| |
| |
| |
Publicatie.
Houdende Bepalingen, betrekkelijk de door den eigenaar te betalene premiën voor weggeloopene Slaven, welke in de Districten der Kolonie Suriname worden opgevangen door Burger-Patrouilles of Plantaadje-Slaven; alsmede eene Alteratie in de Publicatie van 5/6 December, 1828. (Gouvernements-Blad van dat jaar, No. 23.)
DE GOUVERNEUR-GENERAAL IN RADE.
Al dengenen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:
In aanmerking nemende, dat, bij Art. 12 der Publicatie, d.d. 5/6 December, 1828 (Gouvernements-Blad van dat jaar, No. 23), is bepaald, dat voor elken weggeloopen' Slaaf, die door eene Militaire Patrouille wordt opgevangen, door den eigenaar eene somma van honderd Gulden (f 100) moet worden betaald.
Willende deze Bepaling wijzigen voor weggeloopene
| |
| |
Slaven, welke door Burger-Patrouilles, of door Plantaadje-Slaven, in de Districten worden opgevangen.
Zoo is het, dat Wij hebben goedgevonden en verstaan, te bepalen en vast te stellen, zoo als geschiedt bij dezen:
| |
Art. 1.
Voor elken weggeloopen' Slaaf, die door eene Burger-Patrouille in de Kolonie Suriname wordt opgevangen, zal, in de eerste plaats, door den eigenaar moeten worden voldaan eene premie of zoogenoemd vanggeld, ten bedrage van vijf Gulden (f 5), ten behoeve, zoo als tot dusverre altijd gebruikelijk geweest is, der Slaven, welke de Burger-Patrouille hebben helpen mede uitmaken.
| |
Art. 2.
Voor elken weggeloopen' Slaaf, die in de Districten door Plantaadje-Slaven opgevangen wordt, zal eene premie van drie Gulden (f 3) betaald worden, ten behoeve van den opvanger of de opvangers.
Indien echter dezelve aan den Kommissaris van Policie wordt opgezonden, zal gehandeld worden overeenkomstig Art. 20 der Publicatie van 5/6 December, 1828.
| |
Art. 3.
Voorts zal nog voor elken der in het eerste Artikel bedoelde Slaven door den eigenaar moeten worden betaald eene somma van twintig Gulden (f 20), ten behoeve van het Gemeente-Bestuur.
| |
| |
| |
Art. 4.
Van de betaling der premiën, in de vorige Artikelen vastgesteld, zullen vrij zijn alle zoodanige eigenaars, die, hetzij zelve, hetzij door hunne onderhoorigen of Slaven, hunne eigene weggeloopene Slaven zullen opvangen, doen opvangen of daartoe met de daad behulpzaam zijn.
| |
Art. 5.
De vrijstelling, in het vorig Artikel vermeld, wordt, met alteratie, in zooverre, van de Bepalingen, voorkomende in de Publicatie van 5/6 December, 1828 (Gouvernements-Blad, No. 23), mede uitgestrekt tot zoodanige weggeloopene Slaven, die wel door eene gecombineerde Militarie en Burger-Patrouille opgevangen zijn, maar waartoe echter de eigenaar, hetzij zelf, of door zijne onderhoorigen of Slaven, is behulpzaam geweest.
| |
Art. 6.
De door Burger-Patrouilles opgevangene Slaven zullen aan den eigenaar niet worden teruggegeven, dan tegen voldoening der hierboven vastgestelde premiën en der kosten.
| |
Art. 7.
De Burger-Kapitein of ander wettig Burgerlijk Opperhoofd van het District, alwaar de Burger-Patrouille heeft plaats gehad, zal, des verzocht wordende, tegen voldoening der bovenvermelde premiën, de opgevangene Slaven dadelijk aan den eigenaar, of de Plantaadje, waartoe dezelve behooren, afgeven; mits
| |
| |
niet blijkende, dat zij zich aan grove misdaden hebben schuldig gemaakt, of dat dezelve mogten vallen in de termen van Art. 12 en 15 der meergenoemde Publicatie van 5/6 December, 1828; alswanneer dezelve dadelijk aan den Kommissaris van Policie moeten worden opgezonden; terwijl voorts de Burger-Kapitein, of ander wettig Burgerlijk Opperhoofd, van het gebeurde aan den President van het Gemeente-Bestuur, aan Heemraden van het District en aan den Kommissaris van Policie schriftelijk moet berigt doen; zoo als dezelve mede, in geval van afgeving der opgevangene Slaven, daarvan den President voornoemd, en aan Heemraden der Divisie zullen moeten kennis geven, en de ontvangene penningen behoorlijk verantwoorden.
Strekkende echter deze Bepaling in geenen deele tot vermindering of belemmering van het regt van het Publiek Ministerie, om de opgevangene Negers op te eischen, en zoodanige aktie tegen dezelve te instituëren, als zal bevonden worden te behooren.
| |
Art. 8.
De Administrateuren van Plantaadjes worden, ten opzigte der Bepalingen, in deze Publicatie voorkomende, met de eigenaren gelijkgesteld.
En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid voorwende, zal deze op de gebruikelijke wijze worden gepubliceerd, en in het Gouvernements-Blad geïnsereerd.
Aldus gearresteerd in de Raadsvergadering, gehou- | |
| |
den alhier aan Paramaribo, den 30sten October des jaars 1829, van Zijner Majesteits Regering het zeventiende.
CANTZ'LAAR.
Ter Ordonnantie van den Gouverneur-Generaal in Rade,
De Algemeene Secretaris,
G.A. van der MEE.
Gepubliceerd aan Paramaribo den 11den November, daaraanvolgende.
De Algemeene Secretaris,
G.A. van der MEE. |
|