Studia Neerlandica. Jaargang 1970
(1970)– [tijdschrift] Studia Neerlandica– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R.P. Botha
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zen als een ‘sleutel’ tot de TG-fonologie in het algemeen en The Sound Pattern of English in het bijzonder. Het is dus geen conventionele recensie van dit boek, aangezien het ook een oriënterend en explicatorisch karakter heeft. De bespreking van de desbetreffende methodologische aspecten wordt dus voorafgegaan door een korte uiteenzetting van:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De doelstellingen van een grammatica en de algemene theorie2.1. Een grammaticaAls uiteindelijk object heeft een transformationeel-generatieve grammatica een mentaal gegeven: de taalbeheersing van een ideale spreker-hoorder, die zijn taal volmaakt kent. De veronderstelling is dat deze taalbeheersing aanwezig is bij deze taalgebruiker in de vorm van een ‘internalized grammar’. De ‘internalized grammar’ is een systeem van regels waardoor de spreker-hoorder de semantische interpretaties van een oneindig aantal zinnen kan verbinden met hun fonetische representaties, en omgekeerd. Aangezien deze taalbeheersing, als een mentaal gegeven, niet voor direct onderzoek toegankelijk is, wordt er een meer onmiddellijk object aan een grammatica toegekend. Dit meer onmiddellijke object heeft twee facetten: (a) het opsommen van alle grammaticale zinnen van een taal en geen van de mogelijke ongrammaticale zinnen; en (b) het toekennen van een structurele descriptie op ieder structuurniveau aan iedere opgesomde zin. Het uiteindelijke object van een transformationeel-generatieve grammatica wordt dus via een meer onmiddellijk object nagestreefd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. De algemene theorieDe transformationeel-generatieve taaltheorie heeft als uiteindelijk object ook een mentaal gegeven. Deze theorie poogt een specificatie of beschrijving te geven van de abstracte structuur van het mentaal mechanisme dat de spreker-hoorder in staat stelt zijn taalbeheersing te verwerven. Dit mechanisme wordt de faculté du langage genoemd. Ook de faculté du langage is, als mentaal gegeven, niet voor direct onderzoek toegankelijk. Ook dit uiteindelijke doel wordt dus benaderd via een meer onmiddellijke doelstelling. De algemene theorie wordt aangeboden als een theorie over natuurlijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taal als zodanig, d.w.z. als een systeem van hypothesen over de essentiële kenmerken van natuurlijke taal. Deze essentiële kenmerken, de ‘linguistic universals’, worden door de algemene theorie gepresenteerd als condities waaraan alle grammatica's voor natuurlijke talen moeten voldoen. Het is in principe mogelijk drie soorten van universalia te onderscheiden. De organisatorische universalia zijn de condities van de abstracte structuur van de subcomponenten van een grammatica, en van de relaties tussen deze subcomponenten. De formele universalia zijn de abstracte condities waaraan de formele structuur van de verschillende soorten regels moet voldoen. De substantiële universalia zijn de theoretische concepten die voorkomen in de regels waarvan de formele structuur in overeenstemming is met de formele universalia. Tenslotte bevat de algemene theorie een evalueringsprocedure op basis waarvan de hoogst gewaardeerde grammatica uit de concurrerende alternatieve grammatica's voor dezelfde taal kan worden geselecteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De abstracte structuur van een grammaticaVolgens de versie van de transformationeel-generatieve grammatica die in The Sound Pattern of English (vgl. bijv. blz. 6-7) wordt aangeboden, bestaat een grammatica uit drie hoofdcomponenten: de syntactische, de semantische, en de fonologische component. De syntactische component heeft als subcomponenten de basiscomponent en de transformationele component. Ook de basiscomponent is weer opgebouwd uit subcomponenten: de categoriale component, het lexicon en de lexicale invulregel. De categoriale component genereert de fundamentele zinspatronen van een taal in termen van grammaticale categorieën en grammaticale relaties. Het lexicon bestaat uit een eindige verzameling lexicale items of morfemen, plus een eindige reeks ‘redundancy’-regels. In een lexicaal item worden de idiosyncratische kenmerken - syntactisch, semantisch en fonologisch - van de minimale grammaticale eenheden gespecificeerd. In termen van de ‘redundancy’-regels worden de voorspelbare syntactische, semantische en fonologische kenmerken van deze eenheden gepresenteerd. De functie van de lexicale invulregel is om de morfemen of lexicale items op de juiste plaatsen in de fundamentele zinspatronen - die door de categoriale component zijn gegenereerd - in te vullen. De structuur die de basiscomponent aan een zin toekent, staat bekend als de dieptestructuur. Aan een syntactisch niet-ambigue zin wordt maar één | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dieptestructuur toegekend. Aan syntactisch ambigue of homonieme zinnen worden zoveel dieptestructuren toegekend als er opzichten zijn waarin ze syntactisch homoniem zijn. De functie van de semantische component is om aan iedere zin, via één of meer dieptestructuren, een semantische interpretatie toe te kennen. In de transformationele component wordt nu de oppervlaktestructuur van iedere zin afgeleid uit één of meer dieptestructuren en andere onderliggende structuren. De ‘output’ van de transformationele component, de oppervlaktestructuren, zijn de ‘input’ voor de fonologische component. De fonologische component kent aan iedere zin, via zijn oppervlaktestructuur, een fonetische representatie toe. De abstracte structuur van een transformationeel-generatieve grammatica kan, zeer vereenvoudigd, als (1) worden voorgesteld.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De functie van de fonologische componentDoordat de fonologische component aan iedere zin, via de oppervlaktestructuur, een fonetische representatie toekent, fungeert deze component als een ‘brug’-component. (Vgl. Chomsky 1964, blz. 70). De fonologische component specificeert namelijk de relaties tussen de abstracte syntactische oppervlaktestructuren en fonetische observaties, in zoverre als deze rela- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ties gedetermineerd zijn door grammaticale regels. Uitgaande van de oppervlaktestructuur van een zin determineren de regels van de fonologische component, in interactie met de universele fonetische beperkingen, alle relevante ‘feiten’ over de produktie en perceptie van deze zin (vgl. Chomsky en Halle 1968, blz. 293). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De structuur van de fonologische component5.1. Algemene OpmerkingenIn The Sound Pattern of English worden verschillende concepties van de structuur van de fonologische component aangeboden. De twee belangrijkste alternatieven zijn: (a) de originele en bekende versie waarin het begrip ‘markedness’ geen rol speelt, en (b) de nieuwste versie waarin het begrip ‘markedness’ een centrale rol speelt. Vier-vijfde van dit boek wordt besteed aan de ontwikkeling en explicatie van de originele conceptie van de fonologische component. De nieuwste conceptie wordt in een slothoofdstuk alleen globaal, en niet bijzonder expliciet, geschetst. In deze paragraaf wordt de originele conceptie van de structuur van de fonologische component gepresenteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2. De fonetische representatiesDe fonologische component kent aan de oppervlaktestructuur van iedere zin een fonetische representatie toe. De fonetische representatie van een zin bestaat uit een reeks van discrete fonetische segmenten. Een fonetisch segment is niet een onanalyseerbaar geheel, maar heeft een interne structuur. Deze interne structuur wordt gespecificeerd in termen van ‘distinctive features’. De ‘distinctive features’ die in de fonetische representaties voorkomen, worden vaak ‘fonetische features’ genoemd. In een fonetische representatie bestaan er twee soorten van restricties op de combinatiemogelijkheden van de fonetische features. Een voorbeeld van een simultane restrictie is dat één fonetisch segment niet gelijktijdig vocalisch en niet-continu kan zijn. De lineaire restricties beperken de combinatiemogelijkheden van afzonderlijke fonetische segmenten met een specifieke feature-structuur. Dat een reeks van fonetische segmenten die allemaal consonantisch zijn, niet een specifieke lengte mag overschrijden, is een voorbeeld van een lineaire restrictie. Sommige van de simultane en lineaire restricties zijn universeel, andere gelden weer alleen voor specifieke talen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2.1. De fonetische matricesDe fonetische representatie van een zin wordt gegeven in de vorm van een reeks van twee-dimensionale matrices of tabellen, de zogenaamde fonetische matrices. De rijen in een dergelijke matrix staan voor specifieke fonetische features, en de kolommen voor de opeenvolgende fonetische segmenten. De inschrijvingen (=‘entries’) in een fonetische matrix determineren de status van een specifiek fonetisch segment met betrekking tot de gespecificeerde fonetische features. Een segment kan worden gekenmerkt óf door de afwezigheid van een gegeven feature óf door het feit dat de feature in de een of andere graad aanwezig is. Deze feature-specificatie van een fonetisch segment wordt gegeven in termen van (a) ‘+’ (=aanwezig) en ‘-’ (=afwezig), indien de aanwezigheid van een specifieke fonetische feature niet een graduele kwestie is, en (b) in cijfers, indien een specifieke fonetische feature in een specifieke graad aanwezig is. Als voorbeelden van fonetische matrices kunnen de matrices (2) en (3) voor, respectievelijk, de Engelse formatieven inn (herberg en algebra (algebra) dienen.
In de fonetische matrix voor inn wordt bijvoorbeeld gespecificeerd dat het eerste fonetische segment van inn, de i: 1 niet-consonantisch is, 2 wel vocalisch is, 3 twee graden van nasaliteit heeft, 4 niet-gespannen is, 5 accent van de eerste graad heeft; wel stemhebbend is, en wel continu is. De resterende delen van de matrices (2) en (3) moeten op een soortgelijke wijze worden geïnterpreteerd. Chomsky en Halle zien de fonetische features dus als ‘physical scales’ (=fysische schalen) die een vast aantal waarden hebben. Deze fonetische features refereren aan (a) onafhankelijk controleerbare aspecten van het spraakgebeuren (=speech event), zoals vocaliteit, nasaliteit, stemhebbendheid, enz., en (b) onafhankelijke elementen van perceptuele representatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet alle aspecten van een fonetische representatie refereren aan iets in een fysische of acoustische realiteit. Veronderstel, bijvoorbeeld, dat de volgende graden van accent in de fonetische representatie aan het formatief compensatory (=compenserend) worden toegekend: accent van de vierde graad aan de eerste vocaal, accent van de eerste graad aan de tweede vocaal, accent van de vijfde graad aan de derde vocaal, accent van de derde graad aan de vierde vocaal. De vocaal in het suffix wordt hier buiten rekening gelaten. Het accentpatroon van compensatory kan als volgt worden aangeduid:
Door middel van fonetische experimentatie kan nu echter worden aangetoond dat in de fysische realisering van compensatory geen parameters zijn die in één-op-één relatie correleren met de verschillende graden van accent die in (4) zijn aangeduid. Fonetische representaties refereren dus niet direct aan een fysische realiteit. Ze refereren eerder direct aan een perceptuele realiteit. Deze perceptuele realiteit wordt alleen gedeeltelijk gedetermineerd door fysische ‘cues’ of aanwijzingen Oók complexe syntactische en fonologische processen spelen een zeer belangrijke rol in de bepaling van deze perceptuele realiteit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3. De oppervlaktestructurenTegenover de fonetische representatie, als de ‘output’ van de fonologische component, staan de oppervlaktestructuren, als de ‘input’ voor deze component. Aanvankelijk was de hypothese dat deze oppervlaktestructuren in een ongewijzigde vorm, zoals ze door de transformationele component worden gespecificeerd, de ‘input’ voor de fonologische component zijn. Deze hypothese is onjuist bevonden, en er wordt in The Sound Pattern of English een onderscheid gemaakt tussen de syntactische en de fonologische oppervlaktestructuren. De syntactische oppervlaktestructuren zijn de directe, ongewijzigde, ‘output’ van de transformationele component. De fonologische oppervlaktestructuren worden door de ‘readjustment rules’ of aanpassingsregels van de syntactische oppervlaktestructuren afgeleid. Deze fonologische oppervlaktestructuren, d.w.z. de aangepaste syntactische oppervlaktestructuren, zijn nu de directe ‘input’ voor de fonologische component. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.1. De syntactische oppervlaktestructurenZoals in § 3 is aangetoond, worden de syntactische oppervlaktestructuren bepaald door de transformationele component en het lexicon. Deze oppervlaktestructuren zijn reeksen die uit lexicale en grammaticale formatieven bestaan. Door middel van ‘labelled bracketing’ worden de constituenten in deze reeksen aangeduid en wordt gespecificeerd tot welke grammaticale categorieën deze constituenten behoren. Haken van het type ‘[ ]’ duiden de syntactische grenzen van de constituenten aan, en ‘labels’ zoals ‘S, NP, VP’ specificeren tot welke grammaticale categorie de constituenten behoren. Door middel van ‘labelled bracketing’ kan de syntactische oppervlaktestructuur van (5) als (6) worden voorgesteld: (5) We established telegraphic communication
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.1.1. De lexicale representatiesDe lexicale formatieven worden in de vorm van lexicale representatie in de syntactische oppervlaktestructuur gespecificeerd. In deze lexicale representatie worden van ieder formatief de idiosyncratische syntactische, fonologische en semantische kenmerken gespecificeerd. Een kenmerk is idiosyncratisch als het niet voorspelbaar is in termen van een algemene regel. In de lexicale representatie van het formatief boy (jongen) zal, bijvoorbeeld, worden gespecificeerd dat het lid is van de categorie formatieven met stemhebbende beginsegmenten, van de categorie ‘substantief’, van de categorie ‘levend’, van de categorie ‘mannelijk’, enz. De grammaticale formatieven die door de transformationele regels worden geïntroduceerd zijn abstracte syntactische gehelen die niet op een dergelijke wijze gespecificeerd zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.1.1.1. De lexicale matricesIn deze uiteenzetting van de structuur van de fonologische component ga ik alleen verder in op de lexicale representatie van de idiosyncratische fonologische kenmerken van de lexicale formatieven.Ga naar eind3 Deze vorm van representatie wordt met de term ‘lexicaal fonologische representatie’ aangeduid, en wordt gepresenteerd als lexicale matrices. Deze matrices komen ongeordend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t.o.v. elkaar in het lexicon voor als onderdelen van de ‘lexical entries’ voor de lexicale formatieven. In de lexicaal fonologische matrices worden de idiosyncratische fonologische eigenschappen van de lexicale formatieven gespecificeerd. In deze matrices vertegenwoordigen de rijen de ‘distinctive features’ en de kolommen de fonologische segmenten van een lexicaal formatief. De ‘distinctive features die in de lexicaal fonologische matrices voorkomen, zijn dezelfde als de features die in de fonetische matrices voorkomen. Alleen de functies van deze features verschillen in lexicaal fonologische en fonetische matrices. In de lexicaal fonologische matrices worden alleen de niet-voorspelbare fonologische kenmerken van de formatieven gespecificeerd. De fonologische grenzen van een lexicaal formatief behoren tot deze categorie van idiosyncratische kenmerken. In termen van deze matrices wordt ieder lexicaal formatief in fonologisch opzicht zó geclassificeerd dat het verschilt van alle andere formatieven in het lexicon. Vanwege de classificatorische functie die de features in lexicaal fonologische matrices hebben, worden deze matrices ook ‘classificatorische matrices’ genoemd. Deze classificatie vindt plaats alleen in termen van drie alternatieven: positief, ‘+’, negatief, ‘-’, en ongespecificeerd, ‘0’. In de lexicaal fonologische matrices zijn de distinctive features dus niet schalen waarop gradering in termen van numerieke indices mogelijk is. De relatie tussen deze matrices en de fysische, zowel als perceptuele, realiteit is dus van een heel indirecte aard. De indirectheid van deze relatie wordt verhoogd door het feit dat de feature-specificatie van een segment wordt bepaald, zonder de mogelijke modificerende invloed van aangrenzende segmenten op dit segment in acht te nemen. Ook de fonologische grenzen van een formatief, aangeduid door ‘+...+’, worden gespecificeerd in termen van classificatorische distinctive features. Als voorbeelden van lexicaal fonologische matrices kunnen (7)en (8) dienen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.1.1.2. Universele vs. diacritische featuresDe fonologische features, d.w.z. de distinctive features in hun classificatorische functie, zijn in twee klassen in te delen: universele features en diacritische features. De universele features, zoals consonantaliteit, vocaliteit, nasaliteit, worden gespecificeerd door de algemene fonetische theorie die een component van de transformationeel-generatieve taaltheorie is. In principe kunnen alle talen van deze universele features gebruik maken. Diacritische features zijn per individuele taal gedetermineerd. Deze diacritische features worden geïntroduceerd in specifieke grammatica's, omdat sommige fonologische regels alleen van toepassing zijn op bepaalde lexicale formatieven. In het Russisch en het Latijn moeten, bijvoorbeeld, alle nominale stammen worden geclassificeerd in verschillende verbuigingscategorieën om de fonetische realisering van de grammaticale categorieën genus, numerus en casus te kunnen specificeren. Deze verbuigingscategorieën spelen in de rest van de grammatica geen verdere rol. Deze perifere, ad hoc classificatie, die in de rest van de grammatica geen verdere functie heeft, wordt aangeboden in termen van diacritische features. In een grammatica van het Russisch zal een diacritische feature bijvoorbeeld worden toegekend aan alle vrouwelijke nomina om een differentiatie te kunnen aanbrengen tussen de stam dal, (=opstand), die tot de derde verbuigingsklas behoort, en de stam dol, (=portie), die tot de tweede verbuigingsklas behoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.1.2. Fonologische frasen en fonologische woordenBehalve de lexicale en grammaticale formatieven die in de syntactische oppervlaktestructuur worden aangeduid, zijn er nog twee andere taaleenheden in de syntactische oppervlaktestructuur, die een speciale significantie hebben: de fonologische frasen en de fonologische woorden. De fonologische frasen zijn de reeksen formatieven met een maximale lengte waarop de fonologische processen van toepassing zijn. In het geval van zinnen die niet té complex zijn, is een zin als een geheel een fonologische frase. Zeer complexe zinnen worden gesegmenteerd in meer dan één fonologische frase. In de meeste gevallen zijn de grenzen van fonologische frasen gedetermineerd door de syntactische constituentenstructuur, die door ‘labelled bracketing’ in de oppervlaktestructuur wordt aangeduid.Ga naar eind4 Sommige fonologische processen zijn alleen van toepassing op oppervlaktestructuureenheden die kleiner zijn dan fonologische frasen. Deze processen zijn van toepassing op de fonologische woorden. In de syntactische | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oppervlaktestructuur worden de fonologische woorden door middel van een universele conventie gedetermineerd. De woordgrenzen, die ook in termen van fonologische features worden gespecificeerd, worden vaak gepresenteerd door de symbolen ‘#...#’. Deze grenssymbolen worden automatisch ingevoegd aan het begin en het einde van ieder formatief en iedere formatiefreeks die worden gedomineerd door een ‘major category’. Voorbeelden van ‘major categories’ zijn de lexicale categorieën ‘substantief’, ‘verbum’, ‘adjectief’, en de grammaticale categorieën ‘nominale constituent’ en ‘verbale constituent’. Een fonologisch woord wordt aan begin en einde gekenmerkt door één van de volgende grenssymboolconfiguraties: (9) (I) S[#X[# Na de toepassing van de genoemde universele conventie zal de zin (10) de syntactische oppervlaktestructuur (II) hebben. (10) the book was in an unlikely place In (II) zijn de drie fonologische woorden, die het maximaal domein van een aantal fonologische processen vormen, de eenheden (12)(1), (12)(11) en (12) (III). (12) (I) #the#book# | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.1.3. De kenmerken van de syntactische oppervlaktestructuurUit de voorafgaande paragrafen is gebleken dat de syntactische oppervlaktestructuur het structuurniveau is, waarvan:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.2. De fonologische oppervlaktestructurenDe syntactische oppervlaktestructuren en lexicaal fonologische representatie van sommige zinnen kunnen niet de directe ‘input’ tot de fonologische component zijn. De syntactische oppervlaktestructuur van deze zinnen moet door de aanpassingsregels (‘readjustment rules’) worden gewijzigd om binnen het domein van de regels van de fonologische component te kunnen vallen. De aanpassingsregels wijzigen de syntactische oppervlaktestructuur, waarvan het fonologisch aspect in de vorm van lexicaal fonologische representatie wordt aangeboden, tot de fonologische oppervlaktestructuur, die wordt gepresenteerd in de vorm van fonologische representatie. De aanpassingsregels functioneren dus als een schakel tussen de syntactische en de fonologische component. De ‘input’ tot de fonologische component wordt dus gedetermineerd door (a) de syntactische oppervlaktestructuur, en (b) de wijzigingen die door de aanpassingsregels worden gespecificeerd. De fonologische representatie van de fonologische oppervlaktestructuur wordt, zoals de lexicale representatie, ook in termen van classificatorische matrices gegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.2.1. De functie van de aanpassingsregelsDe typen van wijzigingen die door de aanpassingsregels worden teweeggebracht, worden in deze paragraaf alleen aangeduid en niet uitvoerig besproken. In de eerste plaats wordt de segmentatie van syntactisch complexe zinnen in fonologische frasen door de aanpassingsregels gewijzigd. In de syntactische determinatie van deze frasen wordt namelijk niet rekening gehouden met het feit dat de lengte van fonologische frasen mede wordt bepaald door fysiologische restricties. Een spreker moet bijvoorbeeld op gegeven momenten ademhalen. In de tweede plaats modificeren de aanpassingsregels de syntactische segmentering en categorisering van sommige syntactische oppervlaktestructuren. In het Engels zijn er fonologische regels die aan het compositum Fifth Avenue het gepast accentpatroon, eindaccent, zullen toekennen, indien Fifth Avenue in de oppervlaktestructuur wordt gepresenteerd als een Noun | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Phrase. Om syntactische redenen wordt Fifth Avenue in de syntactische oppervlaktestructuur echter niet als een Noun Phrase gekarakteriseerd, maar als een Noun. De aanpassingsregels veranderen nu deze syntactische categorisering van Noun tot Noun Phrase, zodat de genoemde fonologische regels aan Fifth Avenue het juiste accentpatroon kunnen toekennen. Deze wijziging houdt ook in dat de woordgrenzen, die in termen van de algemene conventie aan Fifth Avenue zijn toegekend, worden opgeheven. In de derde plaats vervangen de aanpassingsregels abstracte syntactische flexie-suffixen, zoals de suffixen voor tempus, numerus en genus, in de syntactische oppervlaktestructuur door classificatorisch fonologische matrices. Op dezelfde wijze worden ook abstracte syntactische grenssymbolen vervangen door dergelijke matrices.Ga naar eind5 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4. De fonologische regelsDe fonologische regels zijn de geformaliseerde representaties van de fonologisch die een taal kenmerken. Deze regels zijn van toepassing op de fonologische oppervlaktestructuur en leiden uit deze structuren de fonetische representaties van de zinnen van een taal af. Een fonologische regel heeft de abstracte vorm (13) (13) A→B/X - Y A en B symboliseren de bundels distinctive features die de fonologische segmenten van een taal zijn. De pijl, ‘→’ heeft de waarde ‘wordt geactualiseerd als’ of ‘herschrijf tot’. De diagonale streep, ‘/’, heeft de waarde ‘in de omgeving’, en X en Y symboliseren de feature-bundels die respectievelijk de linker- en rechtergrens van de omgeving vormen. De diverse functies van de fonologische regels kunnen hier alleen cursorisch worden aangeduid:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De fonologische regels kunnen, qua abstracte structuur, in twee soorten worden ingedeeld: transformationele fonologische regels en niet-transformationele fonologische regels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4.1. De transformationele fonologische regelsHet eerste type fonologische regel neemt de syntactische categorisering van de oppervlaktestructuur waarop ze van toepassing is in acht. Dit type fonologische regel is dus, in de strikte zin van het woord, een transformationele regel. De fonologische regels die het accentpatroon van het Engels specificeren zijn van het transformationele type. De regel (14) is een typische transformationele regel. (14) V→[1 stress]/X - Co]NAV Deze regel specificeert dat een lexicaal formatief in het Engels een accent van de eerste graad heeft op de finale vocaal, indien dit formatief een substantief (N), adjectief (A), of Verbum (V) is. In (14) staat Co voor een reeks van nul of meer consonanten, en de V links van de pijl voor een vocaal. De transformationele fonologische regels zijn van toepassing op fonologische oppervlaktestructuureenheden die in grootte wisselen van lexicale formatieven tot fonologische frasen. Deze regels zijn lineair geordend en worden op een cyclische wijze toegepast. Ze zijn eerst van toepassing op de kleinste eenheden in de syntactische oppervlaktestructuur die door specifieke ‘labelled brackets’ worden ingesloten, en die zelf geen interne ‘labelled brackets’ bevatten. Nadat de toepasselijke transformationele fonologische regels op een dergelijke eenheid zijn toegepast, worden de ‘labelled brackets’ links en rechts van deze eenheid verwijderd. Andere toepasselijke transformationele fonologische regels worden dan toegepast op de oppervlaktestructuureenheid die resulteert uit de verwijdering van de genoemde ‘labelled brackets’. Op een dergelijke cyclische wijze worden de transformationele fonologische regels toegepast totdat het maximaal domein van deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regels, de fonologische frase, is bereikt. De transformationele fonologische regels en hun cyclische wijze van toepassing worden gezamenlijk aangeduid met de term ‘de transformationele cyclus’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4.2. De niet-transformationele fonologische regelsDe niet-transformationele fonologische regels zijn alleen van toepassing binnen woordgrenzen. Ze constitueren datgene wat traditioneel als ‘woordfonologie’ wordt aangeduid. (15) kan als voorbeeld van een niet-transformationele fonologische regel gelden. (15) z→[- voice]/ - + ive Deze regel specificeert dat de feature-bundel door [z] aangeduid stemloos wordt voor het affix ive in woorden zoals abusive (beledigend), evasive (ontwijkend), enz. De niet-transformationele fonologische regels zijn van toepassing op fonologische segmenten, zonder acht te slaan op de syntactische categorisering van het woord in de vorm waarvan dit segment voorkomt. De niet-transformationele fonologische regels zijn ook lineair geordend, maar worden niet cyclisch toegepast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4.3. Ordening en niveaus van fonologische representatieTwee principes van regelordening zijn in de voorafgaande paragrafen reeds genoemd. Tot dusver zijn alle fonologische regels lineair geordend, terwijl sommige ook nog cyclisch toegepast worden. Fonologische regels kunnen ook volgens nog twee andere principes geordend zijn: disjunctief en simultaan. Twee regels, A en B, zijn disjunctief t.o.v. elkaar geordend, indien de toepassing van A de toepassing van B uitsluit, en omgekeerd. Twee regels, C en D, zijn simultaan van toepassing, indien ze gelijktijdig worden toegepast, en D niet wordt toegepast op het niveau van fonologische representatie dat resulteert uit de toepassing van C, en omgekeerd. Uit de toepassing van iedere niet-simultaan geordende fonologische regel resulteert een niveau van fonologische representatie. Hieruit volgt dat er voor iedere eenheid in de fonologische oppervlaktestructuur zoveel niveaus van fonologische representatie zijn als er lineair geordende regels op deze eenheid van toepassing zijn. Iedere lineair geordende fonologische regel definieert dus één niveau van fonologische representatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.4.4. RegelschemataDe transformationeel-generatieve taaltheorie specificeert verschillende soorten van notatieconventies voor de afkorting van gedeeltelijk identieke regels. Een reeks van gedeeltelijk identieke regels die door middel van deze notatieconventies zijn afgekort, staat bekend als een regelschema, en (16) kan dienen als een illustratie van de structuur van een regelschema.
Dit fictief regelschema is de afkorting van de gedeeltelijk identieke regels (17)(i) - (iii).
Het is duidelijk dat (16) wordt gevormd door de niet identieke delen van (17)(I) - (III) in de ‘braces’ { } te plaatsen. Voor een uitvoerige bespreking van de andere notatieconventies, die het bestaan van regelschemata mogelijk maken, vergelijkt men Chomsky en Halle 1968, blz. 61-64, 333-334. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.5. De fonologische overtolligheidsregelsBehalve de fonologische regels die in de fonologische component voorkomen, en de regels van de aanpassingscomponent, beschikt een transformationeel-generatieve grammatica over nog een andere soort regels voor de representatie van fonologische verschijnselen. Deze regels, die in het lexicon voorkomen, zijn de fonologische overtolligheidsregels (‘phonological redundancy rules’) oftewel de morfeemstructuurregels. Deze regels specificeren de voorspelbare of ‘overtollige’ fonologische kenmerken van de individuele morfemen. Voorbeelden van dergelijke overtollige kenmerken zijn het feit dat de feature [+stemhebbend] alle vocalen kenmerkt, en het feit dat in het Engels /s/ de eerste consonant van een consonantreeks aan het begin van een morfeen is, indien de tweede consonant een ware consonant is. Het laatstgenoemde feit wordt door de fonologische overtolligheidsregel (18) gespecificeerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Vgl. Chomsky en Halle 968, blz. 171). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De fonologische overtolligheidsregels opereren voordat de morfemen of lexicale formatieven door de lexicale invulregel in de dieptestructuur worden geplaatst, d.w.z. vóór de transformationele regels, de aanpassingsregels, en de regels van de fonologische component.Ga naar eind6 Doordat deze regels de condities op de combinatie van fonologische features binnen één individueel morfeem specificeren, definiëren ze dus de toelaatbare lexicaal-fonologische matrices van een taal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.6. Schematische samenvattingDe structuur van de fonologische component en de verwante subcomponenten van de syntactische component kan schematisch worden voorgesteld als (19, zie blz. 71). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Methodologische aspecten van de TG-fonologie6.1. Algemene opmerkingenHet is niet mogelijk in het bestek van één artikel een volledige explicatie en evaluering te geven van alle interessante methodologische kenmerken van de TG-fonologie. Ik beperk me dus tot twee hoofdaspecten van de methodologische basis van deze fonologische theorie:
Verder beperk ik me ook tot de bespreking van deze aspecten alleen zoals ze in The Sound Pattern of English prominent zijn.Ga naar eind7 Terwijl mijn benadering van (2) vooral kritisch zal zijn, is mijn bespreking van (1) meer explicatorisch dan kritisch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2. ‘Linguïstisch significante generalisering’Linguïsten die niet volledig op de hoogte zijn van de rol die het begrip ‘linguïstisch significante generalisering’ in de TG-fonologie speelt, kunnen de motivering voor sommige centrale principes van deze theorie moeilijk inzien. Als voorbeelden van dergelijke ‘rare’, ‘obscure’ of ‘ongemotiveerde’ principes kunnen de volgende dienen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zonder een goed begrip van de methodologische rol van het begrip ‘linguïstisch significante generalisering’ moet men de volgende theoretische vernieuwingen in The Sound Pattern of English ook ‘obscuur’ of ‘ongemotiveerd’ vinden:
Eén van de belangrijkste redenen waarom de motivering voor (A)(1)-(4) en (B)(1)-(5) onbegrijpelijk kan zijn, is een methodologische reden. In het argumentatiepatroon dat wordt gebruikt voor de motivering van (A)(1)-(4) en (B)(1)-(5) is er namelijk een criterium waarin het begrip ‘linguïstisch significante generalisering’ een fundamentele rol speelt. Dit criterium is dat de structurele descripties die in een grammatica op de verschillende niveaus van fonologische representatie en het niveau van fonetische representatie aan een zin worden toegekend, gespecificeerd moeten worden door regels die ‘linguïstisch significante generaliseringen’ uitdrukken (vgl. Chomsky en Halle 1965, blz. 98; 1968, blz. 330)Ga naar eind12. Alle theoretische principes van een transformationeel-generatieve fonologie moeten linguisten ‘...permit... to formulate general statements about the language which are true and significant, and must provide a basis for distinguishing these from other generalizations which are false, or which are true but not significant’ blz. (330). Deze uitspraak is ook de motivering voor de theoretische vernieuwingen (B)(1)-(5). Al deze vernieuwingen zijn ingevoerd om het voor een transformationeel-generatieve grammatica mogelijk te maken nieuwe linguïstisch significante generaliseringen uit te drukken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2.1. Een typerend argumentHet is niet mogelijk om de argumentatie na te gaan voor de introductie van ieder principe dat in (A)(1)-(4) en (B)(1)-(5) wordt genoemd. Alleen één typerend voorbeeld van deze vorm van argumentatie kan worden bekeken. Het argument voor de introductie van veranderlijke grootheden (‘varia- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bles’) als feature-coëfficiënten is een uitstekend voorbeeld van een linguïstisch argument waarin het begrip ‘linguïstisch significante generalisering’ een primaire rol speelt (vgl. Chomsky en Halle 1968, blz. 350-351). Assimilatie is in de TG-fonologie een fonologisch proces waardoor een congruentie tussen de feature-specificaties van twee (aangrenzende) fonologische segmenten tot stand wordt gebracht. In de Indianentaal het zuidelijke Paiute assimileert de finale consonant van een morfeem bijvoorbeeld t.o.v. zijn articulatiepositie-features met de daaropvolgende consonant. Omdat het zuidelijke Paiute alleen labiale, dentale en velare consonanten heeft, kan dit feit worden gepresenteerd door de regel (20).
In (20) komt, in de eerste plaats, de formele overeenkomst tussen de onderdelen (a), (b) en (c) niet expliciet tot uitdrukking. Deze overeenkomst is een voorbeeld van een linguïstisch significante generalisering die in het kader van (20) niet expliciet formuleerbaar is. In de tweede plaats komt in (20) het essentieel verschil tussen het assimilatieproces en het volkomen onwaarschijnlijk fonologisch proces (21) niet expliciet tot uitdrukking. In verband met het assimilatieproces bestaat er dus een tweede linguïstisch significante generalisering die niet in het kader van (20) formuleerbaar is. Om deze twee linguïstisch significante generaliseringen te kunnen formuleren, wijzigen Chomsky en Halle het notatie-systeem door veranderlijke grootheden (‘variables’) er in te voeren. Deze veranderlijke grootheden domineren de waarden van de feature-coëfficiënten ‘+’, ‘-’, ‘1’, ‘2’, enz. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veranderlijke grootheden worden door middel van Griekse kleine letters voorgesteld.
Het assimilatieproces van het zuidelijke Paiute kan in termen van deze veranderlijke grootheden worden geformuleerd als (22).
Door middel van de correlerende veranderlijke grootheden, α, β, γ en δ, wordt in (22) nu expliciet de linguïstisch significante generalisering betreffende de relatie van het formele isomofirsme tussen (20)(a), (20)(b) en (20)(c) uitgedrukt. Het is ook onmogelijk om (21) te herformuleren in termen van veranderlijke grootheden. De introductie van de veranderlijke grootheden in het notatiesysteem maakt het dus ook mogelijk expliciet te onderscheiden tussen het gegeven linguïstisch significant fonologisch proces van assimilatie en het volkomen onwaarschijnlijk fonologisch proces (21). Uit deze bespreking blijkt duidelijk hoe er in de TG-fonologie wordt geargumenteerd in termen van het begrip ‘linguïstisch significante generalise- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ring’. Hetzelfde argumentatiepatroon ligt ten grondslag aan de introductie van de theoretische principes (A)(1)-(4) en de andere theoretische vernieuwingen (B)(1), (2), (4) en (5). Voor de linguïst die dit argumentatiepatroon niet heeft geïdentificeerd, kan de motivering voor (A)(1)-(4) en (B)(1)-(5) niet anders dan ‘obscuur’ zijn. Wil een taalkundige actief met fonologische onderzoekingen bezig blijven in het kader van een transformationeel-generatieve grammatica, hetzij op linguïstisch niveau hetzij op grammaticaal niveau, dan moet hij antwoord vinden op twee vragen in verband met het begrip ‘linguïstisch significante generalisering’:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2.2. De pre-theoretische criteria voor linguïstisch significante generaliseringenDe eerste vraag - ‘Welke fonologische observaties komen in aanmerking voor presentatie in termen van linguïstisch significante generaliseringen?’ - moet iedere fonoloog beantwoorden die op linguïstisch niveau wil meedoen aan fonologische analyse. Als men op deze vraag geen bevredigend antwoord kan geven, is het niet mogelijk actief mee te doen aan de toetsing, herziening en uitbreiding van de algemene fonologische theorie. Zonder te beschikken over fonologische observaties die presenteerbaar zijn in termen van linguïstisch significante generaliseringen, die niet formuleerbaar zijn in het kader van de algemene fonologische theorie, kan de fonoloog geen enkele vernieuwing in de structuur van deze theorie voorstellen. Zonder kennis van het pre-theoretisch criterium voor linguïstisch significante generaliseringen, kan de fonoloog de theoretische vernieuwingen in The Sound Pattern of English ook niet hebben geanticipeerd. De pre-theoretische criteria voor linguïstisch significante generaliseringen worden door Chomsky en Halle niet expliciet gespecificeerd en besproken. Wanneer Chomsky en Halle het over deze criteria hebben, gebruiken ze uitdrukkingen zoals ‘clearly’ om principes te karakteriseren die helemaal niet zo ‘clear’ zijn. De vraag naar de inhoud van deze criteria wordt verder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontweken door vage verwijzingen naar ‘de ervaring van de linguïst’. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende uitspraken van Chomsky en Halle: (23)(I) Clearly, some formal means is required to express the fact that in the Southern Paiute case the agreement of the consonants in terms of the features ‘anterior’, ‘coronal’, ‘high’, and ‘back’ is linguistically significant, whereas in the case exemplified by (57) the relation between the change effected and the determining context is entirely fortuitous. blz. (351)Ga naar eind13 In uitspraken zoals (23)(I) en (II) vindt men vage indicaties van de inhoud van de pre-theoretische criteria voor linguïstisch significante generaliseringen. Het eerste criterium betreft de ‘naturalness’ (=natuurlijkheid) van fonologische categorieën zoals ‘vocaal’, ‘consonant’, enz. De inhoud van de begrippen ‘naturalness’ en ‘natural class’ worden niet expliciet omschreven door Chomsky en Halle.Ga naar eind15 In hun meest expliciete opmerking over de aard van een natuurlijke categorie, beweren Chomsky en Halle (1968, blz. 335) dat het de natuurlijke fonologische categorieën zijn die relevant zijn voor de representatie van de fonologische processen van een taal. Verder geven ze alleen voorbeelden van fonologische categorieën die ‘meer natuurlijk’ dan andere zijn. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende uitspraken: (24)(I) Specifically, it is almost always taken for granted that phonological segments can be grouped into sets that differ as to their ‘naturalness’. Thus, the sets comprising all vowels or all stops or all continuants are more natural than randomly chosen sets composed of the same number of segment types. (blz. 335) De uitspraken (24)(I)-(III) geven een aanduiding van het eerste criterium voor linguïstisch significante generaliseringen. Fonologische gegevens die natuurlijke klassen constitueren moeten worden gepresenteerd in termen van linguïstisch significante generaliseringen waarin expliciet het onder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
scheid tussen de natuurlijke en minder natuurlijke klassen tot uitdrukking komt.Ga naar eind16 Het is belangrijk er op te letten dat deze beslissingen over de natuurlijkheid van een fonologische categorie in (24)(I) door Chomsky en Halle worden gekarakteriseerd als ‘intuïtief’. Een tweede pre-theoretisch criterium voor linguïstisch significante generaliseringen, dat nauw verwant aan het eerste is, wordt geformuleerd in termen van het begrip ‘expectedness’. Volgens Chomsky en Halle (blz. 401) is de regel (25) ‘more to be expected’ in een natuurlijke taal dan de regel (26). (25) t → s Een fonologische theorie die geen expliciet onderscheid maakt tussen ‘more expected’ en ‘less expected’ regels en de eerstgenoemde regels niet als eenvoudiger dan de laatstgenoemde regels voorstelt, kan een aantal belangrijke linguïstisch significante generaliseringen niet uitdrukken. Op de vraag waarom de ene regel ‘more to be expected’ is, gaan Chomsky en Halle (blz. 401) helaas niet in. Waarschijnlijk wordt ook in dit geval de beslissing op een intuïtieve wijze genomen. Een derde pre-theoretisch criterium voor linguïstisch significante generaliseringen wordt geformuleerd in termen van het intuïtief begrip ‘symmetrie’. De intuïtieve symmetrie tussen twee of meer fonologische processen of subprocessen moet worden gerepresenteerd in termen van een linguïstisch significante generalisering. De symmetrie tussen de assimilatieprocessen in het zuidelijke Paiute - vgl. (20) in § 6.2.1 - moet bijvoorbeeld worden gerepresenteerd in termen van een linguïstisch significante generalisering. Voor een ander dergelijk voorbeeld van symmetrie vergelijkt met de opmerkingen van Chomsky en Halle (blz. 401) over ‘strengthening’ in het Tswana. De drie besproken pre-theoretische criteria voor linguïstisch significante generaliseringen moeten alleen worden gezien als voorbeelden van dergelijke criteria. Ze constitueren geen volledige lijst van dergelijke criteria. Deze drie criteria zijn van een hoogst intuïtieve, niet-systematische aard. Zoals aangetoond zijn ze obscuur in fundamentele opzichten. Misschien is de term ‘criterium’ in dit verband dus ongemotiveerd en moet men eerder spreken van intuïtieve aanduidingen van welke fonologische gegevens geformuleerd moeten worden in termen van linguïstisch significante generaliseringen. De fonoloog die actief wil meedoen aan theorievorming in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het kader van de TG-fonologie zal moeten uitgaan van een veel vollediger explicatie van deze aanduidingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2.3. Het theoretisch criterium voor linguïstisch significante generaliseringenDe grammaticus die een keus moet doen tussen concurrerende beschrijvingen van dezelfde fonologische gegevens, heeft voor deze taak een theoretisch criterium voor linguïstisch significante generaliseringen tot zijn beschikking. Op basis van dit criterium kan hij bepalen welke beschrijving de generaliseringen bevat die in linguïstisch opzicht de meest significante zijn. Om meer significante van minder significante generaliseringen te kunnen onderscheiden, is er namelijk in de transformationeel-generatieve taaltheorie een evalueringsmaatregel ingebouwd (vgl. Chomsky en Halle 1968, blz. 330-331). Deze maatregel is een stap in de richting van een expliciete theoretische definitie van het begrip ‘linguïstisch significante generalisering’. Deze maatregel, ook een ‘eenvoudsmaatregel’ genoemd, specificeert: de linguïstische significantie van een generalisering is omgekeerd evenredig met het aantal distinctive features in termen waarvan ze is geformuleerd. In de vorm van deze evalueringsprocedure bestaat er dus een theoretisch criterium voor de bepaling van de graad van de linguïstische significantie van de generaliseringen die in de fonologische component van een grammatica worden aangeboden.Ga naar eind17 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.3. De empirische status van TG-fonologieAan de transformationeel-generatieve taaltheorie en transformationeel-generatieve grammatica's wordt de algemeen methodologische eis gesteld dat ze empirisch zijn. ‘Empirisch’ wordt in dit verband gelijk gesteld aan ‘in principe toetsbaar’ (vgl. Hempel 1965, blz. 3-4). Een theorie is in principe toetsbaar als het mogelijk is precies aan te duiden welke onafhankelijke gegevens, over datgene waarover de theorie gaat, de theorie kunnen bevestigen of weerleggen. In deze paragraaf wordt een aantal problematische punten in verband met de empirische status van de volgende aspecten van de TG-fonologie aan de orde gesteld:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.3.1. De evalueringsprocedureHet is in § 2.2 gebleken dat het uiteindelijke doel van de algemene TG-theorie is om de abstracte structuur te specificeren van het mentaal mechanisme dat het voor de spreker mogelijk maakt zijn taalbeheersing te verwerven. Dit doel wordt langs een omweg benaderd. (Vgl. Chomsky en Halle 1968, blz. 331). In de eerste plaats ontwerpt de linguïst een systeem van ‘formal devices’ voor de representatie van de grammaticale regels van iedere natuurlijke taal, én specificeert hij de algemene condities voor de organisatie en toepassing van deze regels. Deze ‘formal devices’ en condities zijn de zogenaamde linguïstische universalia. Het is echter mogelijk om in termen van deze ‘formal devices’ en algemene condities alternatieve, concurrerende grammatica's voor dezelfde taal te construeren. In de tweede plaats ontwikkelt de linguïst een evalueringsprocedure om de beste grammatica van de concurrerende grammatica's voor één taal te selecteren. Deze selectie bestaat erin dat de evalueringsprocedure (a) ware generaliseringen van valse generaliseringen over de taal onderscheidt, en (b) ware generaliseringen die linguïstisch significant zijn, onderscheidt van ware generaliseringen die linguïstisch niet-significant zijn (vgl. § 6.2.3.) Chomsky en Halle (1965, blz. 107, 108, 109; 1968, blz. 36, 296, 330-331) beklemtonen nu het feit dat de selectie van zowel de ‘formal devices’ plus de algemene condities als de evalueringsprocedure een empirische kwestie is. In principe kunnen m.a.w. beide de ‘formal devices’ plus de algemene condities én de evalueringsprocedure juist of onjuist zijn. Er wordt veel nadruk gelegd op het feit dat de evalueringsprocedure, die in termen van een technisch begrip ‘eenvoud’ wordt gespecificeerd, niet een kwestie van elegantie of smaak is, maar een empirische procedure is. Het eerste problematische punt in verband met de empirische status van de evalueringsprocedure betreft nu de expliciete specificatie van de onafhankelijke evidentie die gebruikt kan worden voor de toetsing van deze procedure. Aangezien deze procedure refereert aan een mentaal mechanisme, verwacht men dat de onafhankelijke evidentie ook mentalistisch zal zijn. Nu vindt men echter bij Chomsky en Halle (1968, blz. 330-331) geen enkele expliciete aanduiding van deze evidentie. De lezer van The Sound Pattern of English moet zich tevreden stellen met uitspraken zoals de volgende: (27)(I) However difficult it may be to find relevant evidence for or against a proposed theory, there can be no doubt whatsoever about the empirical nature of the problem (blz. 331). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘simplicity,’ but this cannot obscure the fact that it is an empirical concept that is involved (blz. 296). Deze uitspraken over de onafhankelijke evidentie zijn, vanuit een linguïstische hoek bekeken, zo nietszeggend, dat men kan twijfelen of de evalueringsprocedure in principe wél toetsbaar is. Het lijkt eerder of ‘empirisch’ in deze context niet de normale inhoud ‘in principe toetsbaar’ heeft, maar de speciale inhoud ‘hopelijk, in de toekomst, in principe toetsbaar’. Wanneer Chomsky en Halle deze evalueringsprocedure wél wijzigen op grond van negatieve evidentie, wordt deze evidentie helemaal niet gepresenteerd (vgl. blz. 361) of als ‘intuïtief’ gekarakteriseerd (vgl. blz. 400). Zie bijvoorbeeld de volgende opmerkingen: (28) Up to a point this measure gives the desired results, but in many cases it fails completely. For example, the class of voiced obstruents is, intuitively, more natural than the class of voiced segments (consonant or vowel), but the latter has the simpler definition (blz. 400). Uit (28) moet men afleiden dat de evalueringsprocedure onvolkomen is, omdat een meer natuurlijke klas A als minder eenvoudig dan een minder natuurlijke klas B door deze procedure wordt geëvalueerd. Belangrijk is, dat de beslissing over de natuurlijkheid van A en B een intuïtieve beslissing is. De vraag is nu of deze intuïties over natuurlijkheid kunnen worden geaccepteerd als onafhankelijke ware evidentie voor het mentaal mechanisme waaraan de evalueringsprocedure refereert. Op dit moment is de relatie tussen deze intuïties en het mentaal mechanisme heel obscuur. Er wordt nergens door Chomsky en Halle aangetoond waarom deze intuïties over natuurlijkheid moeten worden geaccepteerd als onafhankelijke ware evidentie voor het gegeven mentaal mechanisme. Aangezien Chomsky en Halle er niet in geslaagd zijn om de onafhankelijke evidentie voor de toetsing van de evalueringsprocedure te specificeren, kan deze procedure moeilijk worden beschouwd als een empirische procedure. Van de diverse andere problemen in verband met de empirische status van de evalueringsprocedure wordt er hier nog één besproken.Ga naar eind18 Het is gebleken dat deze evalueringsprocedure om een heel specifieke reden in de algemene taaltheorie is ingebouwd. De reden is dat de ‘formal devices’ en de algemene condities voor de organisatie en toepassing van de grammaticale regels de formulering van onware en linguïstisch niet-significante generaliseringen toelaten (vgl. blz. 330-331). Deze ‘formal devices’ en algemene condities zijn dus niet in staat om de hoogst gewaardeerde grammatica voor een gegeven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
natuurlijke taal te determineren. De evalueringsprocedure complementeert nu de ‘formal devices’ en algemene condities in het selecteren van de hoogst gewaardeerde grammatica. De verdere ontwikkeling van de transformationeel-generatieve grammatica, als een linguïstische theorie, houdt vooral in dat de ‘formal devices’ en algemene condities voor de organisatie en toepassing van regels worden gemodificeerd, uitgebreid en nauwkeuriger gespecificeerd. Dat gebeurt met de fonologische theorie in The Sound Pattern of English. De verdere ontwikkeling van de ‘formal devices’ en algemene condities houdt in dat ze nu meer succesvol zijn om de hoogst gewaardeerde grammatica voor een taal te determineren. Het gevolg hiervan is dat de complementerende rol van de evalueringsprocedure in de selectie van de hoogst gewaardeerde grammatica steeds kleiner wordt. De motivering voor de introductie van deze procedure in de algemene theorie wordt dus progressief minder. De vraag rijst dan in hoeverre deze evalueringsprocedure alleen symptomatisch is voor de onderontwikkeldheid van de gegeven ‘formal devices’ en algemene condities. Een verdere vraag is of het niet in principe mogelijk moet zijn om door de verdere uitwerking van de ‘formal devices’ en algemene condities het evalueringsmechanisme helemaal te elimineren. Deze mogelijkheid vloeit voort uit het feit dat de relatie tussen de evalueringsprocedure aan de ene kant, en de ‘formal devices’ en algemene condities aan de andere kant, een relatie van complementariteit is. Deze vragen en deze mogelijkheid worden niet door Chomsky en Halle besproken. Hierdoor wordt de empirische status van de evalueringsprocedure alleen maar twijfelachtiger...Ga naar eind19 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.3.2. De linguïstische universaliaDe algemene taaltheorie wordt geconstitueerd door hypothesen over linguïstische universalia (vgl. § 2.2). In § 6.3.2 worden twee vragen besproken:
De tweede vraag betreft de empirische status van de beweringen over linguïstische universalia. In The Sound Pattern of English karakteriseren Chomsky en Halle de inhoud van het begrip ‘linguïstisch universalium’ op uiteenlopende wijzen: (29)(I) In one sense, a general principle counts as a linguistic universal if it is compatible with the facts for all human languages (blz. 25, noot 12). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(II) General linguistics attempts to develop a theory of natural language as such, a system of hypotheses concerning the essential properties of any human language... The essential properties of natural language are often referred to as ‘linguistic universals’ (blz. 4; vgl. ook blz. 43). De vraag is nu welk criterium men kan gebruiken om de beweringen van transformationalisten over linguïstische universalia te toetsen. Dit criterium wordt in The Sound Pattern of English niet expliciet gespecificeerd door Chomsky en Halle. Ze gebruiken in de praktijk echter een criterium dat is afgeleid uit (29)(IV) en (V). Vergelijk in dit verband hun argument ter motivering van de bewering dat de transformationele cyclus een linguïstisch universalium is: (30) It is reasonable to suppose that the principle of the transformational cycle and the principles of organization of grammar that we have formulated in terms of certain notational conventions are, if correct, a part of universal grammar rather than of the particular grammer of English. Specifically, it is difficult to imagine how such principles could be ‘learned’ or ‘invented’ in some way by each speaker of the language, on the basis of the data available to him. It therefore seems necessary to assume that these principles constitute a part of the schema that serves as a precondition for language acquisition and that determines the general character of what is acquired (blz. 43; vgl. ook blz. 4). Uit het argument (30) blijkt dat Chomsky en Halle een linguïstisch verschijnsel dat niet ‘geleerd’ kan worden in de klasse van linguïstische universalia plaatsen. Nu is het frappant dat Chomsky in zijn monografie van 1968, Language and Mind, tracht aan te tonen dat de huidige leertheorieën vrij primitief zijn, en dat de betrouwbare kennis over het leerproces bij mensen van een heel rudimentaire aard is (blz. 63-64). Volgens hem is deze kennis der- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mate elementair dat het niet eens precies vast staat wat een mens kan ‘leren’ en wat niet. Met deze kritiek op de betrouwbaarheid van de kennis van de menselijke leerprocessen, ondergraaft Chomsky de basis van zijn (en Halle's) criterium voor linguïstische universalia. Dit criterium is gebaseerd op het onderscheid ‘wat geleerd kan worden vs. wat niet geleerd kan worden’. Dit onderscheid resulteert uit de nog al primitieve aard van de hedendaagse leertheorieën en zal dus worden gewijzigd naarmate deze leertheorieën verder worden ontwikkeld. Een implicatie van dit feit is, dat het dus in principe mogelijk is dat een linguïstisch verschijnsel dat in het kader van de hedendaagse leertheorieën niet ‘leerbaar’ is, in het kader van een meer ontwikkelde toekomstige leertheorie wél ‘leerbaar’ zal zijn. Het criterium van ‘leerbaarheid’ kan dus niet worden geaccepteerd, omdat het van een heel tijdelijke, incidentele aard is. Het bestaan van linguïstische universalia die op basis van dit principe zijn ‘ontdekt’, moet echter worden bevestigd of weerlegd door onafhankelijke empirische gegevens van een minder toevallige aard. Aangezien dergelijke gegevens in The Sound Pattern of English niet worden gegeven, is de empirische status van de beweringen over linguïstische universalia dus niet bewezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.3.3. Notatieconventies en regelschemataIn de vroegere ontwikkelingsfase van de transformationeel-generatieve grammatica - de fase vóór het ontstaan van The Sound Pattern of English - hebben notatieconventies, zoals de conventies in verband met het gebruik van de ‘braces’ { }, alleen één functie gehad. Deze conventies zijn alleen een component van de evalueringsprocedure geweest. Ze zijn gebruikt om regels ‘eenvoudiger’, d.w.z. met minder symbolen, te formuleren. Daardoor is de ‘waarde’ van deze regels verhoogd in het kader van de evalueringsprocedure. In The Sound Pattern of English wordt aan sommige notatieconventies echter een tweede functie toegekend (vgl. blz. 30-31, 36, 333-334). Deze functie is dat specifieke notatieconventies nu ook de formele relaties tussen sommige regels determineren. In deze functie hebben ze dus substantieel-empirische consequenties doordat ze restricties leggen op de abstracte organisatie van de faculté du langage en van de taalbeheersing van een spreker. De juiste aard van deze nieuwe functie kan worden toegelicht door enkele van de substantieel-empirische consequenties van het gebruik van de ‘brace’-conventies na te gaan (vgl. Chomsky en Halle 1968, blz. 333-334). Als uitgangspunt worden de groepen regels (31) en (32) genomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het belangrijk structureel verschil tussen de regelgroepen (31) en (32) is dat, terwijl de regels in (31) gedeeltelijk identiek zijn, de regels in (32) helemaal verschillend zijn. Dit verschil kan expliciet worden gerepresenteerd in een grammatica door de volgende notatieconventie in de algemene theorie op te nemen: (33) Twee of meer gedeeltelijk identieke regels kunnen worden afgekort tot één enkele regel door hun corresponderende niet-identieke delen binnen de haken ‘{ }’ te zetten. (33) is de ‘brace’-conventie, volgens welke (31) tot (34) kan worden afgekort, en volgens welke een dergelijke afkorting van (32) onmogelijk is.
(34) is een typisch voorbeeld van een regelschema (vgl. § 5.4.4). De notatieconventie (33) heeft de implicatie dat in een grammatica, én dus ook in het mentaal mechanisme waaraan een grammatica refereert, gedeeltelijk identieke regels, disjunctief geordend, onmiddellijk op elkaar volgen (vgl. Chomsky en Halle 1968, blz. 333). De methodologisch interessante vraag is nu, aan de hand van welke onafhankelijke gegevens kan men de juistheid van deze implicatie, dat de ‘brace’-conventie en resulterende regelschemata een realiteit zijn, controleren? De onafhankelijke evidentie die deze implicatie bevestigt, vinden Chomsky en Halle in een artikel van Kiparsky (1968). Kiparsky toont namelijk aan dat de regels volgens welke vocalen in het Engels worden ontspannen (laxed) vóór consonantverbindingen, en worden ontspannen in de derde en laatste syllabe van een woord aan dezelfde historische verandering onderworpen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren geweest. De historische antecedenten van deze beide regels verschillen namelijk van de hedendaagse regels in hetzelfde opzicht. Preconsonantische ontspanning had namelijk plaatsgevonden voor drie, in plaats van de huidige twee, consonanten. Ontspanning in de derde en laatste syllabe had plaatsgevonden als de vocaal door twee consonanten, in plaats van de huidige ene consonant werd gevolgd. De historische verandering is dus dat in beide ontspanningsregels het aantal consonanten dat volgt op de vocaal met één is verminderd. Volgens Chomsky en Halle (blz. 334) kan het parallellisme in de evolutie van de twee ontspanningsregels alleen worden verklaard door aan te nemen dat deze evolutie resulteert uit één en hetzelfde proces van verandering. Dit proces van verandering bestond in de generalisering van het regelschema (35) tot het regelschema (36), door deletie van één van de consonanten die op de vocaal volgt.
Zoals uit (35) en (36) blijkt, veronderstelt de karakterisering van deze evolutie als het resultaat van één proces van verandering het bestaan van regelschemata. Dit proces van verandering was namelijk van toepassing op regelschemata. Regelschemata bestaan alleen weer krachtens de notatieconventies in termen waarvan ze zijn geformuleerd. Chomsky en Halle concluderen nu dat dit voorbeeld van historische verandering de onafhankelijke evidentie verschaft die de realiteit van regelschemata en de gegeven notatieconventies bevestigt (vgl. blz. 334). Dit argument van Chomsky en Halle ziet er imponerend uit, maar is volkomen irrelevant t.o.v. datgene wat ze willen bewijzen: de realiteit van notatieconventies en regelschemata als componenten van de talige mentale mechanismen. De realiteit waaraan deze regelschemata en notatieconventies refereren moet namelijk een mentale realiteit zijn (vgl. § 2.2). De onafhankelijke evidentie die Chomsky en Halle gebruiken ter bevestiging van de substantieel-empirische consequenties van (33) - d.w.z. de beweringen over de realiteit van notatieconventies en regelschemata - is nu geen mentalistische evidentie, maar een historische evidentie. In plaats van het nood- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zakelijk mentalistisch criterium gebruiken ze dus een irrelevant historisch criterium in hun argument. Het is voor de hand liggend dat historische gegevens, in principe, geen betrouwbare evidentie kunnen zijn voor de controle van de juistheid van beweringen over de mentale structuren van hedendaagse taalgebruikers. In The Sound Pattern of English is de empirische status van de betrokken notatieconventies en regelschemata dus niet aangetoond. Dit punt is zo uitvoerig besproken om nog eens een reedsgenoemde (vgl. §§ 6.3.1, 6.3.2) opvallende methodologische leemte in The Sound Pattern of English aan te tonen. In dit boek wordt geen aanvaardbaar empirisch criterium gegeven voor de controle van de juistheid van beweringen, hetzij grammaticaal hetzij linguïstisch, voor de mentale structuur van de taalgebruiker. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.3.4. De fonetische representatiesDe ‘output’ van de fonologische component wordt geconstitueerd door een fonetische representatie van iedere gegenereerde zin (vgl. § 4). Zoals in § 5.2 is gebleken, is een fonetische representatie van een zin een reeks matrices waarvan de rijen voor fonetische features staan en de kolommen voor opeenvolgende fonetische segmenten. Een fonetisch segment kan worden gekenmerkt door de afwezigheid van een gegeven feature of door het feit dat een feature in de een of andere graad aanwezig is. (Vgl. (2) en (3) in § 5.2.1 voor voorbeelden van fonetische matrices). Er wordt bijvoorbeeld in The Sound Pattern of English tot vijf graden van accent in de fonetische matrices gespecificeerd (vgl. (4) in § 5.2.1). Het probleem is nu hoe men kan controleren of de fonetische representatie, die aan een taaleenheid is toegekend, juist of onjuist is. Hoe kan men bijvoorbeeld de bewering toetsen dat de eerste vocaal van compensatory accent van de vierde graad heeft, de tweede accent van de eerste graad, de derde accent van de vijfde graad, de vierde accent van de derde graad, enz. (Vgl. (4)). Op deze vraag vindt men geen bevredigend antwoord in The Sound Pattern of English. Het is reeds gebleken (§ 5.2.1) dat de fonetische representaties primair aan een perceptuele realiteit refereren. Deze perceptuele realiteit wordt alleen gedeeltelijk gedetermineerd door fysische ‘cues’. Fonetische representaties kunnen dus niet worden gecontroleerd door experimenten in verband met deze fysische realiteit. Aangezien de perceptuele realiteit waaraan fonetische representaties refereren, de ‘realiteit’ van de taalgebruiker is, moeten beweringen erover worden gecontroleerd aan de hand van de intuïties | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die de taalgebruiker over deze realiteit heeft. Het probleem is nu dat de taalgebruiker alleen heel primitieve uitspraken als ‘identiek’ en ‘anders’, over deze perceptuele realiteit kan geven (vgl. Chomsky en Halle 1968, blz., 26). Dat de taalgebruiker de verschillende graden van accent die bijvoorbeeld aan compensatory zijn toegekend, kan identificeren, is dus onwaarschijnlijk (vgl. ook Chomsky en Halle 1968, blz. 26, noot 14). Onafhankelijke evidentie voor de controle van verscheidene aspecten van fonetische representaties kan dus niet van de taalgebruiker worden verkregen. Dit feit vinden Chomsky en Halle blijkbaar geen bezwaar tegen de empirische status van fonetische representaties, want ‘phoneticians trained in the same system of conventions can reach considerable agreement in transcribing novel utterances in languages that they know’ (blz. 26). Het blijkt dus dat de evidentie die wordt gebruikt voor de toetsing van fonetische representaties bestaat uit de overeenstemmende uitspraken van geschoolde fonetici. Deze fonetici moeten bovendien in het kader van hetzelfde transcriptiesysteem opereren. Er zijn twee problemen in verband met de empirische aard van dit soort evidentie. In de eerste plaats rijst de vraag of evidentie die bestaat uit datgene wat geschoolde fonetici ‘horen’ relevant kan zijn voor de toetsing van beweringen over datgene wat de taalkundig ongeschoolde taalgebruiker moet horen, maar waarschijnlijk niet ‘hoort’. In de tweede plaats kan men twijfelen aan de onafhankelijkheid van deze evidentie. Eenstemmigheid over deze evidentie wordt namelijk alleen bereikt in het kader van hetzelfde transcriptiesysteem (vgl. Chomsky en Halle 1968, blz. 26). Of men evidentie die alleen bestaat in het kader van één specifiek transcriptiesysteem als ‘onafhankelijk’ mag bestempelen, is een discutabele vraag. Op geen van deze vragen gaan Chomsky en Halle echter in in The Sound Pattern of English. De conclusie moet dus zijn dat het niet aangetoond is op welke wijze de juistheid van fonetische representaties kan worden gecontroleerd. De empirische status van deze representaties is dus nog niet gedemonstreerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.3.5. De blokkerende en geblokkeerde theoretische principesDe accentpatronen van een taal zoals het Engels worden in de fonologische component van een transformationeel-generatieve grammatica gespecificeerd door de transformationele cyclus (vgl. § 5.4.1). Het onderliggend uitgangspunt is dat de accentpatronen van de constituenten in de oppervlaktestructuur gedeeltelijk worden gedetermineerd door (a) hun interne syntactische structuur, en (b) de complexiteit van de syntactische structuur van de zinnen waarin ze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
constituenten zijn. Bijvoorbeeld in isolatie heeft de constructie sad plight (=erbarmelijke toestand) de accentcontour 21. In de syntactische context (37) heeft deze constructie de accentcontour 32, in de syntactische context (38) de accentcontour 31, en in de syntactische context (39) de accentcontour 81. (37) his - - shocked us Naarmate de syntactische oppervlaktestructuur van een zin dus meer complex wordt, worden de interne accentrelaties in deze zin automatisch gemodificeerd door de transformationele cyclus. Deze mechanische werking van de transformationele cyclus geeft in het geval van syntactisch heel complexe zinnen nu echter aanleiding tot onaanvaardbare resultaten. Alhoewel de transformationele cyclus, door zijn mechanische werking, aan de constructie sad plight in de context (39) de accentcontour 81 toekent, vinden Chomsky en Halle dat de interne accentrelatie in sad plight in (39) toch eigenlijk precies dezelfde als de interne accentrelatie die sad plight in (37) en (38) heeft. In het geval van syntactisch complexe zinnen specificeert de transformationele cyclus dus accentrelaties waaraan, volgens Chomsky en Halle, in de perceptuele realiteit niets beantwoordt. De transformationele cyclus is een voorbeeld van een theoretisch principe waarvan de ‘generative power’ te sterk is voor natuurlijke taal. Het methodologisch probleem is nu: Moet het principe van de transformationele cyclus op een fundamentele wijze worden gewijzigd, of moet dit principe in zijn originele vorm worden gehandhaafd en alleen worden gesupplementeerd door ad hoc restricties op zijn toepassing? Chomsky en Halle kiezen het tweede alternatief: (40) First, it is very likely that certain readjustment rules... must be applied to surface structures before the application of phonological rules, deleting structure and restricting the number of applications of the transformational cycle (and, consequently, the fineness of stress differentiation). Second, it is necessary to formulate a principle for interpretation of phonetic representations that nullifies distinctions that go beyond a certain degree of refinement (blz. 23). De toepassing van het principe van de transformationele cyclus wordt dus geblokkeerd en, indien nodig, worden ook de resultaten van de toepassing van dit principe ongedaan gemaakt door ad hoc maatregels. Deze benaderingswijze van het probleem is, vanuit een methodologisch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oogpunt gezien, weinig bevredigend. De introductie van ad hoc restricties om een foutief principe te kunnen behouden, sluit de mogelijkheid uit dat dit principe kan worden gedisconfirmeerd en verworpen (vgl. Hempel 1966, blz. 28-30). Het gevolg is dat de empirische status van dit principe wordt opgeheven. Dat is dan ook gebeurd met het principe van de transformationele cyclus in de fonologie. Indien een principe of mechanisme, zoals de aanpassingscomponent, in een theorie wordt opgenomen alleen om andere foutieve principes van deze theorie te kunnen handhaven, kan men ook de empirische status van dit ad hoc principe betwijfelen. Dit soort motivering voor de introductie van een nieuw principe in een theorie is, methodologisch gezien, heel onbevredigend. Het is duidelijk dat, indien de foutieve principes in een fundamenteel opzicht worden gewijzigd, deze ad hoc theoretische principes overbodig en ongemotiveerd zijn. Het is dus redelijk om tot de conclusie te komen dat de aanpassingscomponent alleen bestaat door de beslissing van Chomsky en Halle om foutieve principes niet in een fundamenteel opzicht te wijzigen. Deze motivering voor de introductie van de aanpassingscomponent is niet bevredigend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.4. SlotopmerkingenDe voorafgaande bespreking van een aantal methodologische principes van de TG-fonologie is in geen enkel opzicht volledig of uitputtend. Er is tot op heden zo weinig aandacht aan dergelijke methodologische kwesties gegeven dat momenteel alle studies van deze problemen een provisorische aard hebben. In dit artikel is op verscheidene interessante methodologische vragen in verband met de TG-fonologie helemaal niet ingegaan. Geen aandacht is gegeven aan kwesties zoals (1) de rol van mentalistische veronderstellingen in fonologische argumentatie, (2) de ontologische status van diacritische features (vgl. Bierwisch 1967, blz. 20-22), (3) de methodologische aard van het begrip ‘clear case’, (4) de inhoud van het begrip ‘fonologische wet’, (5) het methodologische probleem in verband met de definitie van het begrip ‘onregelmatigheid’, enzovoorts.Ga naar eind20 In een meer volledige bespreking van de methodologische aspecten van de TG-fonologie moet de aandacht niet alleen worden geconcentreerd op gebreken, maar moet de aandacht ook worden gevestigd op de talrijke verdienstelijke punten van deze aspecten. De voorafgaande bespreking van deze aspecten, zoals ze worden gepresenteerd in The Sound Pattern of English, is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dus onvolledig ook omdat de verdienstelijkheden in de methodologische benadering van Chomsky en Halle niet zijn besproken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|