| |
Placaat.
Wij JURRIAAN FRANÇOIS FRIDERICI, Commandeur over de Colonie Suriname, Rivieren en Districten van dien, Colonel der Militie, mitsgaders eerste Raad in den Hove van Politie en Crimineele Justitie der voorsz. Colonie &c. &c. &c., en verder door de Edele Groot Achtbaare Heeren Directeuren en Regeerders der opgemelde Colonie geauthoriseerd, omme 't Gouvernement gedurende 't verlof van den Gouverneur Generaal WICHERS, waar te nemen.
En
De Raden van Politie en Crimineele Justitie der voorsz. Colonie, &c. &c.
| |
| |
Allen den geenen die dezen zullen zien, ofte hooren leezen, Salut, doen te weten:
Dat wij, aan den eenen kant met ijver willende zorgen, dat de rust en veiligheid der goede Ingezetenen van deze Colonie gelijk mede die van hunne bezittingen tegens de geweldenarijen en vijandelijkheden der weggeloopene Negers kunnen en mogen beschermd worden, en dat de noodwendige onkosten, die veroorzaakt worden, door de middelen, zonder welke deze bescherminge niet kan geschieden, met het minste bezwaar der Ingezetenen worden opgebragt.
Aan den anderen kant met welmeenendheid verlangende, dat het gemak der Ingezetenen in deze opbrenging betracht worde, door eene duidelijke bepalinge der Personen, door wie, den tijd op dewelke, en der wijze, waarop de Jaarlijksche Quotisatie en Contributie aan de Cassa tegens de Wegloopers, moet worden betaald, zonder dat daaromtrent in het toekomende kunnen plaats hebben, eenige wisselvalligheden, die door hare onzekerheden altijd nadeelig zijn, en zonder dat deze bepalinge, door hare duisterheid aan eenige interpretatien, zoo verre zulks mogelijk kan wezen, onderhevig moge blijven; ende zulks wel te meer, dewijl wij ons vleijen, dat bij deze vaststellingen der belastingen, zonder eenige verandering ofte vermeerdering zal kunnen worden gebleeven, buiten dusdanige omstandigheden, welke door de menschelijke voorzichtigheid niet kunnen worden vooruitgezien. Goedgevonden hebben met voorkennisse en goedkeuringe van de Edele Groot Achtbare Heeren Directeuren en Regeerders dezer Colonie, alle onze voorige Placaten, Publicatien en Notificatien ten opzichte van de voorschreve Jaarlijksche Quotisatie en contributie aan de Cassa tegens de Wegloopers uitgevaardigd, en daar onder bepaaldelijk die van den 20 December 1781, 6 Februarij en 23 December 1783 te vernietigen, gelijk dezelve worden vernietigd mits dezen.
En vervolgens insgelijks met voorkennisse van de Edele Groot Achtbare Heeren Directeuren en Regeerders dezer Colonie ten dezen opzigte te bepalen en vast te stellen, de navolgende
| |
| |
Articulen, gelijk dezelve bepaald en vastgesteld worden min dezen.
| |
Art. I.
Alle die geene, het zij Planters, het zij Eigenaren van gronden, het zij wie het ook zijn mogten, die eenige producten naar het Vaderland mogten afschepen, ofte wel, uit de Colonïe vertrekkende, dezelve mogten mede nemen, het zij voor hun eigen rekening, het zij uit hoofde van eenige kwaliteit hoegenaamd ook, zullen van deze producten betalen zes per cent Quotisatie aan onze Cassa tegens de Wegloopers, volgens eene bepaalde waarde, waarop de verschillende producten zullen worden berekend.
| |
Art. II.
Deze waarde zal worden berekend, volgens de middelbare prijzen, welke het oxhoofd Suiker, het pond Koffij, Katoen en Cacao, ofte welke voortbrengselen het ook zouden mogen wezen, die naar het Vaderland afgescheept worden, op de Markt te Amsterdam in de twaalf jongst afgeloopene maanden, sedert den eersten September tot op den laatsten Augustus, zullen hebben opgebragt, waarvan voor de onkosten van verzendinge en verkoop, volgens deze vaste bepalingen, zal worden afgetrokken voor het oxhoofd Suiker f 40, voor het pond Koffij 3 Stuivers, voor het pond Katoen 5 Stuivers, en voor het pond Cacao 2 Stuivers.
En zal dus de bepalinge der waarde, welke op deze manieren op een geregelde voet is gebragt, jaarlijks bij Notificatie van deze Hove in de maand December worden bekend gemaakt, om dien volgende alle betalinge dezer Quotisatie, gedurende het geheele volgende jaar te doen.
| |
Art. III.
En ten einde deze Quotisatie, door in eens te worden opgebragt, niet tot bezwaar moge verstrekken, zal de betalinge daar van geschieden telkens bij het vertrek van ieder Schip, waar mede de producten zullen zijn afgezonden en op dezelfde wijze
| |
| |
als de uitgaande regten worden opgebragt, ofte wel zoo veel eerder, als de inlader zulks zoude mogen verkiezen.
| |
Art. IV.
Ook zal, op dat de Quotisatie rigtig worde opgebragt, een iegelijk, die eenige producten, het zij voor zijn eigen, het zij in eenige qualiteit hoegenaamt ook, heeft af te schepen, gehouden zijn, wanneer hij dezelve ter afscheping aanbied, aan den Waag- of Keurmeester over te geven een billet, bij wijze van Declaratoir, inhoudende de qualiteit, quantiteit, merken, Schippers, Schip en Personen, voor welkers rekening de afscheping geschied, uit welke billetten behoorlijke Lijsten zullen worden getrokken, en de aflader ten Comptoire van de Cassa tegens de Wegloopers gedebiteerd, om naderhand bij de betalinge der Quotisatie te worden ontlast.
Zullende de waarde der producten gerekend worden, volgens die geene, welke vastgesteld zal zijn, op den dagtekening der voorsz. Billetten, bij wijze van Declaratoir, zonder acht te geven op den tijd welke de Schepen, die de producten hebben ingeladen, naderhand nog ter rede mogten zijn leggende.
| |
Art. V.
Alle andere personen, zoo als Eigenaren van Houtgronden, Voogden, Curateuren, Administrateuren, andere Gequalificeerden ter waarneminge der zaken van tegenwoordige of afwezige personen, Kooplieden, negotieerende Naviganten, Winkeliers, Ambachtslieden, Directeuren ofte andere Plantage-Bediendens, niemand uitgezonderd, behalven die geenen, welke in het volgende articul zijn uitgedrukt, dewelke personen eenige winst ofte inkomen hebben, zullen op den tijd daartoe te bepalen, compareeren voor Gecommitteerden uit deze Hove, ten einde aldaar onder prestatie van Eede op te geven, tot welke daar na te meldene Classen zij zich met opzigte tot hunne winsten of inkomsten oordeelen te behooren, ten einde dienvolgende de contributien aan de Cassa tegens de Wegloopers op te brengen.
| |
| |
| |
Art. VI.
Van deze beëedigde opgave zullen alleenlijk zijn uitgezonderd:
1o. De Eigenaren van Plantagien, voor zoo verre aanbetreft derzelver voortbrengselen, die na den Vaderlande worden afgescheept.
2o. De Plantage-Bedienden, voor zoo verre hunne gagien aanbetrest, dewijl de opgaaf daarvan zal worden gedaan door den Eigenaar of Administrateur der Plantagie, zoo en in diervoegen als bij Art. 10 nader zal worden uitgedrukt en bepaald.
3o. De Predikanten, derzelver onhertrouwde Weduwen, en alle Militairen in deze Landen met de Sequeele van dien, en welke teffens mede zullen zijn bevrijd en ontheft blijven van de betalinge dezer contributie, dan echter niet verder, als voor de somma van hunne tractementen, weduwen pensioenen ofte gagien, dewijl zij eenige andere winsten of inkomsten hebbende, daar van de voorschreve beëedigde opgave moeten doen.
| |
Art. VII.
Wij verstaan door winsten en inkomsten alle jaarlijksche ontfangsten hoegenaamt, welke de Ingezetenen, het zij van hunne bezittingen, het zij door hunne arbeid en nijverheid zijn genietende, willende wij ten dezen opzigte wel duidelijk begrepen hebben, dat die geenen, welke eenige winsten en inkomen wegens Administratieloonen mogten hebben, niet bevrijd zullen zijn om daar van opgave te doen en contributie te betalen door dien, de quotisatie van de afgescheepte producten reeds is betaald geworden, het zij dat zulks geschied zij voor rekening der Plantage, waarop de producten gemaakt zijn, het zij door hun lieden zelve, wanneer zij hunne Administratieloonen in producten mogten hebben genoten, en dienvolgende hier omtrent alleenlijk gemaakt hebben die uitzonderingen welke uit het voorgaande articul zijn voortvloeijende.
| |
Art. VIII.
Men zal niet vermogen van zijne winsten en inkomsten eenige detractie te doen, uit hoofde van zijne bijzondere verteering en onderhoud, ofte wel dat van zijn huishouden.
| |
| |
Dan daarentegen zal men daar van vermogen af te trekken alle zoodanige onkosten, zonder welke de ontfangsten, die de winsten en inkomsten hebben veroorzaakt, niet hadden kunnen geschieden, zoo als bij voorbeeld, de huren der Pakhuizen, om de goederen, waaruit de winsten zijn proflueerende, op te slaan, de huren der Slaven, om die te verwerken, de huren der Vaartuigen, om die te vervoeren, de Schrijvers loonen en diergelijke, alles echter voor zoo verre die onkosten door den geenen, welke zijn winsten en inkomsten opgeeft, komen te worden bekostigd.
Ook zullen alle Directeuren, Ambachtslieden, blanke Officieren ofte andere Plantage-Bedienden, hunne eigen kost doende, van hunnen winsten of gagien mogen aftrekken eene somma van twee hondert guldens, gelijk ook voor een Directeur, wanneer hij de blanke Bedienden van kost moet voorzien, voor ieder van dezelve zal mogen worden afgetrokken eene gelijke somma van twee hondert guldens.
| |
Art. IX.
Voor winsten en inkomsten van een Eigenaar van Plantagien, zullen worden gerekend alle zoodanige ontfangsten, welke die Eigenaar van gemelde zijn Landgoed is trekkende, buiten die geenen, welke naar het Vaderland worden afgescheept, het zij dan, door middel van den verkoop van eenige producten hier te Lande, zoo van Suiker, Koffij, Katoen, Cacao, als van Malassie, Dram, Rum, Brandhout, Hoorenbeesten, ofte andere Vee, Queek, Jagt, Visscherij ofte uit welken oorzaak zulks ook zoude mogen zijn.
En zal de aanwezige Planter in de Colonie, die geen Domiciliam aan Paramaribo is hebbende, en ook geene andere winsten en inkomsten, buiten die van zijne Plantagien geniet, kunnen volstaan met de waarde der voortbrengselen in deze Articulen vermeld, en waar van geene taxatie bepaald is, in gemoede te berekenen, en aldus de beëedigde opgaven daarvan te doen, gelijk dezelve waarde door zoodanige Planter, welke buiten de voortbrengfelen van zijne Plantagie, nog eenige andere
| |
| |
winsten ofte inkomsten heeft, onder de algemeene opgave van zijne winsten en inkomsten zal moeten begrepen worden.
Des zal het aan deze Planters, welke hun domicilium buiten Paramaribo zijn hebbende, vrij staan, om den na te meldene Eed bij Procuratie af te leggen, zullende anderzints alle die geenen door wien zij gepraesteerd moet worden, en die zig in de Colonie bevinden, gehouden zijn, dezelve in persoon af te leggen, ten waare zij verhinderd wierden, door zodanige reedenen, welke in Rechten voor Causae Sonticae worden aangenoomen.
| |
Art. X.
Ook zullen van het presteeren van den Eed, bevrijd zijn alle Directeuren ofte andere Plantagie Bedienden, welke zig in de Maand December op eenige Plantagie ofte andere Grond in dienst mogten bevinden.
Des zal de Eigenaar ofte Administrateur van ieder Plantagie ofte andere Grond, de Winste ofte Inkomste van alle zijne Plantegie Bedienden te gelijk met zijne Opgaave moeten opgeeven, Poene als hier na teegen alle die niet opgegeeven hebbende zal worden gestatueerd; ingevolge welke Opgaave, voormelde Plantagie Bedienden zelven gehouden zullen weezen hunne Contributie binnen de tijd hier na te bepaalen, aan 't Comptoir der Cassa tegens de Wegloopers te Voldoen, ten welke einde, dusdanige Planter ofte Administrateur, die, het zij voor zig zelven, het zij in zijne Qualiteiten eenige Blanken ofte andere vrije Persoonen in zijn dienst buiten Paramaribo is hebbende, gehouden zal zijn op de Maandelijksche Lijst van December door zijnen Directeur te doen stellen, de naamen der Persoonen, welke in zijn dienst is hebbende, en welke Winsten of Inkomsten dezelve, in dat afgeloopen Jaar, hebben opgegeeven genooten te hebben, zo wel in den dienst, waar in dezelve zig teengenswoordig bevinden, als in zodanige anderen, waar in zij in het zelfde Jaar hun mogten bevonden hebben; zullende zodanige Blanken en andere als boven in dienst zijnde Persoonen, welke mogten bevonden worden niet ingemoede ofte naar beho- | |
| |
ren hunne Winsten en Inkomsten op de Maandlijst van December te hebben opgegeeven, incurreeren zodanige straffe als daar toe is staande.
En zullen die Blanken en anderen Plantagie Bedienden, welke hun de Maand December, buiten dienst mogten hebben bevonden, gehouden zijn evengelijk de overige Ingezeetenen, de Beëedigde Opgave hunner Winsten en Inkomsten te doen, wanneer zij ten tijde der Opgaave hun buiten dienst bevinden, edog zal de Opgaave van die geenen, welke hun ten tijde der Opgaave wederom in dienst en op Plantage bevinden, door den Eigenaar ofte Administrateur, te gelijk met deszelvs Opgaave van Winsten ofte Inkomsten moeten geschieden, als hier boven staat uitgedrukt.
| |
Art. XI.
De voormelde Opgaave der Winsten en Inkomsten, het zij voor zig zelven, het zij voor die geenen, welkers zaaken men is waarneemende, zal door een iegelijk met Eede moeten bevestigd worden, daar bij Zweerende, dat de Opgegeevene Winsten en Inkomsten niet bedraagen het beloop van de hoogere Classe, welke het naaste is aan die geenen, onder welke men dezelve heeft Opgegeeven te behooren, ende zulks volgens het Formulier agter dit ons Placaat gevoegd.
| |
Art. XII.
Des zal het aan onze Heeren Gecommitteerden volkomen vrijstaan, om, wanneer zij mogten oordeelen, dat iemand zijn Opgaave, het zij voor zig zelven, het zij in zijne qualiteit zig in eene te laage Classe gesteld hadde, als dan zijn Eed te weijgeren, en denzelven in zodanige Classe te taxeeren, als zij zullen oordeelen te behooren, waar bij egter zodanige getaxeerde, zal hebben het Regt van Doleantie aan den volle Hove bij Requeste, om daarover naar toestand van zaken, bij ons te worden gedisponeerd, als Wij zullen oordeelen te behooren.
| |
Art. XIII.
De Classen der Winsten en Inkomsten zullen, gelijk voorheen
| |
| |
zijn ten getallen van Vijf- en Twintig, en afgedeeld zijn in zes onderscheidene deelen ofte Verdeelingen.
Onder de Eerste Klasse zullen zijn gesteld die Persoonen welkers Winsten en Inkomsten f 20,000 of daar en boven.
2e Klasse |
f 18000 |
3e Klasse |
f 16000 |
4e Klasse |
f 14000 |
Uitmakende deze Vier Klasse te zamen de Eerste Verdeeling
5e Klasse |
f 13000 |
6e Klasse |
f 12000 |
7e Klasse |
f 11000 |
8e Klasse |
f 10000 |
Uitmakende de Vier Klassen te zamen de Tweede Verdeelinge.
9e Klasse |
f 9000 |
10e Klasse |
f 8000 |
11e Klasse |
f 7000 |
12e Klasse |
f 6000 |
13e Klasse |
f 5000 |
Uitmaakende deze Vijf Klassen te zamen de Derde Verdeelinge.
14e Klasse |
f 4000 |
15e Klasse |
f 3500 |
16e Klasse |
f 3000 |
17e Klasse |
f 2500 |
18e Klasse |
f 2000 |
19e Klasse |
f 1500 |
Uitmaakende deze Zes Klassen te zamen de Vierde Verdeelinge.
20e Klasse |
f 1000 |
21e Klasse |
f 800 |
22e Klasse |
f 600 |
| |
| |
Uitmakende deze Drie Klassen te zamen de Vijfde Verdeelinge.
23e Klasse |
f 500 |
24e Klasse |
f 300 |
25e Klasse |
f 150 |
Uitmakende deze Drie Classen te zamen de Zesde of laatste Verdeelinge, met dien verstaande egter, wat de Eerste Klasse aanbetreft, dat die geenen welke meer dan f 20000, en minder dan f 22000 Winsten en Inkomsten mogten hebben, zig voor f 20000 zullen moeten opgeven, die geene welke meer dan f 22000, en minder dan f 24000 genieten, zig voor f 22000 zullen moeten opgeeven, die geene welke meer dan f 24000, en minder dan f 26000 genieten, zig voor f 24000, zullen moeten opgeeven, en aldus vervolgens van f 2000 tot 2000, zo verre zig zulks ook zoude mogen uitstrekken, terwijl zij de Contributie van de Opgegeevene Somma zullen hebben op te brengen.
| |
Art. XIV.
Door die geenen, welke behooren tot de Eerste, Tweede, Derde en Vierde Klasse, uitmakende de eerste Verdeelinge, zal voor Contributie aan onze Kassa teegens de Wegloopers Jaarlijks moeten worden opgebragt elf Percent van de Somma der Klasse, waar onder zij zig hebben opgegeeven.
Door die geenen, welke behooren tot de Vijfde, Sesde, Zevende en Achtste Klasse, uitmakende te Tweede Verdeelinge, Tien Percent.
Door die geenen, welke behooren tot de Negende, Tiende, Elfde, Twaalfde en Dertiende Klasse, uitmakende de Derde Verdeelinge, Negen Percent.
Door die geenen, welke behooren tot de Veertiende, Vijftiende, Zestiende, Zeventiende, Achttiende en Negentiende Klasse, uitmakende de Vierde Verdeelinge, Acht Percent.
Door die geenen, welke behooren tot de Twintigste, Een en Twintigste en Twee en Twintigste Klasse, uitmakende de Vijfde Verdeelinge, Zeven Percent.
Ten laatste door die geenen, welke behooren tot de Drie en
| |
| |
Twintigste, Vier en Twintigste en Vijf en Twintigste Klasse, uitmakende de Zesde Verdeelinge, Zes Percent.
| |
Art XV.
Die geene, welke geen Hondert en Vijftig Guldens aan Winsten en Inkomsten hebben, worden hier mede buiten alle Klassen gesteld, en dus van alle Betalingen dezer Contributie bevrijd, dog zullen zij egter voor onze Heeren Gecommitteerden moeten verschijnen, om dit hun onvermogen onder Eede, volgens het Formulier hier agter gevoegd te verklaren, op de zelfde straffe, als hier na tegen de niet opgeevende, zal worden vastgesteld, wel te verstaan egter, dat die geenen, welke in eenige qualiteit hoe genaamt ook, voor een afweezig Perzoon eenige Winsten en Inkomsten is Percipieerende, van deze Winsten en Inkomsten al was het dat zij minder dan f 150 waren bedragende, Beëedigde Opgaave zal moeten doen, en volgens de Zesde Verdeelinge Zes Percenten aan contributie Betalen.
| |
Art. XVI.
De Persoonen, welke na den tijd der Opgaave uit de Colonie mogten vertrekken, zullen kunnen volstaan met hunne Opgaav in Scriptes, en onder aanbieding van Eede, aan onze Gecommitteerden ter goedkeuringe te vertoonen, omme in evenredigheid van dien, onder een der voorenstaande Klassen gesteld te worden, en ook, in evenredigheid de contributie te Betalen voor den tijd, welke zij in dat Jaar in de Colonie zijn geweest.
| |
Art. XVII.
Ook zullen alle Schippers, Stuurlieden, en verdere Scheeps-Bedienden ofte andere Navigeerende Negotianten, zo Hollandsche als Vreemden in geene der voorsz. Klassen worden gesteld.
Dog zullen dezelve alle gehouden zijn, bij hunne aankomst een behoorlijk geteekend Declaratoir ten comptoire der kasfa teegens de Wegloopers in te leeveren, inhoudende in eene algemeene Somma, de waarde der Goederen en Koopmanschappen, zo als dezelve hun bij den inkoop hebben gekost, ofte wel gelijk zij op de Factuuren staan bereekend, wanneer zij die in Commissie mogten hebben meede genoomen, de deugdelijkheid
| |
| |
van welk Declaratoir ofte Factuur dezelve gehouden zullen zijn met Solemneele eede te Bekragtigen, en vervolgens van die Opgegeevene waarde dier Koopmanschappen bij en alvorens uit deze Colonie weder te vertrekken aan de kassa teegens de Wegloopers bij wijze van contributie Betalen Drie Percento.
| |
Art. XVIII.
Onze Heeren Gecommitteerde zullen tot het afneemen deezer Beëedigde Opgaave vaceeren, Jaarlijks in de Raad Kamer van den Eersten Maandag van de Maand Maart, des Maandags Woensdag en Vrijdags, van Negen tot Een Uuren, en op die genoemde dagen van ieder week daar meede Continueeren tot den uiteinde van de Maand April.
| |
Art. XIX.
En wordt de Ontfanger der Kassa tegen de Wegloopers hier meede gelast, om van die geene, welke nalatig mogte zijn gebleeven zijne Beëdigde Opgaave, binnen den tijd in het voorschreven Articul bepaald, te doen, op te maaken eenen behoorlijken Lijst, en dezelve onder goedkeuringe van onze Gecommitteerden over te geeven ten Comptoire van den Exploicteur, ten einde de nalatigen tot het presteeren van hunne Beëdigde Opgaave door hem worden geinthimeerd.
En zullen de nalatigen boven de kosten van het Exploit gehouden zijn, zig bij Requeste te vervoegen aan den Heere Gouverneur-Generaal dezer Colonie, daarbij allegueeren de reden van hun versuym, en hunne opgaave aanbieden, waar na gemelde Gouverneur-Generaal, of wel na ingenoomen Advys van onze Heeren Gecommitteerden, of wel directelyk deze opgaave zal aanneemen en aan den opgeever den behoorlijken Eed in zijne handen doen afleggen, terwijl die geene, welke veertien dagen na het gedaane exploict nog in gebreeken blijft zijne opgaave aldus bij Requeste aan den Gouverneur-Generaal aan te bieden, zal verbeuren een Boete van drie honderd guldens, en wanneer die nalatigheid dan nog langer, als twee maanden blijft duuren, honderd guldens voor ieder verdere maand, tot zoo lang de opgaave zal zijn aangeboden.
| |
| |
Welke Boetens met alle de kosten bij Parate Executie zullen worden ingevorderd, en koomen voor de helfte ten voordeele van het Officie-Fiscaal, die de Calange doen zal, en voor de andere helfte ten voordeele van de Kassa tegen de Wegloopers.
| |
Art. XX.
De Batalinge van deeze Contributien zal aan het Comptoir der Kassa tegen de Wegloopers moeten zijn geschied, voor het uiteinde van de Maand Junij van ieder Jaar, en zullen de nalatigen tot de Betaalinge bij Parate Executie, zonder eenige oogluikinge worden geconstringeerd.
| |
Formulier van den eed, vermeld bij het 11 Artikel.
Ik zweere hiermede, dat ik, na een suivere en oprechte opmaakinge van mijne Jaarlijksche Winsten en Inkomsten, of wel van de Winsten en Inkomsten van N.N., wiens zaken ik in mijne qualiteit ben administreerende, door mij ter goeder trouwe geschied, volgens de beschrijving van de Winsten en Inkomsten bij het 7e, 8e, 9e en 10e Artikel van het Placaat omtrent de Quotisatie en Contributie ten behoeve der Kassa tegen de Wegloopers van den 17 Januarij 1791 hebbe bevonden dezelve mijne Jaarlijksche Winsten en Inkomsten, ofte wel die van N.N., wiens zaaken ik in mijne qualiteit ben administreerende, niet bedraagen het beloop van de Classe bij het 13e Artikel van het voorschreven Placaat vastgesteld, in dien volgende, dat ik met opzigte tot de contributie aan de Kassa tegen de Wegloopers te betaalen, behoorende onder de Classe bij evengemelde 13e Artikel vastgesteld.
zoo waarlijk helpe mij god almachtig.
| |
Formulier van den eed vermeld bij het 15 Artikel.
Ik zweere hiermede, dat ik, na eene zuivere en opregte opmaakinge van mijne Winsten en Inkomsten, door mij ter goeder trouwe geschied volgens de beschrijvinge van Winsten en Inkomsten bij het 7e, 8e, 9e en 10e Artikul van het Placaat omtrent de Quotisatie en Contributie ten behoeve der Kassa te- | |
| |
gen de Wegloopers van den 17 Januarij 1791 hebbe bevonden dezelve mijne Jaarlijksche Winsten en Inkomsten niet te bedragen eene somma van Een Honderd en Vijstig Guldens.
zoo waarlijk helpe mij god almachtig.
En ten einde niemand eenige ignorantie zoude kunnen pretendeeren, zal deze alomme worden Gepubliceerd en Geaffigeerd, daar men gewoon is Publicatie en Affixie te doen, voorts in de Rivieren van Plantagie tot Plantagie werden gezonden, om zig daar naar te reguleeren.
Aldus gedaan, geresolveerd en gearresteerd in onze Vergadering gehouden alhier aan Paramaribo dezen 17 Januarij 1791. en gepubliceerd den 31 daaraanvolgende.
(Was Getekend) FRIDERICI.
(Onderstond) Ter Ordonnantie van den Hove
(en Getekend) J.J. WOLHFAHRT.
Wij JURIAAN FRANÇOIS FRIDERICI, Commandeur over de Kolonie Suriname, Rivieren en Districten van dien, Collonel der Militie; mitsgaders Eerste Raad in den Hove van Politie en Crimineele Justitie der voorsz. Colonie &c. &c. &c. en verder door de Edele Groot Achtbaare Heeren Directeuren en Regeerders der opgemelde Kolonie geauthoriseerd, om 't Gouvernement geduurende 't Verlof van den Gouverneur-Generaal WICHERS waar te nemen.
Gezien en geëxamineerd hebbende zeker Placaat de dato 17 Januarij 1795 aan ons door den Commandeur en Raaden voorgedragen, hebben als daartoe geauthoriseerd zijnde, door Haar Edele Groot Achtbaare de Heeren Directeuren en Regeerders van de Kolonie Suriname, goedgevonden en verstaan, dezelve te Approbeeren en Ratificeeren, gelijk dezelve Geapprobeerd en Geratificeerd wordt mits deezen.
Actum Paramaribo den 19 Januarij 1791.
(Was Getekend) FRIDERICI.
(Onderstond) Ter Ordonnantie van den Heer Commandeur
H. STENHUYS.
Eerste Clercq.
| |
[pagina t.o. 72]
[p. t.o. 72] | |
|
|