelk het jaar, waarover zij aanvrage om Patent doen, is voorafgegaan; zullende zij voor het eerste jaar, gedurende hetwelk zij in de Kolonie dit bedrijf uitoefenen, kunnen volstaan met een Patent van f 25, - onder gehoudenheid echter van deze som over het volgend jaar te suppleren, wanneer de bij hen gedurende het eerste jaar verdiende salarissen eenen hoogeren aanslag in het Patent-regt mogten vorderen.
| |
| |
| |
Art. 23.
Apothekers zullen het Patent-regt verschuldigd zijn naar gelang hun debiet in het afgeloopen jaar meer of minder heeft beloopen, of, voor zooverre zij toen het bedrijf van Apotheker niet hebben uitgeoefend, naar gelang van het waarschijnlijk debiet, hetwelk zij zullen hebben, gedurende het jaar, waarover het Patent wordt genomen, en zulks naar den navolgenden maatstaf, als:
Voor een debiet van |
f 20,000, |
en daarboven, zal verschuldigd zijn een regt van |
f 300. - |
Van minder dan |
f 20,000, |
doch meer dan |
f 15,000, f 250. - |
Van minder dan |
f 15,000, |
doch meer dan |
f 10,000, f 200. - |
Van minder dan |
f 10,000, f 100. - |
| |
Art. 24.
Kramers of Ronddragers van Goederen zullen verschuldigd zijn een Patent van f 10 per jaar, en voorts nog f 10 - per jaar voor elk bakje, waarmede zij iemand anders, hetzij vrijen persoon, hetzij Slaaf, rondzenden.
| |
Art. 25.
De Gezworen Klerken zullen het regt van Patent verschuldigd zijn in verhouding van drie ten honderd van het gezamenlijke bedrag der, bij elken hunner respectivelijk, in het jaar, hetwelk het jaar, waarover zij aanvrage om Patent doen, is voorafge- | |
| |
gaan, genotene Emolumenten; zullende zij voor het eerste jaar, gedurende hetwelk zij als zoodanig fungeren, kunnen volstaan met een Patent van f 10, doch onder dezelfde gehoudenheid tot suppletie, als in Art. 22, ten aanzien van Advocaten, is vastgesteld.
| |
Art. 26.
Kooplieden en Winkeliers, door welke alhier verstaan worden alle zoodanigen, welke openbare winkels of pakhuizen hebben, of ook, welke winkel binnen 's huis doen, en die in beide gevallen hunne waren en koopmanschappen, hetzij drooge of natte waren, van waar ook aangebragt of afkomstig, bij partijen, het stuk, de el, het pond en soortgelijke, hetzij zulks voor eigene rekening, hetzij in commissie geschiedt, aan anderen verkoopen, zullen het regt van Patent verschuldigd zijn naar gelang van hun debiet des afgeloopenen jaars, of, voor zooverre zij toen het beroep van Koopman of Winkelier niet hebben uitgeoefend, naar gelang van het waarschijnlijk debiet, hetwelk zij zullen hebben gedurende het jaar, waarover het Patent genomen wordt, en zulks naar den navolgenden maatstaf:
Voor een debiet van |
f 70,000, |
en daarboven, zal verschuldigd zijn een regt van |
f 500. - |
Van minder dan |
f 70,000, |
doch meer dan |
f 60,000, f 400. - |
Van minder dan |
f 60,000, |
| |
| |
doch meer dan |
f 50,000, f 300. |
Van minder dan |
f 50,000, |
doch meer dan |
f 40,000, f 200. - |
Van minder dan |
f 40,000, |
doch meer dan |
f 30,000, f 100. - |
Van minder dan |
f 30,000, |
doch meer dan |
f 20,000, f 50. - |
Van minder dan |
f 20,000, |
doch meer dan |
f 10,000, f 25. - |
Van minder dan |
f 10,000, |
doch meer dan |
f 5,000, f 15. - |
Van minder dan |
f 5,000, |
doch meer dan |
f 1,000, f 10. - |
Van minder dan |
f 1,000, |
doch meer dan |
f 500, f 5. - |
Zullende degenen, wier debiet f 500 en minder beloopt, wel gehouden zijn tot het aanvragen om Patent en het indienen van het daartoe strekkende Declaratoir; doch zal het Patent kosteloos aan de zoodanigen worden uitgereikt, behoudens hetgene in Art. 53 omtrent het Zegel is bepaald.
| |
Art. 27.
Procureurs zullen ten aanzien van het Patent-regt ten volle gelijkstaan met Advocaten; zoodat hetgene, in Art. 22, ten aanzien van deze is gezegd, op de Procureurs van volkomene toepassing is en alhier voor herhaald wordt gehouden.
| |
Art. 28.
Ingevalle het dehiet van eenen Koopman, Winke- | |
| |
lier of Apotheker, die in het afgeloopen jaar dit bedrijf niet heeft uitgeoefend, grooter mogt zijn dan het waarschijnlijk debiet, naar hetwelk hij zich bij het aanvragen om Patent heeft aangeslagen, zal hij gehouden zijn, het Patent-regt voor het volgende jaar in evenredigheid van dit meerdere te suppleren.
| |
Art. 29.
Transiërende Schippers en Kooplieden, door welke verstaan worden zoodanige Scheepskapiteins, of Superkarga's, of Reizigers en Passagiers, welke aan Paramaribo pakhuis of winkel opslaan, of ook binnen 's huis winkel doen, of hunne waren in het groot of en detail verkoopen, of door derden op hunne namen doen verkoopen, zullen verschuldigd zijn een regt van honderd Gulden (f 100) voor elke dertig dagen, berekend van den dag, waarop de aanvrage is geschied; zullende echter aan hen geen Patent voor minder dan dertig dagen mogen worden afgegeven; terwijl elk voor Reiziger of Passagier zal worden gehouden, die niet eenen tijd van een jaar en zes weken, achtervolgelijk, in de Kolonie zijn verblijf heeft gehad.
| |
Art. 30.
Pontevoerders zullen wegens het Patent-regt voor elke Pont verschuldigd zijn eene som van twintig Gulden (f 20).
| |
Art. 31.
Vendumeesters zullen voor elke door hen te hou- | |
| |
dene en bekendgemaakte Vendu belast worden met een regt van f 5 (vijf Gulden), welke ten minste 24 uren vóór het houden der Vendu zullen moeten voldaan worden.
Het zal hun echter vergund zijn, om in voorraad voor zoo vele Venduën, als zij zullen verkiezen, het Patent-regt te betalen; doch zullen zij, nadat het daarin bepaalde getal Venduën gehouden is, alvorens hun bedrijf te continuëren, het door hen verschuldigd regt voor eene, of naar goedvinden meerdere Venduën voldaan worden.
| |
Art. 32.
Voertuig-, of Karren-, Wagens- en Trekveehouders zullen voor elke Kar of Wagen, het Paard of Ezel daaronder begrepen, een regt verschuldigd zijn van tien Gulden 's jaars.
| |
Art. 33.
De beroepen of bedrijven, van welke het Patentregt voor degenen, die een en hetzelfde bedrijf uitoefenen, niet alleen een verschillend bedrag in de Belasting kan opleveren, maar ook door het toelaten van eene klassificatie naar eenen verschillenden maatstaf wordt geheven, zijn de navolgende:
Artsen of Doctoren. |
Broodbakkers. |
Grof- en Hoefsmeden. |
Heelmeesters en Vroedmeesters. |
Kleermakers. |
Metselaars. |
| |
| |
Molenmakers. |
Scheepstimmerlieden. |
Timmerlieden en Schrijnwerkers. |
Vettewariërs, of Komenijswinkels. |
| |
Art. 34.
Artsen en Doctoren, welke als zoodanig door het Collegium Medicum tot de uitoefening der Geneesen Heelkunde, hetzij afzonderlijk, hetzij te zamen, zijn toegelaten, zullen gedurende het eerste jaar van derzelver verblijf in deze Kolonie belast zijn met een Patent van vijf en twintig Gulden (f 25).
Voor de navolgende jaren zullen zij het Patentregt naar gelang van hunne mindere of meerdere praktijk zijn verschuldigd, te welken einde zij zich, in het door hen in te dienen Declaratoir, zullen kunnen stellen in eene dezer vier Klassen:
1ste Klasse van |
f 50. - |
2de Klasse van |
f 75. - |
3de Klasse van |
f 100. - |
4de Klasse van |
f 130. - |
| |
Art. 35.
Broodbakkers zullen, voor het door hen verschuldigde Patent-regt, zich, naar evenredigheid van hun meerder of minder vertier, gemoedelijk moeten rangschikken in eene der vier Klassen, waarvan het Patent-regt zijn zal f 25, f 50, f 75 en f 100 per jaar, behoudens het bepaalde bij Art. 49 hiernavolgende.
| |
| |
| |
Art. 36.
Grof- en Hoefsmeden zullen, voor het door hen verschuldigde Patent-regt, zich moeten stellen in drie Klassen, waarvan het Patent-regt zijn zal f 50, f 75 en f 100 per jaar.
| |
Art. 37.
Heel- en Vroedmeesters, hetzij te Paramaribo, hetzij te platten lande, zullen gedurende het eerste jaar van hun verblijf in deze Kolonie belast zijn met een Patent van f 10. -
Voor de navolgende jaren zullen zij het Patentregt naar gelang van hunne meerdere of mindere praktijk zijn verschuldigd; te welken einde zij zich, in het door hen in te dienen Declaratoir, zullen kunnen stellen in eene dezer vier Klassen, als:
1ste Klasse van |
f 25. - |
2de Klasse van |
f 50. - |
3de Klasse van |
f 75. - |
4de Klasse van |
f 100. - |
Zullende de Arts of Doctor, of de Heelmeester en Vroedmeester, die tevens Hospitaalhouder van zieke Slaven is, daarenboven moeten voldoen het regt, voor deze bij Art. 14 vastgesteld, zonder dat op hem van toepassing zal mogen gemaakt worden, hetgene omtrent de verwante beroepen bij Art. 6 is bepaald; terwijl, wanneer de Heel- en Vroedmeester tevens de Geneeskunde of zoogenoemde inwendige praktijk mogt uitoefenen, dezelve steeds als Arts, of Doctor, en dus ingevolge de Bepalingen van Art. 34,
| |
| |
zal moeten worden gepatenteerd; makende het voor het overige geen onderscheid, of het beroep van Heelmeester en Vroedmeester al of niet zich in denzelfden persoon vereenigt; aangezien, hetzij dezelfde persoon de Heelkunde en Vroedkunde tevens uitoefene, hetzij hij alleen de Heelkunde, of wel alleen de Vroedkunde exercere, hij steeds in de termen van het tegenwoordig Artikel is vallende.
| |
Art. 38.
Kleermakers zullen, voor het door hen verschuldigd Patent-regt, zich moeten stellen in eene dezer drie Klassen, als:
1ste Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het grootste gedeelte des afgeloopenen jaars, met een' of twee Knechts hebben gewerkt, f 10.
2de Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende dat zelfde tijdperk, met drie of vier Knechts hebben gewerkt, f 25.
3de Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het evengemelde tijdvak, met meer dan vier Knechts hebben gewerkt, f 50.
| |
Art. 39.
Metselaars zullen, voor het door hen verschuldigd Patent-regt, zich moeten stellen in eene dezer vijf Klassen, als:
1ste Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het grootste tijdvak des afgeloopenen jaars, met niet meer dan vier Knechts hebben gewerkt, f 10.
2de Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het- | |
| |
zelfde tijdvak, met vijf tot tien Knechts hebben gewerkt, f 25.
3de Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het evengemelde tijdvak, met 11 tot 20 Knechts hebben gewerkt, f 50.
4de Klasse, voor de zoodanige, die met 21 tot 30 Knechts hebben gewerkt, f 75.
5de Klasse, voor de zoodanige, die met meer dan 30 Knechts hebben gewerkt, f 100.
| |
Art. 40.
Molenmakers zullen, voor het door hen verschuldigd Patent-regt, zich moeten stellen in eene dezer drie Klassen, als:
1ste Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het grootste deel des afgeloopenen jaars, met niet meer dan 10 Knechts hebben gewerkt, f 75.
2de Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende hetzelfde tijdvak, met 11 tot 30 Knechts hebben gewerkt, f 100.
3de Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het evengemelde tijdvak, met meer dan 30 Knechts hebben gewerkt, f 150.
| |
Art. 41.
Scheepstimmerlieden zullen, voor het door hen verschuldigd Patent-regt, zich moeten stellen in eene dezer drie Klassen, als:
1ste Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het afgeloopen jaar, met een' of twee Knechts hebben gewerkt, f 50.
| |
| |
2de Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het afgeloopen jaar, met drie of vier Knechts hebben gewerkt, f 75.
3de Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het gemelde tijdvak, met meer dan vier Knechts hebben gewerkt, f 100.
| |
Art. 42.
Timmerlieden en Schrijnwerkers, hetzij dezelve deze beroepen te zamen, hetzij afzonderlijk uitoefenen, zullen, voor het door hen verschuldigd Patent-regt, zich moeten stellen in eene dezer drie Klassen, als:
1ste Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het grootste gedeelte des afgeloopenen jaars, met een' of twee Knechts hebben gewerkt, f 25. -
2de Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het grootste gedeelte des afgeloopenen jaars, met drie of vier Knechts hebben gewerkt, f 50. -
3de Klasse, voor de zoodanige, die, gedurende het evengemelde tijdvak, met meer dan vier Knechts hebben gewerkt, f 75. -
| |
Art. 43.
Onder de in de vorige Artikelen gebezigde uitdrukking van Knechts worden verstaan zoowel vrije menschen als Slaven, zoo als hieronder de Leerlingen mede begrepen zijn, en bij de klassificatie mede in aanmerking komen moeten.
| |
Art. 44.
Vettewariërs, of Houders van Komenijswinkels,
| |
| |
zullen, ten aanzien van het door hen verschuldigd Patent-regt, zich moeten stellen in eene dezer vier Klassen, als:
1ste Klasse van |
f 25. - |
2de Klasse van |
f 50. - |
3de Klasse van |
f 75. - |
4de Klasse van |
f 100. - |
Zullende het meerder of minder vertier, de meerdere of mindere geschiktheid van stand en woning, het uiterlijk welvaren, meer of mindere uitbreiding van betrekkingen, en wat dies meer zij, den maatstaf uitmaken, waarnaar zij zich in eene dezer Klassen zullen rangschikken.
| |
Art. 45.
Wanneer degenen, welke verlangen gepatenteerd te worden, voor de beroepen en bedrijven, opgenoemd in Art. 35, 36, 38, 39, 40, 41 en 42, in het jaar, hetwelk het jaar, over hetwelk zij om Patent aanvrage doen, is voorafgegaan, dezelve beroepen en bedrijven niet hebben uitgeoefend, zullen dezelve zich moeten stellen in zoodanige Klasse, als waartoe zij oordeelen, naar gelang der bovenstaande Bepalingen, te zullen behooren.
Indien het echter mogt blijken, dat dezelve zich in eene te lage Klasse gesteld hadden, zullen zij verpligt zijn, het meerder verschuldigde in het volgende jaar te suppleren.
| |
Art. 46.
Die de beroepen en bedrijven, in Art. 38, 39, 40, 41 en 42 opgenoemd, zonder Knechts uitoe- | |
| |
fenen, zullen evenzeer verpligt zijn tot het aanvragen om Patent; doch zullen zij hetzelve kosteloos bekomen.
| |
Art. 47.
Het Patent-regt wegens zoodanige beroepen, bedrijven of hanteringen, welke in deze Wet niet met namen zijn uitgedrukt, zal geregeld worden op den voet van dat, hetwelk bepaald is voor de zoodanige beroepen, bedrijven of hanteringen, waarmede dezelve, zoo uit derzelver aard, als in betrekking tot de winsten, welke zij opleveren, de meeste overeenkomst hebben.
| |
Art. 48.
Wanneer de bij Art. 2 gedesigneerde Commissie tot de Patenten mogt bevinden, dat de Declarant voor het Patent-regt zich zoodanig heeft aangeslagen, als met de voorschriften van deze Ordonnantie en des Declarants bekende betrekkingen en maatschappelijken toestand overeenkomstig is, zal hetzelve Declaratoir, namens voornoemde Commissie, door den Boekhouder-Contrôleur worden geviseerd, en onverwijld aan den Algemeenen Ontvanger worden gedepêcheerd, ten einde de Patenten, volgens het hierbijgevoegd model, daarnaar zouden kunnen worden opgemaakt, en door de belanghebbenden, te diens Kantore, zouden kunnen worden geligt. Zullende echter dezelve van geenerlei waarde zijn, zoo lang dezelve, of derzelver afschriften, niet door den Kommissaris van Policie zullen zijn geviseerd en geregistreerd geworden, waarvan op het Patent zal moeten blijken.
| |
| |
| |
Art. 49.
Wanneer de Commissie tot de Patenten van oordeel mogt zijn, dat de Declarant zich niet zoodanig had aangeslagen, als met de Voorschriften van deze Ordonnantie en des Declarants bekende betrekkingen en maatschappelijken toestand overeenkomstig is, zal zij het regt hebben, den Declarant voor zich te ontbieden, en hem tot het redresseren van zijne Declaratie aan te manen.
De Declarant daartoe ongezind zijnde, en de Commissie niettemin bij haar oordeel volhardende, zal deze ambtshalve het Declaratoir zoodanig invullen en veranderen, als dezelve zal vermeenen te behooren; en daarmede voorts te werk gaan zoo als in het vorig Artikel is bepaald, aan den Declarant schriftelijk van de plaats gehad hebbende invulling of verandering, naar het hierbijgevoegd voorbeeld, door eenen der Deurwaarders van de Regtbank van Kleine Zaken kosteloos kennis gevende.
| |
Art. 50.
Wanneer de Declarant mogt vermeenen, in dezen aanslag niet te kunnen berusten, zal hij de bevoegdheid hebben, om, binnen den tijd van twee maanden na de vermelde Kennisgeving, daarover bij den Hoogen Raad te doleren, die over zoodanige doleantie definitivelijk, en zonder nader beroep, zal beslissen; zullende dezelve, wanneer zijne doleantie bij den Hoogen Raad gegrond bevonden wordt, de ter Secretarij betaalde Leges terugbekomen.
| |
| |
| |
Art. 51.
De Commissie tot de Patenten heeft de bevoegdheid, om inzage van de boeken der belanghebbenden te vorderen, waaraan ieder, op poene van schuldig te worden gehouden aan resistentie tegen de Openbare Magt, zal moeten voldoen, alsmede om van de onderscheidene Ambtenaren en Kollegiën, in deze Kolonie, zoodanige elucidatiën te vragen, als zij vermeenen zal te behoeven, waaraan deze gereedelijk zullen moeten voldoen.
| |
Art. 52.
De betaling van het Patent-regt zal moeten geschieden:
a. | Door Administrateuren of Beheerders van Plantaadjes met het einde van elke maand, voor het door hen in de afgeloopene maand verschuldigde. |
b. | Door Administrateurs of Beheerders van Houtgronden met het einde van elke drie maanden, voor het door hen in de afgeloopene drie maanden verschuldigde, waarvan zij gehouden zijn, alle drie maanden opgave te doen. |
c. | Door de Transiërende Kooplieden dadelijk bij het afgeven van het Patent; zullende zoodanige Patenten, op verlangen van de belanghebbenden, kunnen worden geprolongeerd, mits voor niet minder dan dertig dagen, en tegen betaling van het bepaalde Patent-regt. |
d. | Door de overige Patentpligtigen in twee termijnen; verschijnende de eerste termijn vóór het
|
| |
| |
| einde der maand Maart, en de tweede of laatste vóór het einde van de maand Julij. |
| |
Art. 53.
De Patenten zullen worden afgegeven op een Zegel, ten bedrage van een percent van het montant, waarover dezelve zijn aangeslagen, te betalen door de Patentpligtigen, met uitzondering echter:
1o. Der Patenten van Administrateuren of Beheerders van Plantaadjes, Houtgronden daaronder begrepen, die afgegeven zullen worden op een Zegel van f 10.
Zullende elk Administrateur, hetzij hij ééne of meer Plantaadjes of Houtgronden onder zijn beheer hebbe, met één Patent, afgegeven op een Zegel van f 10, kunnen volstaan.
2o. De Patenten, waarvan het regt minder dan f 10 bedraagt, of ook die kosteloos worden afgegeven, zullen gesteld worden op een Zegel van 50 cents.
| |
Art. 54.
In alle openbare Akten, die de Patentpligtigen als zoodanig betreffen, zal het Patent moeten worden gemeld, met aanduiding van deszelfs dagteekening, nommer en het beroep, tot uitoefening waarvan het is verleend, mitsgaders den tijd, waarvoor het is afgegeven, op eene boete van f 25, te verbeuren door dengenen, te wiens overstaan dezelve Akte is gepasseerd.
| |
Art. 55.
Niemand zal in Regten vermogen te ageren, noch in zijne verdediging worden toegelaten, in zaken zij- | |
| |
nen handel, beroep, bedrijf of nering, aan het nemen van Patent onderworpen, betreffende, noch daarop regard geslagen, ten zij het Patent, of een behoorlijk afschrift van hetzelve, worde overgelegd; alles op verbeurte van f 25.
| |
Art. 56.
Degenen, die de bij Art. 2 vermelde Declaratoiren niet vóór den eersten Februarij van elk jaar inleveren (behoudens het geval in Art. 5 omschreven), zullen verbeuren eene boete van f 50; en hij, die eenigen handel, beroep, nering of bedrijf, in de bovenstaande Artikelen onderscheidenlijk opgenoemd, aanvangt of voortzet, zonder gepatenteerd te zijn, zal het drievoudige van het door hem verschuldigd Patent-regt moeten betalen, in te vorderen op de wijze als bij Art. 61 is bepaald.
| |
Art. 57.
Die zich op eene bedriegelijke wijze van eens anders Patent bedient, zal het zesvoudig bedrag van het Patent, waarmede hij gefraudeerd heeft, betalen, in te vorderen als bij Art. 61 is bepaald.
| |
Art. 58.
Die op de daartoe door of namens den Kommissaris van Policie gedane vordering in gebreke blijft, om deszelfs Patent, of een geauthentiseerd afschrift van hetzelve, aan deszelfs gewoon domicilie te vertoonen, zal verbeuren eene boete van f 15; zullende de Kramers of Ronddragers met bakjes, als anderzins, verpligt zijn, hun Patent steeds bij zich te dragen, of wel,
| |
| |
voor zooverre zij zich door vrije menschen of door Slaven laten vertegenwoordigen, hetgene alleen zal mogen geschieden door zoodanige, wier namen specifiek in het af te geven Patent vermeld staan, zorg moeten dragen, dat dezelve vrije menschen of Slaven steeds een geauthentiseerd afschrift van hetzelve Patent bij zich hebben, ten einde hetzelve, op eene vordering als voren, te allen tijde en op alle plaatsen te kunnen vertoonen; zullende zoodanige afschriften ten Kantore van den Algemeenen Ontvanger kosteloos en vrij van Zegel worden afgegeven.
| |
Art. 59.
De actiën, die uit deze Ordonnantie voortvloeijen, zullen door het Publiek Ministerie, op den voet en de wijze bij de Koloniale Regtspleging bepaald, worden vervolgd; en zullen de boeten op de wijze daarbij vastgesteld worden verdeeld.
| |
Art. 60.
De actiën zullen echter na verloop van twee jaren worden gehouden voor geprescribeerd.
| |
Art. 61.
De vervolgingen tegen de nalatige betalers van het Patent-regt zullen geschieden bij parate executie, op de in de Kolonie gebruikelijke wijze.
| |
Art. 62.
De Notabele Ingezeten, welke door den Gouverneur-Generaal tot de Commissie der Patenten wordt gedespiciëerd, zal, alvorens in functie te treden, in deszelfs handen den navolgenden eed afleggen:
| |
| |
‘Ik zweer, dat ik het mij opgedragen Lidmaatschap der Commissie tot de Patenten met de meest mogelijke getrouwheid en onpartijdigheid zal waarnemen; dat ik de voorschriften, in de Ordonnantie op het Patent-regt voorkomende, zoo veel in mij is naauwkeurig zal nakomen en doen nakomen, en dat ik in allen deele zal trachten te beantwoorden aan het vertrouwen, hetwelk het Gouvernement, door de opdragt dezer betrekking, in mij heeft gesteld.’
| |
Art. 63.
Alle vroegere Wetten en Reglementen omtrent het tegenwoordig onderwerp worden voor vervallen verklaard.
En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd, en in het Gouvernements-Blad geinsereerd.
Aldus gearresteerd in de Raadsvergadering, gehouden alhier aan Paramaribo, den 4den December des jaars 1829, het zeventiende jaar van Zijner Majesteits Regering.
CANTZ'LAAR.
Ter Ordonnantie van den Gouverneur-Generaal in Rade,
De Algemeene Secretaris,
G.A. van der MEE. |
|