Studia Neerlandica. Jaargang 1970
(1970)– [tijdschrift] Studia Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||
H.J. Verkuyl
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||
men traditioneel onderscheidingen aangebracht die in hoofdzaak semantisch werden gemotiveerd. Zo geeft Den Hertog (1903, 1 § 47) in een iets gewijzigde terminologie, de volgende vier groepen:
Van deze groepen laat ik de derde buiten beschouwing, omdat gebleken is dat deze bepalingen kwantificeerders zijn van de verbale constituent.Ga naar eind1 De bepalingen die bij Den Hertog uiteenvallen in de groepen a, b en d noem ik vanaf nu temporele bepalingen. Syntaktisch gezien is de vraag in dit artikel of het traditionele onderscheid in drieën houdbaar is. | ||||||||||||||||||||||||||||
2. Logische operatorenKwantoren treden altijd op met variabelen: termen of elementen die zelf geen betekenis hebben. Als er in een uitdrukking een variabele optreedt, weet men door het betekenisloze element niet of de uitdrukking waar is of onwaar. Een uitdrukking als ‘x loopt op straat’, die een variabele, nl. x, bevat, kan men niet bevestigen of ontkennen; men spreekt hier van een propositie-functie. Men kan van een propositie-functie een propositie maken door vervanging van de variabele door een constante, zodat men bijvoorbeeld ‘De man loopt op straat’ krijgt, met de man als een term die wel betekenis heeft en die deze betekenis houdt tijdens het gebruik ervan binnen een bepaalde redenering. Een andere manier om proposities te verkrijgen uit propositiefuncties is het zgn. binden van variabelen. In ‘x loopt op straat’ treedt ‘x’ op als vrije variabele. De uitdrukkingswijzen die vrije variabelen kunnen binden, heten kwantoren. In de logica zijn uitdrukkingen als:
welgevormde proposities waarin de variabele gebonden is door de existentiële kwantor in (1) en door de universele kwantor in (2). (1) moet gelezen worden als: ‘er is minstens een x zodat x op straat loopt’ en (2) als: ‘voor alle x geldt dat x op straat loopt.’ De twee x-en uit (1) en (2) hebben betrekking op één en hetzelfde object. (1) geeft te kennen dat van alle dingen van het domein er minstens één is die op straat loopt. De kwantor bepaalt dus ook een hoeveelheid dingen x waarop de propositie betrekking heeft. Doordat de kwantor de existentie van x geeft, is het mogelijk empirisch te toetsen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||
of de propositie waar is, nl. door na te gaan of er een x is die voldoet aan het predikaat ‘op straat lopen’. Variabelen als x, y, z, enz. worden meestal gebruikt om dingen of, met een andere naam, individuen, aan te geven. Individuen behoren tot klassen, die bepaald worden door de aard van het gesprek waarin de propositie die de variabele bevat, optreedt. Een dergelijke klasse wordt Universe of Discourse genoemd; daartoe behoren alle individuen waar je het in een gesprek over hebt. Het UoD kan bij afspraak de klasse zijn van alle levende wezens, van alle ongehuwde mannen, van alle vogels, enz. In plaats van UoD zegt men ook wel Domain of Discourse. Ik zal de term ‘domein’ gebruiken. Met (2) geeft men te kennen dat voor alle individuen uit het domein van de variabele in de kwantor het predikaat ‘op straat lopen’ geldt. Een dergelijke propositie kan gemakkelijker worden gefalsifieerd dan geverifieerd. Voor het laatste zou men de beschikking moeten hebben over alle betreffende individuen, wat bijvoorbeeld voor de klasse der vogels praktisch onmogelijk is. Een ware universele propositie is ‘(∀x) (x=x)’, die inhoudt dat elk ding zichzelf is. De naam ‘universele kwantor’ drukt uit dat de predicering geldt voor alle individuen uit het UoD. Het domein van tijdsvariabelen in de twee kwantoren wordt gevormd door de klasse van alle punten op de tijdslijn, of door een deelklasse daarvan. De zin Het is soms twaalf uur kan worden opgevat als een existentiële propositie, waarin soms uitdrukt dat er minstens een moment is in het domein van alle punten op de (oneindige) tijdslijn waarop het twaalf uur is. In Gisteren liep hij op straat wordt het domein gevormd door een deelklasse van punten op de tijdlijn, nl. die welke aan de naam ‘gisteren’ beantwoordt; voor een aantal van die punten geldt het predikaat. De uitdrukking ‘x loopt op straat’ is tot nu toe gepresenteerd als een subjekt-predikaatsverbinding met ‘loopt op straat’ als predikaat. Hierin kunnen we echter het argument ‘straat’ aanwijzen. Zin (1) kan worden herschreven als (la): (∃x) (xLη), met ‘L’ voor lopen op en ‘η’ voor straat, (la) is een propositie-functie met ‘η’ als vrije variabele. Door deze te binden kan men de propositie (lb) maken: (∃x)(∃η)(xLη), te lezen als: er is een x en er is een η zodat x loopt op η. De variabelen ‘x’ en ‘η’ hebben betrekking op individuen uit twee totaal verschillende klassen, hier bijvoorbeeld de klasse van alle mannen en de klasse van alle straten. Door de keuze van verschillende letters voor de variabelen drukt men het verschil tussen twee domeinen uit. Bij tijdsvariabelen beperkt men zich tot de variabele ‘t’, meestal met subscripten, bijv. to, ti, tj, etc. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Kwantoren worden door vooropplaatsing losgekoppeld van de subject-predikaatsverbinding, resp. van het predikaat met twee of meer argumenten. Hierin komen ze overeen met de negatie-operator (vgl. de parafrase Het is niet zo dat [hij op straat loopt] voor Hij loopt niet op straat). De plaats voorop geeft aan dat de operatoren systematisch terugkerende elementen in de struktuur van proposities zijn. Door de scheiding tussen operator en de ‘rest’ is het nodig aan te geven tot hoever het binden van de variabelen gaat: men moet het bereik van de operator weten. In (1) en (2) wordt dat gedaan met de haakjes om ‘x loopt op straat’. Een uitdrukking als ‘(∃x) (x loopt op straat) & (x draagt een mand)’ is een propositiefunctie, want de x na het conjunctieteken ‘&’ valt buiten het bereik van de existentiële kwantor; plaatsen we de door ‘&’ verbonden delen tussen vierkante haken, dan vallen ze beide onder het bereik van de kwantor. De taalkundige relevantie hiervan kan worden geïllustreerd met een zin als Vorige week is hij overleden en hij is begraven in zijn woonplaats. De tijdsvariabelen die betrekking hebben op de begrafenis vallen niet noodzakelijkerwijs binnen het bereik van de kwantor die aanwezig is in vorige week is hij overleden, want de overledene kan ook deze week zijn begraven, m.a.w., het moment van het overlijden valt binnen het domein, het moment (de momenten) van het begraven niet.Ga naar eind2 | ||||||||||||||||||||||||||||
3. Operatoren in de dieptestruktuurEen van de meest fundamentele hypothesen van Chomsky's transformationeel-generatieve model is die van het onderscheid tussen dieptestruktuur en oppervlaktestruktuur. De zgn. basiscomponent van de grammatica bevat regels die de dieptestruktuur van een zin genereren; op die struktuur worden transformaties toegepast met als resultaat de oppervlaktestruktuur van de betreffende zin. Een van de implicaties van deze hypothese is dat de dieptestruktuur elementen kan bevatten die niet aanwezig zijn in de oppervlaktestruktuur. In Jan heeft Marie nooit gezien wordt nooit als een oppervlaktevorm beschouwd, ontstaan door fusie van een abstract negatieelement neg en het element ooit. Door zo te analyseren wordt de beschrijving eenvoudiger en kan men systematisch optredende verschijnselen generaliseren. De dieptestruktuurhypothese heeft zich geleidelijk ontwikkeld. Vandaar misschien dat pas in de laatste tijd de behoefte is ontstaan om ook operatoren en variabelen onder te brengen bij de elementen die in dieptestrukturen optreden. Er is hier overigens sprake van een ontwikkeling die nog in volle gang is en waarin in hoofdzaak twee standpunten zijn te onder- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||
scheiden. De kern van de discussie betreft de relatie tussen syntaxis en semantiek. In Chomsky's model heeft de semantische component een louter interpretatieve funktie t.o.v. de syntaktische basiscomponent. Gruber (1967), McCawley (1968), Lakoff (1965), Seuren (1969) zijn van mening dat deze relatie ingrijpend moet worden veranderd; door hun voorstellen verdwijnt het onderscheid tussen syntaxis en semantiek meer en meer en wordt de basiscomponent die dieptestrukturen genereert nagenoeg identificeerbaar met de semantische component, die niet langer interpretatief is. Chomsky (1968), Jackendoff, Akmajian, KraakGa naar eind3 verdedigen de interpretatieve funktie van de semantische component en lossen verschillende moeilijkheden op door aan te nemen dat ook oppervlaktestrukturen aan interpretatieve regels kunnen worden onderworpen. Ik moet volstaan met deze summiere aanduiding van een discussie en merk nog op dat mijn analyse van temporele bepalingen nauwer aansluit bij het werk van Gruber e.a. dan bij dat van de laatstgenoemden, met name doordat het opnemen van operatoren en variabelen in de dieptestruktuur binnen de eerstgenoemde zienswijze natuurlijker is. | ||||||||||||||||||||||||||||
4. Tijd en Duur bij ChomskyIn zijn illustratieve schets van de basiscomponent heeft Chomsky ook rekening gehouden met die adverbiale bepalingen die bij Den Hertog onder a, b en ook d vallen. De regels die Tijd en Duur introduceren zien er, enigszins aangepast, als volgt uit (Chomsky 1965, p. 106-107):
Uit dit fragment blijkt duidelijk dat Tijd buiten en Duur binnen de VC wordt ontwikkeld. Bepalingen van de eerste soort ‘can occur quite freely with various types of Verb Phrase, on the one hand, whereas many types of Prepositional-Phrase appear in much closer construction to Verbs’ (p. 101). Voorbeelden zijn He laughed at ten o'clock tegenover He laughed at the clown, He ran after dinner tegenover He ran after John. In de eerste gevallen van elk paar is vooropplaatsing van de bepaling mogelijk: At ten o'clock he laughed, After dinner he ran, tegenover *At the clown he laughed, *After John he ran. Lakoff en Ross (1966) zijn van mening dat Duur en Frequentie buiten de VC vallen. Hun argument berust op het feit dat do so in gecoördineerde zinnen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de gehele VC uit het eerste lid vervangt; de genoemde bepalingen blijken niet onder die vervanging te vallen: John [worked on the problem] for eight hours, but I [did so] for only two hours. Zou Duur in de VC zitten, dan zou de vervanging leiden tot but I [worked on the problem for eight hours] for only two hours, hetgeen niet kan. Hoewel deze test niet zonder moeilijkheden is, neem ik aan dat Duur niet tot de VC behoort, mede op grond van argumenten die hieronder ter sprake komen. | ||||||||||||||||||||||||||||
5. Categorisering van verbale constituentenEen van de consequenties van de uitstoting van Duur uit de VC is dat er tussen deze twee constituenten in hun geheel selectierestricties werkzaam zijn. Zo zijn zinnen als: (4) De generaal wurgde zijn trouwe dienstbode. grammaticaal, terwijl invoeging van de duurbepaling urenlang zin (4) ongrammaticaal maakt: (4a) *De generaal wurgde urenlang zijn dienstbode. Met zin (5) en zin (6) is dat niet het geval. Vergelijk nu ook: (5a) *Greetje wandelde urenlang een kilometer op het strand. Deze zinnen zijn ongrammaticaal in die lezing waarbij Greetje slechts een kilometer wandelt en De Machula slechts eenmaal het celloconcert speelt. Wandelen en spelen uit (5) en (6) hebben geen restrictie met urenlang, een kilometer wandelen en het celloconcert van Schumann spelen wel. Deze restrictie komt overeen met die in (4a). Om dit te verantwoorden postuleer ik een syntaktisch element terminatief in de VC, d.i. het gecursiveerde deel van de a-zinnen. Dit element opereert op het niveau van de VC, die immers als geheel selectierestricties heeft met Duur. Zo is het tamelijk willekeurig het element terminatief toe te kennen aan wurgen in (4a) want dit werkwoord kan niet zonder Direct Object optreden. Men kan het element terminatief verantwoordelijk stellen voor de frequentatieve interpretatie van (5a) en (6a): beide zinnen zijn grammaticaal als men aanneemt dat de VC-gebeurens zich meer dan eens hebben gerealiseerd in de tijd. Een VC die het element terminatief bevat, noem ik in het vervolg een terminatieve VC. Er zijn ook zuiver syntaktische argumenten om een element als terminatief op het niveau van de VC in te voeren. Deze argumentatie biedt tevens de mogelijkheid het element duratief te postuleren, dat correspondeert met de | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||
betekenisnotie ‘duur zonder dat er een begin- of eindpunt wordt gegeven’. Vergelijk de zinnen: (7) De aannemer bouwde wekenlang in Utrecht. met (7a) *De aannemer bouwde wekenlang een huis in Utrecht. De zinnen (7)-(9) bevatten geen terminatief element; de a-zinnen zijn ongrammaticaal doordat dit element wel aanwezig is, als we tenminste weer niet aan frequentie denken en er slechts sprake is van één huis, één trui en één aria. Het interessante is nu dat noch bouwen en breien, noch huis en trui het betekenismoment ‘eindpunt’ hebben, zoals wurgen en celloconcert (zin (7) en (8) zijn dan ook grammaticaal). Wat in (9a) kan worden toegeschreven aan de eindpunt notie in een aria van Mozart, is in (7a) en (8a) aanwezig door de combinatie van verbum en direct object. Het element terminatief moet dus ook los van lexicale betekenismomenten op syntaktische gronden worden aangenomen. Op soortgelijke gronden kan men het element duratief postuleren, want naast de a-zinnen hierboven heeft men: (7b) De aannemer bouwde wekenlang aan een huis in Utrecht. In deze zinnen is het terminatieve element geëlimineerd door introductie van de voorzetsels aan en uit (vgl. ook: Hij at (van) een boterham), zodat de selectierestricties tussen Duur en de VC zijn opgeheven. Het element duratief is kennelijk niet alleen afhankelijk van bijvoorbeeld bouwen, maar ook van aan (een huis). Het is daarom zinvol in de b-zinnen te spreken van een duratieve VC. Uit de voorbeelden blijkt dat Duur selectierestricties heeft met de hele VC en dus buiten de VC moet worden gelocaliseerd. Ook in Greetje wandelde urenlang naar het dorp en Greetje wandelde maandenlang van Ouderkerk naar Amsterdam, die ongrammaticaal zijn als ze geen frequentie aangeven, is Duur onverenigbaar met naar het dorp wandelen, van Ouderkerk naar Amsterdam wandelen, dus met de VC als geheel. Naast de elementen terminatief en duratief noem ik nog de elementen momentaan en inchoatief. Het eerste duidt een gebeuren aan dat zich in een mo- | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ment in de tijd realiseert (Het kruitschip ontplofte in Leiden), het tweede representeert de notie ‘beginpunt’ (Jan sleepte gisteren de auto weg). In het verdere betoog zullen de verschillende soorten verbale constituenten geregeld ter sprake komen en zal ook de noodzaak voor het gegeven onderscheid syntaktisch worden bevestigd. | ||||||||||||||||||||||||||||
6. De struktuur van temporele bepalingenHoewel de discussie over de status van voorzetsels nog volop aan de gang is (vgl. Lakoff 1965), neem ik als uitgangspunt voor mijn analyse aan dat temporele bepalingen prepositieconstituenten zijn van de volgende struktuur (vgl. Katz & Postal 1964): De symbolen prep, det en subst duiden abstracte dieptestruktuurelementen aan, die zich optioneel kunnen ontwikkelen tot morfologisch gerealiseerde vormen, hier weergegeven door prep, det en subst (de haakjes geven de optionaliteit aan). In de bepaling tijdens de vergadering zijn prep, det en subst ontwikkeld tot vormen in de oppervlaktestruktuur; de struktuur van een bepaling als die maand is voor te stellen als prep+det+subst en die van toen als prep+det+subst. In struktuurdiagrammen die volgen zullen de oppervlaktesymbolen prep, det en subst worden vervangen door hun lexicale realisaties. Volgens het gekozen uitgangspunt is het verschil tussen (10) Albert komt in die maand bij ons logeren. een kwestie van aan-, resp. afwezigheid van het oppervlaktesymbool prep. De afwezigheid van prep blijkt te zijn onderworpen aan bepaalde, vrij gecompliceerde condities, die te maken hebben met de aard van het substantief, van de determinator en de aanwezigheid van bepalingen bij het substantief; de volgende zinnen illustreren dit: (10b) Albert komt in de maand augustus bij ons logeren. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||
(10f) Albert komt het weekend bij ons logeren. * De maand kan niet als temporele bepaling optreden, het weekend wel. De weglaatbaarheid van het voorzetsel in de oppervlaktestruktuur is niet alleen sterk beperkt door condities die de NC betreffen, maar blijkt de voorzetsels zelf ook te gelden: alleen situerende voorzetsels als tijdens, in, op, gedurende zijn weglaatbaar, relationele voorzetsels als vanaf, na, voor, sinds, sedert niet. Het verschil tussen beide groepen voorzetsels komt ook tot uitdrukking in de volgende parafrases voor de zinnen Ik woon in Amsterdam en Ik woon naast de RAI: Amsterdam is de plaats waar ik woon tegenover Ik woon op een plaats die gelegen is naast (de plaats waar) de RAI (staat). In en op zijn oorspronkelijk locatieve voorzetsels, die echter al heel lang in temporele bepalingen optreden. Tijdens en gedurende, die uitsluitend temporeel zijn, kunnen tot op worden herleid: ‘op sommige momenten van’ en ‘op alle momenten van’. Dat de situerende functie een factor is in de weglaatbaarheid van prep wordt bevestigd doordat in de prepositieconstituenten die corresponderen met woorden als gisteren, vandaag, toen, etc. altijd situerende voorzetsels optreden: op die dag, op deze dag, in die periode. De lexicale fusie die van de struktuur prep+det+subst een woordvorm maakt, heeft als voorwaarde dat pref situerend is (lexicale fusies opereren ook bij relationele voorzetsels, maar die blijven dan ‘zichtbaar’: sindsdien, daarna). De situerende functie van in, op, tijdens en gedurende is in een zinvolle relatie te brengen met de functie van de twee kwantoren. Die immers binden de variabelen voor zover deze binnen het domein vallen: er is een entiteit x in het domein zodat... en voor alle entiteiten x in het domein geldt dat... Voordat deze relatie aan de hand van de syntaktische functie van de voorzetsels kan worden gespecificeerd, moet eerst iets worden gezegd over de aard van de substantieven die in (i) kunnen optreden. | ||||||||||||||||||||||||||||
7. GebeursubstantievenDe nominale constituent in (i) bevat een substantief dat ‘iets met tijd te maken heeft’. De abstracte substantieven omvatten als deelklasse zgn. gebeursubstantieven, die refereren aan temporele entiteiten in de werkelijkheid die een tijdsduur hebben of een tijdsmoment in beslag nemen. Zij kunnen (i) een tijdsduur noemen (uur, maand, middag), (ii) een tijdsduur impliceren (vergadering, wedstrijd, afwezigheid), (iii) een tijdsmoment noemen (seconde, tel, moment) en (iv) een tijdsmoment impliceren (blikseminslag, ontploffing). (ii) en | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||
(iv) vormen een open klasse, (i) en (iii) zijn vrijwel gesloten (een recente uitbreiding is saccade en nanoseconde). De vereniging van (i) t/m (iv) in één klasse wordt nog syntaktisch gemotiveerd. In verband met lengte en doelstelling van dit artikel is het niet mogelijk in te gaan op gevallen als Tijdens Johnson nam de sociale onrust toe, Tijdens Cals zaten de oliemaatschappijen op hete kolen, Tijdens de soep stokte de conversatie die in strijd lijken met de bewering dat het substantief in (i) altijd een gebeursubstantief is. Als men zulke zinnen als grammaticaal aanvaardt, kan men ze mogelijk verklaren door deletie van een gebeursubstantief aan te nemen. Hulpmiddelen voor het vaststellen van gebeursubstantieven zijn, wat (i) en (ii) betreft, dat ze kunnen voorkomen met temporele voorzetsels als tijdens, gedurende, sinds, etc. en wat (ii) en (iv) betreft dat ze als subject kunnen optreden bij verba als plaatsvinden, gebeuren, zich voltrekken (zie ook: Vendler, 1967). Natuurlijk kan één en hetzelfde woord als gebeursubstantief optreden en op andere wijze worden gebruikt: Het celloconcert van Schumann vindt in de Kleine Zaal plaats, Het celloconcert van Schumann is musicologisch niet erg interessant. Een belangrijk kenmerk van temporele bepalingen met situerende voorzetsels is dat zij een begrensde tijdsruimte te kennen geven. In dit opzicht zijn er twee soorten gebeursubstantieven. Woorden als vergadering, operatie, journaal bevatten zelf als betekenismoment reeds een begin- en eindpunt. Bij de andere groep, voornamelijk nominaliseringen van duratieve verbale constituenten, is dat niet het geval. Een zin als (11) Tijdens het bestaan van het heelal draait de aarde. beperkt het draaien van de aarde tot de periode waarin het heelal bestaat en suggereert tevens een begrenzing van die periode, hoezeer dat ook met onze huidige tijdservaring in strijd kan zijn. Een bevestiging van die begrenzing levert *Tijdens het eeuwig bestaan van het heelal..., welke uitdrukking ongrammaticaal is, althans in strijd is met de betekenis van eeuwig. De situerende functie van bepaalde voorzetsels in temporele bepalingen laat zich goed verduidelijken aan het verschil tussen tijdens en gedurende, dat hieronder wordt besproken. | ||||||||||||||||||||||||||||
8. Tijdens en gedurendeAnders dan op en in veronderstellen tijdens en gedurende altijd een duuraangevend gebeursubstantief; de zinnen: (12) *Tijdens de knipoog van Marie werd haar vriend erg boos. zijn ongrammaticaal, tenzij in de interpretatie dat we de knipoog a.h.w. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||
uitrekken in de tijd, waarmee we echter juist het kenmerk in kwestie introduceren. Bij nominaliseringen als in (14) Tijdens het knipogen van Marie werd haar vriend boos. nemen we een serie van de betreffende communicatieve oogbewegingen aan, waarmee weer ‘duur’ in het spel is terwijl de nominalisering het knipogen van Marie kan verwijzen naar zowel één knipoog als naar een serie knipogen; dit geldt voor nominaliseringen van momentane VC's, zoals met verba als hoesten, kuchen, boeren, slikken, of verbindingen als de grens passeren, in het algemeen. Parafraseren we tijdens en gedurende in termen van de kwantoren, dus als: er is minstens één moment (in het domein) zodat en: voor alle momenten (van het domein) geldt dat, dan blijkt de relevantie van het genoemde gemeenschappelijke kenmerk: deze parafrases zijn weinig zinvol als het domein slechts één variabele zou bevatten en ‘duur’ dus zou zijn uitgesloten. Introductie van een duurbepaling in zinnen met tijdens en gedurende brengt een verschil tussen beide woorden aan het licht: (16) Tijdens de operatie brandde het lampje een uur lang. In (17) is er een conflict: gedurende de operatie betekent ‘voor de duur van de operatie’, terwijl een uur lang een deel van die periode aangeeft. Hetzelfde verschil komt tot uitdrukking in de onmogelijkheid gedurende te combineren met momentane verbale constituenten: (18) *Gedurende de vergadering verslikte de voorzitter zich in een slok water. Alleen in de lezing waarin de voorzitter zich herhaaldelijk verslikt is (18) grammaticaal; even in (19) sluit een dergelijke frequentatieve interpretatie uit. Ook de elementen terminatief en inchoatief zijn niet te combineren met een gedurende-bepaling, en wel met een tijdens-bepaling: (20) *Gedurende de Kerstdagen heeft zij een Noorse trui gebreid. In overeenstemming met het hier besproken verschil wordt in onderschriften bij krantenfoto's tijdens gebruikt en niet gedurende. Onder een foto van Nixon met diens hand vingerwijzend in de richting van de lezer staat: President Nixon tijdens zijn persconferentie; gedurende zou de mededeling hebben opgeleverd dat Nixon de hele tijd in zijn houding heeft volhard. Gedurende kan | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||
wel betrokken worden op de film. Als men de hele race van Cees Verkerk op de 10.000 meter te zien krijgt, kan de reporter zeggen: hier ziet U Cees Verkerk gedurende zijn race op de 10.000 meter. Geeft men daarentegen slechts enkele filmflitsen uit de race of neemt men een actiefoto, dan moet tijdens weer gebruikt worden. Het nemen van een foto is een momentaan gebeuren, het geven van een filmflits een terminatief gebeuren. Reeds enkele keren is een frequentatieve interpretatie genoemd van zinnen met een gedurende-bepaling die in een andere lezing werden verworpen. Opmerkelijk is nog dat de herhaalde momentane, terminatieve of inchoatieve gebeurens een homogene distributie hebben over de genoemde periode. Zo houdt een frequentatieve interpretatie van (21) in dat Jan gedurende de pauze met regelmatige tussenpozen het glas vulde; gedurende dringt a.h.w. die periode als relevant in al haar onderdelen op. Een laatste verschil tussen tijdens en gedurende illustreren de volgende zinnen: (22) Tijdens een receptie heeft Egbert Neuteboom toch tegen me aan staan praten, verschrikkelijk. Dit verschil voert tot een verdere onderverdeling der gebeursubstantieven en blijkt ook samen te hangen met de rol van de determinator een. | ||||||||||||||||||||||||||||
9. Type I en type II-gebeursubstantievenVolgens afspraak zijn uur, receptie en middag gebeursubstantieven. Ze zijn bovendien telbare substantieven en ze geven een periode aan met een begin- en eindpunt. Er zijn echter ook belangrijke verschillen. Uren volgen elkaar zonder onderbreking in de tijd op, bij recepties is dat niet noodzakelijk - zelfs onwaarschijnlijk - en is de onderbreking onregelmatig, bij middagen is er altijd een onderbreking, die bovendien regelmatig is. Schematisch kan dit als volgt worden weergegeven:
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Woorden als uur, week, maand etc. duid ik in het vervolg aan als gebeursubstantieven van het type I; zij vormen de basiselementen van het systeem dat in de natuurlijke taal wordt gebruikt voor de ordening van gebeurens in termen van de tijdslijn. Alle andere gebeursubstantieven reken ik tot type ii. Momentane gebeursubstantieven laat ik buiten beschouwing. Over niet-telbare substantieven bevat § ii enkele opmerkingen in verband met bezittelijke voornaamwoorden als determinator. De verdeling van de telbare duuraangevende gebeursubstantieven in type i en type ii zal in de volgende twee paragrafen syntaktisch worden gemotiveerd. Ik zal hierbij ook de voorzetsels in en op betrekken, omdat niet is uitgesloten dat tijdens, in en op complementair zijn ten opzichte van elkaar, m.a.w. elkaar zouden kunnen afwisselen in combinatiemogelijkheden. Ze vormen een homogene groep in hun relatie tot de verschillende soorten verbale constituenten. In de volgende analyse wordt eerst de rol van de determinator belicht en vervolgens die van de nominale constituent in haar geheel. | ||||||||||||||||||||||||||||
10. De functie van de determinator bij dateringWat betreft de combineerbaarheid met de determinator een is er verschil tussen de typen gebeursubstantieven 1 en 11 in bepalingen met tijdens, in of op: (28) *In een uur heeft Piet over zijn vogels verteld. De regel waarmee men de bepalingen in (31)-(33) kan genereren en die in (28)-(30) kan uitsluiten, is diagrammatisch als volgt voor te stellen (zie blz. 20).
De accolades betekenen dat tenminste één van de voorzetsels met tenminste één van de substantieven kan worden gecombineerd (ik ga dus voorbij aan gevallen als *in een receptie). Er zijn een aantal schijnbare uitzonderingen op de in het diagram aangeduide regel; ik zal er een viertal geven: a (34) De agent kwam op een uur waarop zij hem niet verwachtte. Het beperkende karakter van de relatieve bijzinnen heeft klaarblijkelijk | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||
invloed op de aard van het gebeursubstantief als type i-woord; ik kom hier later op terug. (zie struktuur (VII)). b (36) *Ik heb Jan in een maand gezien. De bepaling in (37) betekent ‘in de afgelopen maand’, en heeft betrekking op de maand voorafgaande aan het moment van spreken en verschilt derhalve van de bepalingen in (31)-(33). c (38) In een uur kan er veel gebeuren. Deze zinnen zijn algemene uitspraken met een modaal hulpwerkwoord of een ‘neutraal’ tempus; in betekent hier ‘binnen’ en de bepalingen zijn daardoor weer niet soortgelijk met die in (31)-(33). d (40) Op een dag kwam ik Joost tegen in Amsterdam. Het woord dag kan worden gebruikt als gebeursubstantief van het type i en geeft dan dezelfde hoeveelheid tijd aan als etmaal (vgl. *op een etmaal), en het komt voor als representant van type ii, in een tegenstelling tot nacht (vgl. op een nacht). Zin (40) kan echter ook betrekking hebben op een nachtelijke ontmoeting en op een dag moet dan ook niet met de regel van het diagram (iii) worden gegenereerd. Vgl. Op een dag zat ik op mijn observatorium naar de melkweg te kijken, toen ik plotseling een vreemd verschijnsel waarnam. De bepaling geeft anders dan die in (31)-(33) in feite geen enkele informatie en lijkt meer de functie te hebben van een tijdsintroductie, te vergelijken met eens in Er was eens een koning. Zo zal niemand op de vraag Wanneer kwam je hem tegen? antwoorden: Ik weet het niet meer precies, maar het was op een dag, terwijl..., maar het was op een avond wel zinvolle informatie verschaft. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Een uitzonderingspositie onder de substantieven van type II nemen de namen van de seizoenen in: *in een herfst, *in een zomer, *tijdens een winter. Een verklaring voor deze uitzonderingspositie is niet mogelijk in het huidige stadium. Een aantrekkelijke hypothese is dat een jaar een zo fundamentele tijdseenheid is dat de seizoenen steeds in relatie met deze eenheid gedacht worden. M.a.w. de ongrammaticaliteit van de gegeven voorbeelden is die van *in een herfst van het jaar X, *in een zomer van dat jaar. Vgl. hiermee in de herfst van het jaar X, in de zomer van dat jaar. Methodologisch gezien is er nog heel weinig te doen met genoemde hypothese. Zie echter voetnootGa naar eind4. Evenmin als met een kunnen substantieven van het type i met de of het optreden: (28a) *In het uur heeft Piet ons over zijn vogels verteld. Een schijnbare uitzondering vormen zinnen als Jan verdient 900 in de maand waarin van frequentie sprake is en in de maand de betekenis ‘per maand’ heeft. Ook in combineerbaarheid met de bepaalde determinator onderscheidt type II zich van type I: (31a) 's Middags (=tijdens/in/op de middag) heeft Piet over zijn vogels verteld. Aan zin (31a) ziet men dat het lidwoord van bepaaldheid in de lexicale vorm van de temporele bepaling niet aanwezig hoeft te zijn. De regel voor deze bepalingen kan in de volgende twee diagrammen worden voorgesteld: | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||
De lexicale fusie treedt alleen op bij de, niet bij het en ondervindt allerlei fonologische belemmeringen: in de herfst bijv. fuseert niet tot *'s herfsts. Opmerkelijk is dat temporele bepalingen met de en het betrekking kunnen hebben op één periode en op een reeks perioden: (41) In het weekend zeilde Piet op de Loosdrechtse plassen. Deze dubbelzinnigheid treedt niet op in perfectische zinnen: (42) In het weekend heeft Piet op de Loosdrechtse plassen gezeild. Het perfectum lijkt meer de uniciteit van een gebeuren aan te geven dan het imperfectum, anders gezegd, is minder geschikt de herhaling van een gebeuren uit te drukken.Ga naar eind3 De typen i en ii vallen samen als de determinator tot een aanwijzend voornaamwoord wordt ontwikkeld: (28b) In dat uur heeft Piet ons over zijn vogels verteld. Ook hier zijn lexicale fusies mogelijk, alleen echter in bepalingen met deze, niet met die; vandaag (or deze dag), van de week (in deze week), vrijdag (op deze vrijdag). | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||
11. De nominale constituent met unieke referentieTemporele bepalingen met aanwijzende voornaamwoorden geven precies de periode aan waarvan sprake is. Zij oefenen daarmee op specifieke wijze de functie uit die Russell aan logische eigennamen toeschrijft, die nl. het genoemde als in de onmiddellijke ervaring aanwezig veronderstellen: deze man loopt op straat bevat de logische eigennaam deze en het gebruik daarvan veronderstelt het bestaan van de man. Ook persoonlijke voornaamwoorden worden tot de logische eigennamen gerekend. Naast logische eigennamen onderscheidt Russell unieke beschrijvingen, zoals de leerling van Harris, die ook bestaan kunnen veronderstellen, maar niet noodzakelijkerwijs. In de analytische filosofie zijn de genoemde termen door Russell, Quine, Strawson, Vendler e.a. gedurende meer dan vijftig jaar grondig geanalyseerd. Logische eigennamen treden op in zgn. singular terms, die kunnen worden opgevat als uniek refererende uitdrukkingen. Op tijdsbepalingen toegepast wil dat zeggen dat ze optimaal dateren, waarmee de tot nu toe gebezigde locatieve term ‘situeren’ temporeel wordt gespecificeerd (tijdens dit feest, op dat uur). Naast singular terms worden general terms gesteld, zoals bijv. in tijdens een feest, die naar meer dan één entiteit verwijzen, in dit geval naar leden van de klasse van feesten.Ga naar eind5 Behalve bepalingen die aanwijzende voornaamwoorden bevatten, zijn er ook die dateren krachtens de aard van de nominale constituent die er in voorkomt en die dus ook singular terms in de genoemde zin zijn. Ik heb het oog op gevallen die reeds zijdelings ter sprake zijn gekomen in verband met ongrammaticale bepalingen als *in het uur, *tijdens de week (zie: ook zinnen als (28a) en (32a)): (43) In de week voor Pasen worden in Zandvoort veel germanismen gebruikt. De nader bepalende constituenten voor Pasen en van de presidentsverkiezingen heffen de ongrammaticaliteit op. De regel voor de bepalingen in (43) en (44) kan als volgt worden voorgesteld (zie bovenaan blz. 24).
Anders dan bepalingen van struktuur (vi) leveren de complexe bepalingen van struktuur (vii) niet noodzakelijkerwijs een unieke referentie op. In zin (43) kan in de week voor Pasen betrekking hebben op een serie van een elk jaar terugkerende week of op één week die nog moet komen. Men kan zeggen dat in struktuur (vii) de voorwaarden voor uniciteit van referentie, gedragen door DET1 en de bepaling uit pref const2, aanwezig zijn, maar dat de uniciteit zich niet altijd realiseert. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||
We zien dat de typen gebeursubstantieven i en ii verschillende voorwaarden stellen aan de mogelijkheid tot datering, dat, m.a.w. type i een krachtiger determinator nodig heeft dan type ii. De bepaling *in het uur is ongrammaticaal, in het weekend is grammaticaal en heeft bovendien de mogelijkheid van unieke verwijzing. Op een middag veronderstelt de existentie van een middag in op een middag kwam ik hem tegen en tevens de mogelijkheid van identificatie, welke mogelijkheid afwezig is in *op een uur. Pas in strukturen als (vi) en (vii) valt het verschil tussen beide typen weg, doordat de determinator of een bepalende constituent, zoals de beperkende relatieve bijzin in (34) en (35) of een attributieve prepositieconstituent in (43) en (44), de grenzen van het gebeuren uniek bepalen op de tijdslijn. Het verschil in dateringsvoorwaarden is begrijpelijk als men zich realiseert dat het gaat om identificatie van stukken op de tijdslijn, waarvoor de aanwezigheid van een begin- en eindpunt van wezenlijk belang is. De substantieven van type i nu noemen perioden die elkaar continu zonder onderbreking, in de tijd opvolgen, terwijl de klasse van perioden die door type ii-substantieven worden aangegeven discreet geordend is (zie schema ii), waarbij de onderbrekingen begin- en eindpunten markeren. De onderverdeling van type ii-substantieven uit § 9 heeft een syntaktische motivering blijkens zinnen als: (45) *Ik heb tijdens mijn weekend in Loosdrecht gezeild. Substantieven als middag, weekend, zomer laten niet of nauwelijks bezittelijke voornaamwoorden toe. Bezittelijke voornaamwoorden behoren eveneens tot de logische eigennamen. In bepalingen met niet-telbare substantieven als afwezigheid, ziekte, presidentschap, jeugd, waarin deze woorden niet met het bepaalde lidwoord kunnen voorkomen, kunnen wel bezittelijke voornaamwoorden optreden: (47) *Tijdens het presidentschap viel Johnson erg tegen. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||
(47a) Tijdens zijn presidentschap viel Johnson erg tegen. Het belangrijke is dat de bepalingen in de grammaticale zinnen een unieke referentie hebben. Vatten we de behandelende gevallen waarin sprake is van datering door de nominale constituent van een temporele bepaling met een situerend voorzetsel samen, dan krijgen we:
Tot slot van deze paragraaf enkele opmerkingen over de condities die de weglaatbaarheid van het voorzetsel in de oppervlaktestruktuur bepalen. In het algemeen kan men zeggen dat die weglaatbaarheid als noodzakelijke voorwaarde heeft dat de nominale constituent van de temporele bepaling unieke referentie mogelijk maakt. Illustratief hiervoor zijn de zinnen: (49) *Piet zeilde het weekend op de Loosdrechtse plassen. Zin (49) is ongrammaticaal wanneer er sprake is van een reeks weekenden: in dat geval gebruikt men de weekenden of elk weekend; de perfectische zin (49a), die als zodanig meer aangelegd is op unieke referentie, is grammaticaal. Een interessante moeilijkheid wat betreft de weglaatbaarheid van het voorzetsel leveren de volgende zinnen: (50) Albert is het weekend bij ons gebleven. Volgens mij zijn de zinnen (51)-(53) ongrammaticaal, terwijl ze wel perfectisch zijn. Ik heb de indruk dat door het niet optreden van het voorzetsel het weekend gaat betekenen ‘gedurende het weekend’; deze betekenis zou confligeren met de elementen terminatief, inchoatief en momentaan in de VC van deze zinnen en dit zou hun ongrammaticale karakter verklaren. | ||||||||||||||||||||||||||||
12. De situerende functie van tijdens, in en opWat betreft de situerende voorzetsels in temporele bepalingen is er duidelijk verschil tussen enerzijds tijdens, in en op en anderzijds gedurende, een verschil dat zich duidelijk in termen van de existentiële en de universele kwantor laat uitdrukken. Voor een nadere bepaling van de situerende functie van | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||
de eerste drie voorzetsels ga ik uit van de volgende zinnen: (54) Tijdens de wandeling hadden Piet en Teun het uitvoerig over stootvogels. Deze zinnen illustreren de drie referentiemogelijkheden van tijdens, in en op. In zin (54) is het noodzakelijk noch uitgesloten dat Piet en Teun de hele wandeling aan hun onderwerp hebben besteed. In de zin (55) is sprake van één moment dat deel uitmaakt van het gebeuren ‘weekend’. De toespraak uit zin (56) neemt een aantal aaneengesloten momenten in beslag die vallen binnen het gebeuren ‘vergadering’. Deze drievoudige referentiemogelijkheid valt volledig binnen de op tijdsbepalingen toegepaste parafrase van de existentiekwantor ‘er is minstens een moment van de genoemde periode zo dat...’. Deze formulering houdt in dat één variabele, of een deelklasse van variabelen of alle variabelen gebonden kunnen zijn. Dat er minstens één variabele van het domein gebonden is, wordt expliciet te kennen gegeven; dat de andere variabelen uit het domein mogelijk ook gebonden zijn, is impliciet gegeven. Het is in dit verband wellicht verduidelijkend om gebruik te maken van de notie ‘afbeelding van een verzameling op een andere verzameling’. Zin (56) kan worden opgevat als de uitdrukking van een relatie tussen een VC-gebeuren ‘een korte toespraak houden’ en een NC-gebeuren ‘vergadering’. In termen van afbeeldingen op verzamelingen kan men deze relatie als volgt voorstellen:
Het interval (A, B) is een-een-duidig afgebeeld op de verzameling (tA, tB), d.w.z. er is een één-op-één verwantschap tussen alle elementen van (A, B) en van het interval (tA, tB). Op basis van de voorafgaande analyse van de determinator in temporele bepalingen, kan men de determinator een belangrijke rol toekennen bij het tot stand brengen van deze afbeelding van (A, B) op (tA, tB). Het interval (C, D) is een-een-duidig afgebeeld op het interval (tC, tD) doordat de functie van het tempuselement een één-op-één-verwantschap bewerkstelligt tussen alle elementen van het interval (C, D) en die van (tC, tD). | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||
De situerende functie van tijdens, in en op vertoont overeenkomsten met die van gedurende. Het verschil tussen beide functies kan worden gevonden in de relatie van het interval (tA, tB) tot het interval (tC, tD). De situerende functie van tijdens, in en op laat de volgende relaties toeGa naar eind6:
De verzamelingen uit (IXi)-(IXiii) zijn deelklassen van de verzameling die hier wordt aangeduid als ‘tijdslijn’. De situerende functie van tijdens, in en op bepaalt de mogelijke relaties tussen deze deelklassen op de tijdslijn. De relatie die in (IXiii) is uitgedrukt doet de vraag ontstaan waar binnen de NC-periode het VC-moment valt. Zinnen als: (57) *Tijdens de terugkeer naar de aarde landde de Apollo-8 in de Stille Oceaan. verschaffen een duidelijk argument dat het voorzetsel het VC-gebeuren situeert binnen de grenzen van het NC-gebeuren en niet op het einpunt, terwijl in Tijdens de Franse overheersing ontplofte er in Leiden een kruitschip beginnoch eindpunt in aanmerking komen. In zinnen als: (60) Tijdens de wandeling is hij te water geraakt en verdronken. spelen intentionele factoren een rol. Logisch gezien houden wandeling en huwelijksinzegening op zodra het VC-gebeuren intreedt, psychologisch gezien kan men toch spreken van een interval (tA, tB) zoals in (viii). Verschijnselen als deze moeten nog uitvoerig worden onderzocht. De notaties van (ix) kunnen zonder meer worden vertaald in termen van kwantoren; de existentiële kwantor is een andere uitdrukkingswijze voor de relaties die in (viii) aan de hand van afbeeldingen op de tijdslijn zijn gespecificeerd. De betekenis van tijdens, in en op is als volgt te omschrijven: in het interval (A, B) is minstens één moment waarvoor geldt dat op dat moment het VC-gebeuren plaatsvindt. In deze betekenisomschrijving zijn drie elementen van belang: er wordt een interval verondersteld, het NC-gebeuren (het duuraspect van de betekenis); er wordt uitgedrukt dat er een gebeuren plaatsvindt, d.w.z. zich in de tijd realiseert (het existentiële aspect van de betekenis) en tenslotte wordt te kennen gegeven dat de realisatie van dit | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||
VC-gebeuren minstens één moment in beslag neemt (het kwantificerende aspect van de betekenis). De drie betekeniselementen moeten op de een of andere wijze in de grammatische beschrijving van de betreffende temporele bepalingen worden opgenomen. In een struktuur als (vi) kunnen ze over de gehele configuratie worden verspreid. In dat geval zou de betekenisomschrijving van tijdens, in en op de genoemde drie elementen vooronderstellen. Het existentiële aspect is zinvol in verband te brengen met de determinator, het duuraangevend gebeursubstantief doet zich voor als specificatie van subst, terwijl het kwantificerende aspect onder prep thuisgebracht zal moeten worden. | ||||||||||||||||||||||||||||
13. De situerende functie van gedurendeDe situerende functie van gedurende lijkt bij de beschrijving geen moeilijkheden op te leveren. Op soortgelijke wijze als in (viii) kunnen we het NC-gebeuren en het VC-gebeuren in de tijdslijn afbeelden, en wel zo dat de twee afbeeldingen samenvallen. In plaats van de drie relaties die we in (ix) hebben, kunnen we volstaan met: (ix)(ia) (tC, tD) = (tA, tB) De feiten die door deze analyse worden verantwoord zijn echter veel gecompliceerder dan in het geval van tijdens, in en op en rechtvaardigen een bespreking. Ik ga daarbij uit van de volgende zinnen: (62) Gedurende een uur had ik hem aan de telefoon. De overeenstemming in termen van grammaticaliteit die we aantreffen tussen de leden van de paren (62) en (63), vinden we niet in het paar (64), een opmerkelijk feit dat om een verklaring vraagt. In Mijn telefoongesprek duurde een uur is een uur een specificerend complement bij het verbum, zoals vijftien gulden, een kilo of twee, vijf man dat zijn bij de verba in resp. Dat boek kost vijftien gulden, Die lamsbout weegt een kilo of twee, De Noorse schaatsploeg telt vijf man. In een VC met een specificerend complement kan het bepaalde lidwoord of het aanwijzend voornaamwoord niet voorkomen, getuige de ongrammaticale zinnen (63a) en (64a) en *Dat boek kost de vijftien gulden, *Die lamsbout weegt deze kilo, Die tafel meet de meter, etc. De zinnen die hier aan de orde zijn kunnen als volgt worden geparafraseerd: dat hoek heeft | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||
een prijs; die prijs is vijftien gulden; mijn telefoongesprek had een duur; die duur is een uur. Deze parafrase reflecteert de ongrammaticaliteit van (64a): een duurbepaling veronderstelt de mogelijkheid van kwantificatie van de genoemde maateenheden, hier ‘uren’, terwijl het aanwijzend voornaamwoord juist uniciteit aangeeft, vandaar het conflict in *mijn telefoongesprek had een duur en die duur was dat uur.Ga naar eind7 Het is opvallend dat het substantief in specificerende complementen enkelvoudig kan zijn, ook al wordt aan meer dan één maateenheid gerefereerd: (65) Het schip meet 50.000 ton. Er zijn ook namen van maateenheden die per se in het meervoud moeten voorkomen, zoals kwartje en dubbeltje. Bij de tijdseenheden vereisen minuut en maand in de meeste dialecten het meervoud, en kwartier het enkelvoud. Uur kan zowel in het enkel- als in het meervoud optreden: (67) De receptie van Jan en Greetje duurde drie uur. Er is echter een verschil in betekenis, dat correspondeert met een verschil in waardering van de receptie: in (68) hebben de uren dat de receptie duurde een zekere mate van individualiteit. Vgl. hier ook mee Cees Verkerk heeft nu drie jaar geschaatst tegenover Cees Verkerk heeft nu drie jaren geschaatst. Hierbij aansluitend wijs ik op de ongrammaticaliteit van *De ober rekende op drie receptie en *de bespreking duurde drie weekend. Waar uren in (68) de individualiteit van de betreffende tijdseenheden aangeeft, hebben gebeursubstantieven van het type ii krachtens hun aard een individualiserende denotatie: van een verzameling middagen, recepties, weekenden etc. kan men zeggen dat de leden discreet geordend verspreid liggen, hetgeen inhoudt dat ze gedifferentieerd zijn. Stelt men datgene wat door middel van VC's met een specificerend complement wordt uitgedrukt schematisch voor, dan krijgt men iets als
voor werkwoorden als wegen, meten, duren. Voor tellen, kosten etc. zijn andere representaties nodig, die hier niet relevant zijn. Het opvallende van (x) is | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||
dat het zoveel overeenkomst heeft met de voorstelling die voor de karakterisering van gebeursubstantieven van het type i heeft gediend (zie: schema ii). Door middel van VC's met een specificerend complement wordt het resultaat van een meting meegedeeld: bij duren, wegen en meten houdt elke specificatie van het aantal maateenheden in dat deze aaneengesloten zijn. Daardoor zijn de grenzen van de aangegeven hoeveelheid voldoende en kan die hoeveelheid ongedifferentieerd worden gegeven. M.a.w. in dat pakje weegt drie kilo en in (67) zijn de punten ‘0’ en ‘3’ als grenspunten van belang: de punten ‘1’ en ‘2’ worden geïmpliceerd door het punt ‘3’. In zinnen als: (69) De operatie duurde vier uur. is het totale aantal eenheden van het meetresultaat relevant. Hetzelfde geldt voor: (71) Gedurende vier uur stond Jan op de markt. waarin het meetresultaat door de bepaling wordt uitgedrukt. Men kan hier parafraseren met resp.: Jans staan op de markt duurde vier uur en zitten in het ruimteschip duurde drie dagen. Slechts per implicatie, d.w.z. doordat de maateenheden aaneengesloten geordend zijn zoals in (x), houden deze parafrases in dat voor alle momenten van de betreffende perioden de predicering gold. Vergelijkt men hiermee nu zinnen als: (71a) Gedurende die vier uur stond Jan op de markt. dan kan op grond van de analyse van de functie van de determinator in § 10 worden opgemerkt dat die vier uur en die drie dagen verwijzen naar een uniek bepaald interval op de tijdslijn. De datering heeft plaatsgevonden doordat de NC de uniciteit leverde en doordat prep situerend is. De beide a-zinnen kunnen dan ook als volgt worden geparafraseerd: voor alle momenten van de gedateerde periode geldt... In deze parafrase is de universele kwantor niet impliciet aanwezig zoals in de parafrase van (71) en (72), maar expliciet. De complicaties die ik n.a.v. zinnen als (62)-(64) in de analyse van gedurende-bepalingen zag optreden, lijken dus in verband te kunnen worden gebracht met het impliciet of expliciet optreden van de universele kwantor. Men kan komen tot een volgende interpretatie van de hier geanalyseerde verschijnselen: in de parafrase van (71a) en (72a) worden andersoortige variabelen gekwantificeerd dan in de parafrases van (71) en (72). In (71) en (72) is sprake van kwantificatie van meeteenheden, ‘uur’ en ‘dag’, in de a-zinnen | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||
van kwantificatie van momenten. In het eerste geval kan men denken aan de aanwezigheid van een enigszins aan de numerieke kwantor verwante operator.Ga naar eind8 Als men de hier beschreven syntaktische verschijnselen analyseert in termen van verschil tussen kwantoren en verschil in de aard van de variabelen, dan is het mogelijk de gecompliceerde relatie tussen (64) en (64a) te verhelderen: het verrichten van een tijdsmeting sluit het gebruik van het aanwijzend voornaamwoord uit, terwijl in een temporele bepaling als die van (64) de aanwezigheid van het aanwijzend voornaamwoord een der voorwaarden is voor datering. Het zal duidelijk zijn dat de analyse van Den Hertog, die leidde tot het opnemen van urenlang en gedurende de/deze oorlog in één categorie, herzien moet worden. Men zou voor bepalingen als urenlang en gedurende een uur, gedurende tien dagen etc. de naam ‘bepalingen van duurmeting’ kunnen reserveren, terwijl ik gedurende de/deze oorlog en de bepalingen in (64), (71a) en (72a) zou willen aanduiden als ‘daterende duurbepalingen’. | ||||||||||||||||||||||||||||
14. ConclusieDe analyse van temporele bepalingen met een situerend voorzetsel toont aan dat er logische principes ten grondslag liggen aan de linguïstische ordening van tijdservaringen van taalgebruikers: de existentiële en universele kwantor zijn belangrijke systematisch optredende elementen in de struktuur van temporele bepalingen. Een descriptief probleem wordt gevormd door de vraag welke representatie geschikt is voor de verwerking van de geanalyseerde feiten. Als bijv. de hierboven gepresenteerde analyse van de existentiële kwantor in de paragrafen 11 en 12 juist is, moeten betekeniselementen als existentie, uniciteit, duur, etc. in de grammatische beschrijving van temporele bepalingen worden opgenomen. Het model-1965 van Chomsky is niet geschikt om de hier gesuggereerde regels op te nemen. In het huidige stadium is er nog te weinig bekend van temporele bepalingen met een relationeel voorzetsel, en in het algemeen van prepositieconstituenten, om het uitgewerkte descriptieve voorstellen te komen. Het daartoe noodzakelijke descriptieve apparaat is bovendien niet op een duidelijke wijze voorhanden, al biedt naar mijn mening het in § 3 reeds genoemde werk van Gruber, McCawley en Seuren interessante mogelijkheden. Aangezien veel van dat werk nog niet is gepubliceerd is en dus niet algemeen toegankelijk is, meen ik in het kader van een artikel te mogen volstaan met het aangeven van wat m.i. beschreven moet worden.
Amsterdam juni/juli 1969 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||
|
|