Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1828

[p. 163]

Publicatie,

strekkende ter wijziging en vereenvoudiging van de jaarlijksche opgaven van Familiën en Slaven, aan het Kantoor der Hoofdgelden in te dienen.

Wij ABRAHAM de VEER, Ridder van de Orde van den Nederlandschen Leeuw, Generaal-Majoor in Dienst van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Gouverneur der Kolonie Suriname, mitsgaders Opper-Bevelhebber over de Land- en Zeemagt in dezelve enz. enz. enz.

Benevens

De Raden van Policie en Krimineele Justitie.

Aan alle degenen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut!

Overwegende, dat door het invoeren der Slavenregisters, zoodanig als die, ten gevolge van Z.M. besluit van 4 Januarij 1826, N^o. 92, bij Publicatie van 19 April 1826, zijn daargesteld, het Gouvernement eens vooral is bekend geworden met de namen, den ouderdom, het beroep of ambacht en de godsdienst der Slaven, in deze Kolonie thans aanwezig.

[p. 164]

Overwegende dat er uit dien hoofde geene noodzakelijkheid bestaat, om deze attributen telken jare te herhalen, zoo als zulks vóór en sedert de Publicatie van 18 Augustus 1823, bij het indienen der jaarlijksche opgaven van Familiën en Slaven, aan het kantoor der Hoofdgelden pleegt te geschieden.

Overwegende, dat er alzoo genoegzame termen, zoo in het belang der administratie, als ten gerijve der goede ingezetenen, voorhanden zijn, om den vorm dezer jaarlijksche opgaven op eene doelmatige wijze te vereenvoudigen.

Hebben besloten en besluiten:

Art. 1.

Te beginnen met den eersten Januarij 1827, zullen de jaarlijksche opgaven van Familiën en Slaven, aan het kantoor der Hoofdgelden in te dienen, voor zoo verre de Slaven aangaat, alleenlijk derzelver sekse en getal bevatten, zonder dat het voortaan meer noodig zijn zal, op dezelve opgaven melding te maken van derzelver naam, ouderdom, beroep of ambacht en godsdienst.

Art. 2.

Opdat in dezen met de noodige eenvormigheid worde te werk gegaan, zal men zich te dien einde van geene andere, dan de gedrukte opgaaflijsten mogen bedienen, welke, tegen betaling der zeer geringe

[p. 165]

kosten van papier en drukloonen, ten kantore der Hoofdgelden zullen verkrijgbaar zijn.

Art. 3.

De jaarlijksche opgaven van Familiën en Slaven zullen voortaan door den Ontvanger der Hoofdgelden niet mogen worden aangenomen, ten zij dezelve opgaven alvorens door den Ambtenaar der Registratie zijn geverifiëerd.

Art. 4.

Te dien einde zal elk ingezeten gehouden zijn zijne opgave, voor zoo verre dezelve Slaven bevat, alvorens die aan den Ontvanger der Hoofdgelden in te dienen, ter verificatie aan te bieden aan den Ambtenaar der Registratie; en wordt deze Ambtenaar gelast, om zoodanige opgave naauwkeurig met de Slavenregisters te vergelijken; en, wanneer hem uit die vergelijking mogt blijken, dat het getal Slaven, op de opgave voorkomende, overeenkomstig is met het getal, hetwelk de opgever, naar luid der registers, op den eersten Januarij in eigendom bezeten heeft, dezelve pure te verifieren.

Art. 5.

Wanneer aan den Ambtenaar der Registratie bij die vergelijking mogt blijken, dat het getal Slaven, op de jaarlijksche opgave voorkomende, niet overeenkomstig is met het getal in de Slavenregisters

[p. 166]

bekend, zal hij de opgaven slechts verifieren in quantum pro, en voorts van dit verschil onverwijld aan den Heer Raad-Fiskaal kennis geven, ten einde het noodige onderzoek daaromtrent door denzelven zoude kunnen verrigt worden.

Art. 6.

De Raad-Kontrarolleur van Financiën wordt met de executie dezes gechargeerd.

Lasten en bevelen, dat deze worde gepubliceerd, geaffigeerd, in het Gouvernements-Blad en in de Couranten dezer Kolonie geïnsereerd, en voorts in de onderscheiden Divisiën en Distrikten rondgezonden.

Aldus gedaan, geresolveerd en gearresteerd in onze vergadering, gehouden te Paramaribo den zesden November des jaars een duizend acht honderd zes en twintig.

De VEER.

Ter ordonnantie van den Hove,

De fungerende Secretaris

J.G. RINGELING.

Gepubliceerd den 22sten November 1826.

De fungerende Secretaris

J.G. RINGELING.