Streven. Jaargang 87
(2020)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |||||||||
Femke Kok
| |||||||||
InleidingIn 1985 werd de Spaanse hordeloopster Maria José Pertinez Patiño aan de vooravond van de World University Games geschorst, nadat uit een wangslijmmonster was gebleken dat ze niet over twee X-chromosomen beschikte, maar over een X- en een Y-chromosoom. De hordeloopster, die zelf niet beter wist dan dat ze een vrouw was, bleek te lijden aan het androgeen ongevoeligheidssyndroom: hoewel haar chromosoompatroon kenmerkend was voor een man, en ze over inwendige testes beschikte die zoals normale testes testosteron aanmaakten, werd dit hormoon niet door haar cellen herkend.Ga naar eind3 Door de ongevoeligheid van haar cellen voor testosteron had zij vooral vrouwelijke lichamelijke kenmerken ontwikkeld. Patiño vocht haar uitsluiting aan en werd door de International Amateur Athletics Federation (iaaf) gerehabiliteerd. | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
De casus van Patiño liet zien wat wetenschappers al langer wisten: sekse is een complexe classificatie en kan niet zomaar worden vastgesteld aan de hand van een chromosoomtest. In de medische wetenschap worden maar liefst acht criteria onderscheiden die het geslacht bepalen, waaronder de chromosomale constitutie, de hormoonhuishouding, de gonaden (testes of eierstokken), de uitwendige genitaliën en de ‘genderidentiteit’, ofwel de manier waarop iemand zichzelf ziet.Ga naar eind4 Er is dus geen eenvoudig fysiologisch criterium voor sekse. Toch bleven het Internationaal Olympisch Comité (ioc) en iaaf sindsdien zoeken naar een objectieve methode voor genderverificatie. Een van de nieuwste maatregelen in dit verband is het instellen van een ‘testosteronplafond’ voor vrouwelijke atleten die deelnemen aan internationale atletiekwedstrijden over de middellange afstanden. Vrouwen die van nature een hogere testosteronwaarde bezitten dan een bepaalde afkapwaarde, worden verplicht deze te verlagen door middel van een operatie of medicijnen. Doen zij dat niet, dan worden zij uitgesloten van deelname aan internationale wedstrijden. Het grote voordeel van een testosteronplafond voor deelname aan vrouwenwedstrijden zou volgens sommige wetenschappers zijn dat er geen discussie meer nodig is over iemands sekse. ‘Sekse (de biologische verschillen) of gender (het man- of vrouwgevoel dat iemand heeft) doen er dan niet toe’, zegt bijvoorbeeld Anton Grootegoed, hoogleraar bij de afdeling voortplanting en ontwikkeling van het Erasmus mc.Ga naar eind5 Aan de hand van de casus van de Zuid-Afrikaanse atlete Caster Semenya wil ik in dit artikel betogen dat de vraag naar sekse, net als verschillende cultureel bepaalde normen over gender, toch nog een belangrijke rol speelt in de discussie over het testosteronplafond. Ik wil bovendien inzicht geven in de complexe achtergronden van de testosterondiscussie in de vrouwenatletiek en ik zal ten slotte enkele suggesties doen voor een andere benadering van de discussie. | |||||||||
De casus van Caster SemenyaEen van de belangrijkste aanleidingen voor het instellen van een testosteronplafond was het debuut van de Zuid-Afrikaanse atlete Caster Semenya op het wk atletiek. In 2009 werd zij met grote voorsprong op haar concurrentes wereldkampioene op de 800 meter. Er werd onmiddellijk getwijfeld of Semenya, die groter en gespierder is dan andere atletes, een vrouw is en iaaf verplichtte haar een seksetest te ondergaan.Ga naar eind6 Uit deze test bleek niet dat Semenya geen vrouw is. Wel werd bekend dat de testosteronwaarden in het bloed van de atlete hoger zijn dan gemiddeld mag worden verwacht bij een vrouw.Ga naar eind7 iaaf stelde vervolgens een limiet aan de testosteronwaarden van vrouwelijke atleten van tien nanomol per liter bloed. | |||||||||
[pagina 68]
| |||||||||
In 2015 gelaste het Hof van Arbitrage voor Sport (cas) na protest van de Indiaase atlete Dutee Chand dat iaaf de maatregel moest intrekken. Het hof stelde in zijn uitspraak dat hogere natuurlijke testosteronwaarden mogelijk een positieve invloed hebben op de atletische prestatie, maar dat er niet voldoende reden is om aan te nemen dat het voordeel significanter is dan dat van verschillende andere variabelen die de vrouwelijke prestaties beïnvloeden. In 2018 voerde iaaf de regel echter opnieuw in, dit keer met een nog lagere limiet van vijf nanomol testosteron per liter bloed. iaaf verdedigde zijn besluit met een verwijzing naar nieuw wetenschappelijk onderzoek, uitgevoerd in opdracht van iaaf zelf, dat de significantie van de prestatieverbetering door hogere testosteronwaarden zou aantonen. Semenya stapte naar aanleiding van deze maatregel naar het cas, maar het hof besloot dit keer in het voordeel van iaaf. Het oordeelde dat de maatregel weliswaar discriminatoir is, maar tegelijk ook nodig om de integriteit van de vrouwenatletiek te bewaken. Hoewel er duidelijke verschillen zijn, komen de casus van Patiño en Semenya op een aantal punten overeen: ten eerste was er in beide gevallen aanvankelijk twijfel over de sekse van de atlete. Ten tweede speelde in beide gevallen het androgeen testosteron een rol. Patiño werd gerehabiliteerd toen bleek dat zij weliswaar een Y-chromosoom had, maar ongevoelig was voor testosteron. Semenya zou juist ten gevolge van haar hoge testosteronproductie een significant voordeel hebben op andere atletes en moet haar testosteronwaarden verlagen. | |||||||||
Het testosteronplafond & sekseDe rechters van het cas hebben zich in 2019 niet expliciet uitgelaten over de vraag of ‘hyperandrogene’ atletes zoals Semenya vrouwen zijn of niet. Er wordt uitdrukkelijk niet beweerd dat Semenya geen vrouw is, maar alleen dat haar testosteronwaarden zo hoog zijn dat zij een significant sportief voordeel zou hebben op andere vrouwen. Beide uitspraken van het cas, in 2015 en 2019, tonen dat de commissie zich vooral gebogen heeft over de vraag of het causale verband tussen een hogere testosteronspiegel en een significant betere prestatie in de atletiek voldoende wetenschappelijk is aangetoond en - in het verlengde daarvan - of testosteron een geschikte parameter is om te discrimineren binnen de vrouwenatletiek. Deze ogenschijnlijk objectieve wetenschappelijke vraag, waarop de wetenschap overigens nog helemaal geen eenduidig antwoord heeft, onttrekt echter de achterliggende discussie over sekse aan het oog. Een positief antwoord op de vraag naar het verband tussen een hogere testosteronspiegel en een betere prestatie in de atletiek is op zichzelf namelijk geen reden voor | |||||||||
[pagina 69]
| |||||||||
discriminatie binnen de vrouwenatletiek. Waarom zou je immers willen discrimineren, als het niet is om de groep van vrouwen af te bakenen? Ter vergelijking: als wetenschappelijk zou kunnen worden vastgesteld dat er een causaal verband is tussen de beenlengte van vrouwen en hun prestaties in de atletiek, zal er vermoedelijk geen afkapwaarde voor beenlengte worden vastgesteld om de integriteit van de vrouwenatletiek te beschermen, óók niet als er een vrouw zou opstaan die door haar beenlengte een significant atletisch voordeel heeft op andere vrouwen. Dat de testosteronproductie op dit moment volgens iaaf het beste objectieve criterium is om te bepalen of een vrouw tegen andere vrouwen uit mag komen, laat dus zien dat testosteron niet zomaar ‘een van de variabelen [is] die de vrouwelijke prestaties beïnvloeden’, maar dat het bepalend wordt geacht voor wie wel en wie niet als vrouw mee mag doen. Maar wat maakt testosteron nu zo onvergelijkbaar met andere variabelen, zoals bijvoorbeeld beenlengte, het maximale zuurstofopnameniveau (vo2max) en lichaamsbouw?Ga naar eind8 Een van de mogelijke antwoorden is dat testosteron mede bepalend zou zijn voor het krachtsverschil tussen mannen en vrouwen en dat dit krachtsverschil de legitimatie vormt voor het onderscheid tussen een mannen- en een vrouwencompetitie. Als er dus een vrouw opstaat die veel meer testosteron aanmaakt dan andere vrouwen en ten gevolge daarvan meer kracht heeft, dan zou er sprake zijn van oneerlijke concurrentie. Een ander mogelijk antwoord op deze vraag is dat het androgeen testosteron wordt beschouwd als een mannelijk geslachtshormoon. En is een te grote hoeveelheid mannelijk geslachtshormoon niet iets anders dan een genderneutrale eigenschap als beenlengte of vo2max? Beide argumenten gaan uit van een zekere biologische of naturalistische zienswijze: er zijn nu eenmaal natuurlijke (dat wil zeggen, door de natuur gemaakte) biologische verschillen tussen vrouwen en mannen, die ten grondslag liggen aan eigenschappen zoals lichaamsbouw, kracht, lichaamsbeharing, enzovoort, en het zijn juist die natuurlijke verschillen die het onderscheid rechtvaardigen tussen een mannen- en een vrouwencompetitie. Deze naturalistische zienswijze, volgens welke het biologische lichaam ons bepaalt tot man of vrouw, vormt de legitimatie voor het testosteronplafond in de vrouwensport: omdat het androgeen testosteron een cruciale rol speelt in de ontwikkeling van biologische geslachtsverschillen, is het gerechtvaardigd om op basis van het testosteronniveau vast te stellen of iemand als vrouw mag uitkomen tegen andere vrouwen. Van belang hierbij is dat over het algemeen wordt aangenomen dat een hoge testosteronproductie bij vrouwen en de veronderstelde grotere kracht, het gevolg zijn van een medische ‘afwijking’. Het gaat dus weliswaar om een natuurlijke conditie, maar het betreft een conditie die wordt gekwalificeerd als abnormaal. | |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
Deze visie wordt echter niet door iedereen onderschreven. Zoals gezegd erkennen wetenschappers dat geslachtshormonen slechts een van de acht componenten zijn die een rol spelen in de vorming van mannelijke en vrouwelijke kenmerken. Volgens Anne Fausto-Sterling (*1944), expert op het gebied van celbiologie en genderontwikkeling, is zelfs de naam ‘geslachtshormoon’ misleidend, omdat deze de functie van deze hormonen als ‘neutrale’ chemische groeiregulatoren aan het oog onttrekt.Ga naar eind9 Geslachtshormonen, zowel estrogenen als androgenen, spelen weliswaar een rol in de geslachtsvorming, maar komen voor in allerlei verschillende typen lichamen en veroorzaken daarin allerlei verschillende effecten. De keuze om ze respectievelijk ‘vrouwelijk’ en ‘mannelijk’ te noemen, of zelfs maar ‘geslachtshormonen’, is niet biologisch noodzakelijk en hangt volgens Fausto-Sterling samen met de specifieke negentiende-eeuwse wetenschappelijke context waarin ze ontdekt werden. Fausto-Sterling gaat zo ver om te stellen dat iemand een ‘man’ of ‘vrouw’ noemen, geen wetenschappelijke, maar een sociale of culturele beslissing is. Ze bedoelt daarmee niet dat er geen lichamelijke verschillen zijn tussen mannen en vrouwen of dat er geen wetenschappelijke argumenten zijn om mannen van vrouwen te onderscheiden: we gebruiken voortdurend wetenschappelijke argumenten om te beslissen of iemand een man of een vrouw is. Die argumenten zijn echter sociaal en cultureel bepaald, omdat onze lichamen te complex zijn om eenduidig antwoord te geven op de vraag naar sekse, zoals ook al uit het voorbeeld van Patiño bleek. Om vragen over sekse te kunnen beantwoorden, kunnen we volgens Fausto-Sterling het lichaam niet voor zichzelf laten spreken. Als testosteron echter niet eenduidig de (biologische) sekse bepaalt, en geen beslissend criterium is voor het onderscheid tussen man en vrouw, dan valt de legitimatie weg om op basis van louter testosteronwaarden te discrimineren binnen de vrouwenatletiek. iaaf meent dat hyperandrogene vrouwen te sterk zijn om het op te nemen in een competitie tegen andere vrouwen, met een verwijzing naar gemiddelde vrouwelijke testosteronwaarden. Door hyperandrogene vrouwen uit te sluiten suggereren zij echter dat het onderscheid tussen mannen- en vrouwenatletiek gemaakt wordt op basis van kracht. Dit is echter een onjuiste voorstelling van zaken; de indeling wordt nog altijd gemaakt op basis van sekse. Het lijkt juist die strikt binaire indeling tussen een mannen- en een vrouwencompetitie te zijn die in de topsport, waar uitzonderlijke lichamen geen uitzondering zijn, voor problemen zorgt. Deze indeling gaat namelijk voorbij aan het feit dat de twee hokjes waarin individuen zouden moeten worden ondergebracht niet alleen arbitrair zijn (aangezien andere indelingen ook denkbaar zijn) maar ook biologisch gezien problematisch. Er | |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
bestaan heel veel lichamen, naar schatting ongeveer twee procent van alle mensen, die zich niet strikt volgens een van de binaire geslachtslijnen hebben ontwikkeld.Ga naar eind10 Sekse is niet volledig binair, ook niet wanneer we alleen het lichaam in ogenschouw nemen en bijvoorbeeld genderidentiteit buiten beschouwing laten. De binaire classificatie van mannen en vrouwen staat op dit moment echter nog nauwelijks ter discussie in de sport. Een vraag die wel een belangrijke rol speelt is wie er ‘voldoende vrouw’ is om het tegen andere vrouwen op te mogen nemen. Deze vraag gaat echter niet alleen over sekse, maar over gender. Een van de problemen is dat ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ nog minder dan sekse gebonden zijn aan biologische geslachtsverschillen. De discussie over het causale verband tussen testosteron en atletische prestatie onttrekt dus niet alleen de vraag naar sekse aan het zicht, maar ook die naar gender. Dit bleek onder andere uit de reactie van iaaf op Semenya's wk-debuut in 2009: het was haar vermeende ‘mannelijke’ uiterlijk dat iaaf ertoe bracht Semenya te onderwerpen aan een seksetest. Dit bleek ook op navrante wijze uit de reactie van de Russische atlete Maria Savinova, na haar vijfde plaats op de 800 meter van het wk in 2009, die door Semenya gewonnen werd: ‘Bekijk deze mens eens goed. Voor mij is dit geen vrouw’. Daarmee gaf Savinova uiting aan een breder gedeelde opvatting: Semenya voldoet niet aan het beeld, het culturele ideaal, van een ‘normale’ vrouw. | |||||||||
Het testosteronplafond & genderSimone de Beauvoir over de mythe van de vrouwelijkheidWat is dan dit culturele ideaal van de vrouw? Voor een antwoord op deze vraag kunnen we te rade gaan bij de Franse fenomenologische en existentialistische filosofe Simone de Beauvoir (1908-1986). ‘Je wordt niet als vrouw geboren maar tot vrouw gemaakt’, luidt de beroemde zin uit haar boek De tweede sekse.Ga naar eind11 Aan een lichaam kan volgens De Beauvoir niet voorafgaand aan welke culturele betekenis dan ook een sekse worden toegeschreven. Tegelijkertijd is het lichaam echter ook geen ‘passief’ ding waaraan om het even welke betekenis kan worden gehecht en dat elke biologische realiteit ontbeert.Ga naar eind12 Een belangrijke term in de filosofie van De Beauvoir is ‘situering’: een mens heeft een zekere vrijheid om het eigen wezen te scheppen, maar die vrijheid is nooit absoluut, omdat het individu altijd al ‘gesitueerd’ is, dat wil zeggen: ingebed in een context waardoor het wordt gevormd en ten dele bepaald. Tot die context behoren bijvoorbeeld biologische, economische, politieke, culturele en historische factoren. | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
De Beauvoir betoogt dat aan vrouwen van buitenaf een ‘natuur’ of essentie wordt toegeschreven en zij noemt dit ‘de mythe van de vrouwelijkheid’. Deze mythe is historisch en cultureel bepaald, want ze is ontstaan onder invloed van literatuur, wetenschap, religie en filosofie. In haar eigen cultuur, de patriarchale Westerse samenleving van de jaren zestig, werd de vrouw volgens haar geassocieerd met karakteristieken zoals passiviteit, broosheid en irrationaliteit. Vrouwen werden volgens De Beauvoir bovendien tot buitenstaanders gemaakt, omdat de wereld gevormd is en geregeerd wordt door mannen. Vrouwen zijn, in de woorden van De Beauvoir, de ‘ander’ ten opzichte van een mannelijke norm: die van de rationele, actieve en sterke man. De vrouw is in die zin belast met een zware erfenis van het verleden. De Beauvoir schreef De tweede sekse meer dan vijftig jaar geleden, maar aspecten van haar filosofie zijn ook vandaag nog goed toepasbaar op de samenleving in het algemeen en de topsport in het bijzonder. Sport wordt nog altijd vaak geassocieerd met agressie, kracht en taaiheid, eigenschappen die meestal niet als vrouwelijk worden beschouwd. Vrouwentopsport heeft de laatste decennia weliswaar een opmars gemaakt, maar staat nog niet op gelijke voet met mannentopsport. Hoewel de waardering van vrouwelijke sportprestaties langzaam groeit, wordt dit nog niet of nauwelijks gereflecteerd in de infrastructuur van de topsportwereld, waarin vrouwen - in termen van media-aandacht, salariëring en professionalisering - nog altijd worden ondergewaardeerd en in sommige takken van sport zelfs getrivialiseerd.Ga naar eind13 Bovendien lijkt in de sport inderdaad sprake te zijn van een ‘mythe van vrouwelijkheid’, en wordt er streng gewaakt over de ‘vrouwelijkheid’ van de deelnemers aan de vrouwencompetitie. Dat Semenya in de ogen van velen te ‘mannelijk’ of ‘niet vrouw genoeg’ zou zijn is niet het gevolg van haar sekse, maar van onze cultureel bepaalde opvattingen over wat vrouwelijk is. In 1991 werd door een werkgroep van ioc nog vastgesteld dat het enige doel van genderverificatie is te voorkomen dat mannen zich voordoen als vrouwen, wat slechts een enkele keer was voorgekomen. Met de invoering van het testosteronplafond lijkt dit criterium te zijn losgelaten: er is geen enkele aanwijzing dat hyperandrogene vrouwen mannen zijn, die onder valse voorwendselen willen deelnemen aan de vrouwencompetitie. Semenya heeft zichzelf bijvoorbeeld altijd als vrouw gezien, zoals zij ook altijd in interviews heeft benadrukt. Het was haar ‘mannelijke’ voorkomen - haar ‘afwijking’ ten opzichte van het culturele ideaal van vrouwelijkheid - dat de belangrijkste aanleiding vormde voor twijfels over haar sekse, en dus ook de belangrijkste aanleiding voor het instellen van een testosteronplafond. | |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
Judith Butler over normalisering en optimaliseringMet de filosofie van de Amerikaanse filosofe Judith Butler (*1956) kan worden verklaard hoe onze culturele normen over vrouwelijkheid en mannelijkheid hebben kunnen leiden tot uitsluiting van hyperandrogene vrouwen. Butler stelt net als De Beauvoir dat feiten over sekse geen universele waarheden zijn, omdat ze zijn geworteld in specifieke historische omstandigheden en praktijken. De feiten worden dus bemiddeld door sociale en culturele normen en zijn bijzonder strikt.Ga naar eind14 Butler stelt verder dat mannelijkheid en vrouwelijkheid de extreme uiteinden van een spectrum van mogelijke lichaamstypen representeren. Omdat deze uiteinden statistisch gezien in de meerderheid zijn, zou het idee zijn ontstaan dat ze niet alleen ‘natuurlijk’ zijn, maar ook ‘normaal’. Het mechanisme dat Butler beschrijft is duidelijk zichtbaar in de casus van het testosteronplafond, waar zoals gezegd hoge testosteronwaarden voor een vrouw worden beschouwd als een afwijking. Butler heeft zich onder andere laten inspireren door de Franse poststructuralistische filosoof Michel Foucault (1926-1984). De categorie van ‘sekse’ is volgens Butler een voorbeeld van wat Foucault een ‘regulatief ideaal’ heeft genoemd: het is een ideaal, dat in een bepaalde praktijk fungeert als regelgever. Dit ideaal reguleert lichamen - het bepaalt bijvoorbeeld welke lichamen man zijn en welke vrouw - maar legt ze tegelijkertijd een norm op. Als de regels binnen een bepaalde praktijk lichamen bijvoorbeeld indelen in ‘mannen’ en ‘vrouwen’, dan worden die lichamen enerzijds geclassificeerd, maar ze worden ook in een bepaalde mal gedwongen, omdat deze lichamen zich bewust of onbewust naar deze normen zullen voegen. De classificatie wordt dus steeds meer werkelijkheid, als de norm herhaaldelijk wordt opgelegd en voortdurend wordt herhaald. Met andere woorden: sekse ontstaat volgens Butler pas door herhaling van bepaalde normen over sekse en is geen biologisch gegeven. Butler noemt dit proces van geslachtsvorming een ‘performatief proces’. Toegepast op de discussie over het testosteronplafond zou je kunnen stellen dat organisaties als ioc en iaaf door hyperandrogene vrouwen uit te sluiten de heersende normen van vrouwelijkheid bekrachtigen. Het punt dat Butler vervolgens wil maken en dat ook tot uiting komt in de vrouwentopsport, is dat lichamen nooit helemaal kunnen beantwoorden aan de norm, omdat er zoveel verschillende lichamen zijn. Butler stelt dat er in het performatieve proces altijd sprake is van uitsluiting. Dit geldt niet alleen voor sekse, maar ook voor andere kenmerken, zoals seksualiteit, ras of validiteit. Is de bestaande orde bijvoorbeeld heteroseksueel, dan volgt daaruit volgens Butler een systematische verwerping van andere seksualiteiten; zijn de normen overwegend ‘mannelijk’, dan worden vrouwen uitgesloten. Met een term van Jacques Lacan (1901-1981) noemt Butler deze uitsluiting ‘abjectie’, wat vrij vertaald kan worden met ‘verachtelijking’. Butler stelt dit | |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
mechanisme ter discussie: hoewel ze erkent dat uitsluiting een onvermijdelijk bijproduct is van geslachtsvorming, wil zij het bestaansrecht claimen van alle lichamen die worden buitengesloten. Het mechanisme dat Butler beschrijft, zien we gereflecteerd in de ontwikkeling van de biologie en de medische wetenschappen. Negentiende-eeuwse biologen vergaarden steeds meer kennis over de statistische aspecten van natuurlijke lichamelijke variatie en met het verwerven van deze kennis verwierven zij ook de autoriteit om een norm te stellen en te bepalen wat ‘abnormaal’ was.Ga naar eind15 De biologie liet niet alleen zien dat er een natuurlijke verklaring was voor het ontstaan van ‘abnormale’ lichamen, maar benoemde die lichamen tegelijkertijd als pathologische lichamen, lichamen die niet in orde zijn. In de twintigste eeuw konden deze ‘afwijkingen’ met behulp van de zich ontwikkelende medische wetenschappen bovendien steeds beter ‘gecorrigeerd’ of ‘genormaliseerd’ worden. De gevolgen daarvan zien we nu terug in de discussie rond het testosteronplafond: gemiddeld maakt een vrouwenlichaam minder androgenen aan dan mannen en de uitzondering op die regel heet bij vrouwen dan ook een ‘medische conditie’ te zijn, een afwijking van de norm. De gehanteerde norm is in dit geval een statistisch gemiddelde. Het iaaf stelt dat deze afwijking van de statistische norm, hoewel deze over het algemeen geen gezondheidsrisico's oplevert, medisch gecorrigeerd dient te worden omdat zij sportief voordeel zou bieden en daardoor een eerlijke krachtmeting belemmert. Het is echter maar de vraag of afwijkingen van de statistische norm in de topsport, waar sowieso een uitzonderlijk lichaam nodig is voor succes, niet eerder regel zijn dan uitzondering. Butlers boodschap heeft echter ook een hoopvolle kant: zij stelt dat dit proces van systematische uitsluiting ook kan leiden tot disidentificatie met bestaande normen, door die personen die niet voldoen aan het regulatieve ideaal. Dit geldt bijvoorbeeld voor vrouwen zoals Chand en Semenya, die zich geconfronteerd zien met hun uitzonderlijke lichamen, maar zich niet wensen aan te passen aan de cultureel bepaalde normen. Deze disidentificatie kan volgens Butler positief uitpakken, als ze een heroverweging van onze strikte, culturele idealen faciliteert. Met andere woorden: als de disidentificatie discussie uitlokt over de idealen en culturele normen die we impliciet hanteren. Alleen op die manier is verandering mogelijk. Als we dit idee van Butler serieus nemen, is het echter juist geen goed idee om de vraag naar sekse en gender in de topsport uit de weg te gaan, of aan het oog te onttrekken met behulp van ‘objectieve’ vragen, zoals over de relatie tussen testosteron en prestaties in de atletiek. Er is juist een open gesprek nodig over de (rechtvaardigheid van de) gehanteerde classificaties, om een meer inclusieve topsport mogelijk te maken. | |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
ConclusieDe zaak van Caster Semenya is onder andere zo ingewikkeld, omdat zoveel verschillende zaken meewegen: wetenschappelijke en filosofische vragen, maar ook praktische bezwaren, vooroordelen en - niet te vergeten - emoties. Vanuit de filosofie bezien zijn praktische bezwaren secundair. Het risico op gendoping dat bijvoorbeeld wordt gevreesd wanneer er geen limiet aan natuurlijke testosteronwaarden worden gesteld is geen fundamentele vraag, maar een handhavingsprobleem. Ook de door iaaf geuite vrees dat er gescout zal gaan worden op vrouwen met hoge natuurlijke testosteronwaarden is secundair, omdat dergelijke praktijken niet op zichzelf bezwaarlijk zijn, maar alleen als die hoge testosteronwaarden als problematisch worden beschouwd. Er wordt immers altijd al gescout op die variabelen die een goede prestatie voorspellen. De ethiek houdt zich in dit geval bezig met de vraag of de onderscheidingen en classificaties die gemaakt worden door mensen rechtvaardig zijn. In dit geval gaat het om de classificatie van mensen in twee categorieën, man en vrouw, en om het oordeel dat voor een vrouw hogere testosteronwaarden dan gemiddeld een ‘medische afwijking’ vormen en daarom reden zijn om vrouwen met deze conditie uit te sluiten van de middellange afstand in de vrouwenatletiek. Ik heb in dit artikel willen laten zien dat dergelijke classificaties niet noodzakelijk zijn en mensenwerk. Testosteronwaarden lijken op het eerste gezicht een objectieve discriminatoire maatstaf, maar omdat testosteron geen beslissend criterium is voor het onderscheid tussen man en vrouw is de scheidslijn die zo wordt gecreëerd binnen de vrouwenatletiek niet objectief en zelfs tamelijk willekeurig. Het cas erkent dit, maar vindt dit acceptabel zolang er geen ander criterium is. Daarmee bevestigt het de breed gedragen opvatting dat een dergelijk criterium nodig is. Die opvatting zegt echter meer over onze ideeën over vrouwen en mannen en over vrouwelijkheid en mannelijkheid, dan dat het een noodzaak binnen de vrouwentopsport uitdrukt. Hebben we het bovendien over het mannelijke hormoon testosteron dan staat plotseling niet alleen de normaliteit, maar ook de vrouwelijkheid van hyperandrogene vrouwen ter discussie en daarmee ook de integriteit van het vrouwenatletiek. Maar ook hier geldt dat er classificaties worden gemaakt, die niet vanzelfsprekend zijn en ook niet biologisch gedetermineerd. Steroïde hormonen, estrogenen en androgenen, zijn op zichzelf niet ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’. De natuur heeft in onze genen, cellen en brein geen ‘vrouw’ of ‘man’ geschreven. Is er een uitweg uit deze impasse? Een mogelijkheid zou zijn dat we erkennen dat vrouwen zoals Semenya door hun natuurlijk aanleg een sportief voordeel hebben op hun concurrentes, precies zoals een hoge vo2max een | |||||||||
[pagina 76]
| |||||||||
voordeel biedt op de marathon en een goed rekenvermogen een schaker bevoordeelt. Sport is immers per definitie een oneerlijke krachtmeting, omdat degene met de meeste natuurlijke aanleg in het voordeel is. Een andere mogelijkheid is om, wanneer bewezen zou kunnen worden dat testosteron de belangrijkste prestatievoorspeller is binnen bepaalde atletiekonderdelen, testosteronklassen in te stellen, in plaats van te onderscheiden tussen mannen en vrouwen. Er is echter nog geen wetenschappelijke consensus over die causale relatie. Welke oplossing er uiteindelijk ook gekozen wordt, het is belangrijk te erkennen dat, hoewel de casus Semenya in vele opzichten pijnlijk is, niet in het minst voor Semenya zelf, kwesties zoals deze uiteindelijk ook een positieve rol kunnen spelen bij het nadenken over de classificaties en normen van de gevestigde orde. Organisaties als cas en iaaf spelen een belangrijke rol in het opleggen van zulke normen; door het buitensluiten en diskwalificeren van bepaalde atleten, zoals vrouwen die niet aan de bestaande normen van ‘vrouwelijkheid’ voldoen, bekrachtigen zij de gevestigde normen van ‘vrouwelijkheid’ en ‘mannelijkheid’ en versterken die daarmee. Judith Butler wijst er op dat uitzonderlijke lichamen, zoals dat van Semenya, ook een opening kunnen bieden tot oplossingen. Uitzonderlijke atletes die zich weigeren te schikken naar opgelegde normen, roepen de vraag op waarom we bepaalde lichamen uitsluiten en andere niet. Individuen hebben over het algemeen slechts beperkte speelruimte om verandering te bewerkstelligen in de bestaande orde. Toch heeft Semenya's strijd tegen de testosteronregels van iaaf veel stof doen opwaaien. De publieke discussie waartoe deze zaak heeft geleid zou daarom wel eens een opening kunnen zijn tot een meer inclusieve topsport, mits deze discussie met open vizier wordt gevoerd, en openlijk gesproken wordt over de vraag naar een rechtvaardige classificatie. De vraag ‘wat is een vrouw?’ zou dan ook niet langer aan het oog mogen worden onttrokken door de ogenschijnlijk objectieve vraag naar het causale verband tussen testosteron en prestatie. | |||||||||
Literatuur
| |||||||||
[pagina 77]
| |||||||||
| |||||||||
Internetbronnen
|
|