| |
| |
| |
Publicatie,
behelzende bepalingen omtrent de intrekking, met 1o. Januarij 1827, van het Surinaamsch Papier- en Kaartengeld, enz.
Wij ABRAHAM de VEER, Ridder van de Orde van den Nederlandschen Leeuw, Generaal-Majoor in Dienst van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Gouverneur der Kolonie Suriname, mitsgaders Opper-Bevelhebber over de Land- en Zeemagt in dezelve, enz. enz. enz.
Allen dengenen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut, doen te weten:
Bij Zijne Majesteit onzen geëerbiedigden Koning zijn in ernstige overweging genomen de klagten van meer dan éénen kant voor Hoogstdenzelven gebragt over de meer en meer toenemende daling van het Papieren- en Kaartengeld, in deze Kolonie in omloop.
Daarbij is overwogen, dat, terwijl, als een gevolg van die oorzaak, de financiëele Staat van Suriname aan gedurige onzekerheden is blootgesteld geweest,
| |
| |
tevens de belangen der ingezetenen daardoor zoodanig zijn aangedaan geworden, dat het dringend noodzakelijk was een eindperk te stellen aan het verkeerde, uit zoodanigen stand van zaken voortspruitende.
Bij het besef der noodzakelijkheid van eene krachtige en spoedige voorziening, heeft zich gevoegd die van het nut, om, bij gelegenheid van de te nemen maatregelen, de muntstelsels in deze Kolonie en in den Moederstaat in een naauw en eenvoudig verband te brengen, en alzoo door het daarstellen van verordeningen, gegrond op het beginsel van volkomen overeenstemming, den gezonken' staat van het krediet in de Kolonie weder op te beuren.
Op al deze gronden zijn, bij een Koninklijk besluit van den 15 Augustus dezes jaars, bepalingen gemaakt, wegens den geldelijken staat dezer Kolonie, welke bij deze, uit krachte en naar aanleiding van diezelfde beslissing, worden gebragt ter kennis van de ingezetenen.
| |
Art. 1.
Met den 1 Januarij 1827 zal het Nederlandsch muntstelsel, zoodanig als hetzelve bij de wet van den 28 September 1816, (Staatsblad No. 50) voor het Moederland is vastgesteld, te Suriname worden in werking gebragt.
| |
Art. 2.
Op hetzelfde tijdstip zullen dienvolgens de gouden, zilveren en koperen muntspeciën in Nederland
| |
| |
gangbaar, op denzelfden voet in de Kolonie gangbaar zijn.
| |
Art. 3.
Insgelijks zullen met betzelfde tijdstip de billetten door de Nederlandsche Bank te Amsterdam uitgegeven wordende, zoo mede de billetten der algemeene Nederlandsche Maatschappij ter begunstiging der volksvlijt te Brussel, welke in Nederland tegen gereed geld worden aangenomen, op denzelfden voet in de Kolonie gangbaar zijn, en in alle openbare kassen in betaling worden aangenomen, ook ter bestrijding der uitgaven worden gebruikt.
| |
Art. 4.
In overeenstemming met het hierboven bepaalde zal, te rekenen van den 1 Januarij 1827, geene andere wettige munt te Suriname bestaan, dan die bij de wet van den 28 September 1816, (Staatsblad No. 50) omschreven, zullende echter voorloopig, en tot aan deszelfs intrekking of inwisseling, het Surinaamsch Papier- en Kaartengeld in omloop blijven, in de verhouding van drie honderd tien Surinaamsch, tot honderd gulden Nederlandsch courant-geld.
| |
Art. 5.
Tot de, in het vorig artikel bepaalde waarde, zal hetzelve ook na den 31 December 1826, bij het Gouvernement in alle belastingen voorloopig worden aangenomen, doch met den 1 Januarij 1827 alle betalingen worden gedaan in Nederlandsch courant of daaraan gelijkstaande billetten.
| |
| |
| |
Art. 6.
Ter vervanging van het Surinaamsch courant zal, te rekenen van den 1 Januarij 1827, de Nederlandsche Gulden de eenheid van berekening zijn in alle handelingen van of met den lande, mitsgaders in alle geregtelijke transporten, acten en obligatiën.
| |
Art. 7.
Geene vreemde muntspeciën zullen bij het Bestuur dezer Kolonie worden aangenomen, dan volgens een te bepalen tarief, hetwelk, wanneer dit noodig wordt bevonden, voorloopig en onder de nadere goedkeuring des Konings, zal worden bekend gemaakt. - Tot algemeenen regel zal daarbij dienen, dat de gangbare waarde van vreemde munten niet anders worde geregeld, dan in eene juiste verhouding tot derzelver innerlijke waarde, en die van den Nederlandschen Standpenning.
| |
Art. 8.
Van en met 1o. Januarij 1827, zullen de Gouvernements-Boeken en die van alle openbare administratiën in Nederlandsche guldens en centen worden gehouden, en zullen de, op den laatsten December 1826, bij dezelve openstaande saldo's op nieuwe rekening in Nederlandsche guldens en cents worden overgebragt, in verhouding van drie honderd tien Surinaamsch tot honderd gulden Nederlandsch.
| |
| |
| |
Art. 9.
Met 1 Januarij 1827, zal een Grootboek van Surinaamsche rentgevende koloniale schuld worden opgerigt, waarvan het in te schrijven bedrag dat van twee millioenen vier honderd duizend gulden Nederlandsch f 2,40,000), voorloopig, niet zal te boven gaan, en in geen geval meerder kunnen bedragen, dan noodig zijn zal, om te voorzien in de behoefte van den geldomloop en ter geheele intrekking en vernietiging van het Surinaamsch Papieren Kaartengeld, zullende echter geene meerdere sommen boven de eerste twee millioenen vier honderd duizend gulden (f 2,400,000) kunnen worden ingeschreven, dan ten gevolge van des Konings bijzondere bevelen of authorisatie.
| |
Art. 10.
Er zullen bewijzen van inschrijving van vijf honderd gulden Nederlandsch courant, rentende vijf ten honderd, worden uitgegeven.
| |
Art. 11.
Alle zes maanden, te beginnen met 1 Julij 1827, zullen de renten dier inschrijvingen op den vervaltijd ter keuze van de houders, in de Kolonie of in het Moederland, kunnen worden ontvangen.
| |
Art. 12.
Er zal eene amortisatie der schuld plaats hebben
| |
| |
door eene jaarlijksche uitloting à pari drie maanden vóór den vervaltijd der rente.
Deze vervaltijd zal ook tevens die der aflossing zijn, en, ter bestrijding van beide, jaarlijks van de gewone inkomsten der Kolonie eene som worden afgezonderd, welke in geen geval minder dan twee honderd duizend gulden zal kunnen bedragen.
| |
Art. 13.
Vóór het tijdstip der uitloting zal in de Kolonie op de aldaar gebruikelijke wijze, en in het Moederland, door de nieuwspapieren worden bekend gemaakt, over welk bedrag de uitloting zal loopen, zullende de aflossing der uitgeloten obligatiën, zoowel in de Kolonie als in het Moederland, ter keuze der houders na of op den vervaldag kunnen plaats hebben.
| |
Art. 14.
Onder 's Konings nadere goedkeuring zal, zoo spoedig mogelijk, het noodige worden gedaan tot het in werking brengen van het in art. 9. vermelde Grootboek der Koloniale, vijf procent rentende schuld.
| |
Art. 15.
De invoering van een ander Muntstelsel, invloed moetende hebben op de bestaande landsbelastingen en betalingen in deze Kolonie, zal met 1 Januarij 1827 een nieuw finantiëel stelsel voor de Kolonie worden in werking gebragt, waarvan de
| |
| |
bijzonderheden, voor zoo veel noodig, nader zullen worden gebragt ter kennis van de ingezetenen.
En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze op de gewone wijze worden afgekondigd en aangeplakt, en in het Gouvernementsblad geïnsereerd.
Gedaan te Paramaribo, in de Kolonie Suriname, den 25 October des jaars 1826, het dertiende Zijner Majesteits regering.
De VEER.
Ter ordonnantie van Zijne Excellentie,
De privé Secretaris,
I.N.J. ELOUT.
|
|