| |
| |
| |
Publicatie,
behelzende extensie van Art. 32, alsmede van Art. 3 en van Art. 30, van het besluit van Z.M. den Koning dd. 4den Januarij 1826, No. 92, betrekkelijk tot de Slaven-Registers, binnen deze Kolonie, in werking gesteld bij de Publikatie, vervat in het Gouvernements-Blad van dit jaar, No. 1.
Wij ABRAHAM de VEER, Ridder van de Orde van den Nederlandschen Leeuw, Generaal-Majoor in Dienst van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Gouverneur der Kolonie Suriname, mitsgaders Opper-Bevelhebber over de Land- en Zeemagt in dezelve, enz. enz. enz.
Allen dengenen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut, doen te weten:
Alzoo de ondervinding heeft doen kennen, dat de Slaven-Registers met eene kolom van mutatiën vermeerderd, en door middel daarvan de rigtige uitvoering van het bepaalde bij besluit van Z.M. den Koning dd. 4 Januarij dezes jaars, No. 92, den 21 April 11. alhier gepubliceerd, en vervat in het Gouvernements-Blad dezes jaars, No. 1, een meer
| |
| |
ruim dan het eerst daartoe verleende tijdvak vorderen, om te kunnen worden aangelegd en behandeld en wijders voortgezet door het bijboeken der Mutatiën, sedert den eersten Januarij dezes jaars voorgevallen, en in het vervolg voor te komen, zoo als dat al te doen voorgeschreven is in de bepalingen deswege bij Zijner Majesteits voorsz. besluit daargesteld, alsmede dat er geruimer termijnen tot de opgaven, van Plantaadjes komende, behooren verleend te worden, ten einde den Landbouwer niet bloot te stellen aan gemis zijner werkbare magt door deszelfs verpligting, om telkens vaartuigen naar Paramaribo te zenden tot overbrenging der opgaven.
En alzoo wij, met overleg van onze confidentiëele Raden, en krachtens de uitnoodiging door Zijne Excellentie den Heer Minister, bij aanschrijving dd. 24 Januarij 11. No. 98, 3 aan ons gedaan, om tot de rigtige zoo wel als spoedige uitvoering van het bij voormeld Koninklijk besluit bepaalde de meest doelmatige maatregelen te nemen, hebben besloten zulks door middel van nadere bepalingen ten beste effecte te doen.
Zoo is het, dat wij de bepaling van Art. 32 in het bijzonder, en voorts die van Art. 3 en van Art. 30 van hetzelve besluit ampliëren en extenderen, dienvolgens bepalen als volgt:
| |
Art. 1.
Tot het aanleggen der Slaven-Registers met eene
| |
| |
kolom van mutatiën vermeerderd, zoo als bij 's Konings besluit van den 4 Januarij 1826, No. 92, wordt voorgeschreven, en tot het beschrijven van dezelve Registers, wordt aan den Ambtenaar voor die Registers, aan denwelken twee adjuncten zijn toegevoegd, tijd verleend tot en met den laatsten der maand Julij dezes jaars, wanneer dezelve Registers in gereedheid zullen moeten zijn gebragt.
| |
Art. 2.
De bij Art. 32 des voormelden Koninklijken besluits bepaalde termijn van veertien dagen en van eene maand tot het doen der opgaven van alle vermeerderingen, verminderingen of veranderingen in het getal der Slaven sedert primo Januarij dezes jaars tot den dag der aldus te doene opgave voorgevallen, zal worden gerekend aanvang te nemen met den eersten der maand Augustus dezes jaars, en zullen de bedoelde opgaven, van Paramaribo, binnen de eerste veertien dagen, en van Plantaadjes, vóór den laatsten dag dier maand aan het Kantoor der Registratie moeten ingeleverd wezen, alsmede al de opgaven van elken opgever vervat zijn in éénen cedul.
| |
Art. 3.
Tot het doen van de bij Art. 3 des besluits bedoelde opgaven van elders dan van Paramaribo, wordt bij extensie een termijn van eene maand, in plaats van veertien dagen, verleend, met dien ver- | |
| |
stande, dat die opgaven zullen behelzen al de veranderingen van den eersten tot den laatsten van elke maand voorgevallen.
| |
Art. 4.
Tot de opgaven door de Ingezetenen der Opperen Neder-Distrikten Nikeri aan den Landdrost en aan den Drost aldaar te doen, echter alléén voor zoo verre die Ingezetenen op Plantaadjes aldaar woonachtig zijn, wordt, in plaats van drie dagen, bij Art. 30 des besluits bepaald, een termijn van veertien dagen verleend.
| |
Art. 5.
Gedurende den tusschentijd van de publikatie des besluits, op den 21 April l.l., tot en met den 31en. der maand Julij e.k., zullen, in de gevallen, bij Art. 11, 12, 13, 14 en 15 des bedoelden besluits vermeld, alwaar extracten uit de Registers gevorderd worden, kunnen volstaan worden met Certifikaten van het Kantoor der Hoofdgelden, ten blijke dat de onderwerpelijke Slaaf of Slaven op de Jaarlijksche opgaven bekend is of zijn.
Blijvende overigens alle de bepalingen van Zijner Majesteits voren bedoeld besluit in derzelver volle kracht en effekt.
Lastende en bevelende wij, dat deze alhier naar stijle worde afgekondigd, aangeplakt, in het Gouvernements-Blad en in de Kouranten dezer Kolonie
| |
| |
geïnsereerd, alsmede van Plantaadje tot Plantaadje in de onderscheiden divisiën en distrikten dezer Kolonie rondgezonden, en door deze middelen algemeen bekend gemaakt, dat een ieder zich daarnaar regele.
Gedaan te Paramaribo in de Kolonie Suriname den 5 Mei des Jaars 1826, het dertiende van Zijner Majesteits regering.
De VEER.
Ter Ordonnantie van Zijne Excellentie,
De Secretaris van het Gouvernement,
J.G. RINGELING.
Gepubliceerd den zesden
daaraanvolgenden.
De Sekretaris van het Gouvernement,
J.G. Ringeling.
|
|