LUS ROELOF CANTZ'LAAR voorn. heden, in tegenwoordigheid van de Hoven van Policie en Crimineele Justitie en van Civiele Justitie, het Generaal Gouvernement, voor zoo veel deze Kolonie betreft, heeft aanvaard, waardoor hebben opgehouden de betrekkingen, waarin Wij gedurende eenen geruimen tijd tot deze Volkplanting en derzelver Ingezetenen mogten staan;
Zoo is het, dat Wij, onder kennisgeving van boven omschreven beschikkingen, en met uitdrukking van Onze hoogachting voor deze Maatschappij in het algemeen, aan alle Civiele en Militaire Authoriteiten, in deze Kolonie gevestigd, Onzen dank betuigen voor den bijstand, waarmede zij Ons in de uitoefening van Ons Ambt hebben ondersteund, en aan alle goede Ingezetenen gelijken dank zeggen voor de blijken van welwillendheid en vertrouwen aan Ons betoond.
Wij wenschen, dat het dezer Kolonie, onder de bescherming des Allerhoogsten, wèl moge gaan, en dat het bewind van den nieuw benoemden Gouverneur-Generaal, wiens vaste geest en onvermoeide pogingen steeds met de luisterrijkste lauweren zijn bekroond geworden, alles moge toedragen tot bevordering en volmaking van het geluk der Ingezetenen van 's Rijks Westindische Bezittingen, waardoor Zijner Majesteits Vaderlijke bedoelingen met deze Gewesten door de heerlijkste uitslagen mogen achtervolgd worden.