Streven. Jaargang 87
(2020)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Paul Pelckmans
| |
[pagina 80]
| |
twijfelen. De detectives bleven allerlei raadsels oplossen, maar dat gebeurt voortaan minder triomfantelijk of zelfs in een uitgesproken deprimerende sfeer: unisono te bewonderen topprestaties zouden ongeloofwaardig klinken. De Scandi Noir werd misschien vooral zo populair omdat hij voor een soort desolaat dieptepunt van zijn genre zorgde. | |
Een duistere hoofdstadNiklas Natt och Dag herneemt die sombere toonzetting. Historische romans over de achttiende eeuw spelen zich dikwijls af in de betere kringen en mogen dan graag benadrukken dat de elites toen niet alleen openstonden voor verlichte ideeën, maar zich ook wisten te omringen met geraffineerde luxe. Dat had in een Zweeds verhaal perfect gekund: Stockholm was zeker naar het eind van de eeuw naast (en wel na) Sint-Petersburg de meest noordelijke hoofdstad van de Verlichting en de Zweedse koningen hielden er schitterend hof. We merken er in 1793 weinig of niets van. De roman speelt zich vooral af in de meer armelijke buurten van de hoofdstad, die er natuurlijk ook waren en die zelfs, zoals in alle Europese grootsteden, uitgestrekter waren en meer bewoners herbergden dan de zeldzame betere districten. Ze leven er onder erbarmelijke omstandigheden: de verkrotte woningen staan langs nauwelijks geplaveide en stinkende straten, waar het 's nachts, ondanks progressieve reglementen die het anders stipuleren, dikwijls aardedonker blijft. De lezer kruist voortdurend verminkte bedelaars en monsterachtig misvormde of semi-demente kinderen, die, omdat hun ouders het niet kunnen missen, toch de straat op moeten als leurders. De gemiddelde levensverwachting ligt - overigens historisch correct - hoogstens rond en eerder onder de dertig. De vertegenwoordigers van de elite die we af en toe kruisen zien er evenmin fraai uit. Kleinere notabelen, zoals dominees, politiecommissarissen en dergelijke zijn bezig met hun eigen kleine zorgen, doorgaans merkbaar gesteld op geregelde porties brandewijn, en vellen overhaast de meest desastreuze vonnissen. De echte elites zijn nog ondermaatser: we maken ze nooit mee aan het hof of in geestig-verlichte conversaties, maar leren ze vooral kennen via de selecte club van de Eumeniden, die fondsen verzamelt voor de vele armen- en ziekenhuizen die de stad rijk is, maar die allereerst een dekmantel is voor een luxebordeel waar de leden hun perverse lusten kunnen botvieren. De bordeelhoudster zorgt ervoor dat ze voortdurend een gepast assortiment van prachtige en van afzichtelijke meisjes en schandknapen kan aanbieden en beweert zonder verpinken dat de plebejische detective die haar komt ondervragen nooit zal begrijpen dat de elites hun zware verantwoordelijkheden niet blijvend zouden aankunnen | |
[pagina 81]
| |
als ze die niet geregeld mochten kruiden met aberrant-prikkelende orgieën. Die verantwoordelijkheden worden intussen niet merkbaar genomen: de hoofdstad blijft er van de eerste tot de laatste bladzijde van de roman even ruig als onverzorgd bijliggen en het enige armenhuis dat we van binnenuit meemaken is zo miserabel dat het de Eumeniden bezwaarlijk veel gekost kan hebben. 1793 is een van de somberste boeken die ik ooit gelezen heb. De roman zit vol personages die wel weggelopen lijken uit een werk van Bosch of, dichter bij de behandelde periode, van Goya. De Eumeniden doen dan weer denken aan de geheime genootschappen die Sade rond dezelfde tijd verzon. Het verschil is dat ze bij le divin marquis, ook al behoren de leden ook bij hem tot de beste kringen, hun duistere driften moeten uitleven in de kelders van nagenoeg ontoegankelijke kastelen op de meest afgelegen plekken. Sade wist dat de horror die hij onvermoeibaar bedacht in de echte wereld weinig kans zou maken: de zeldzame keren dat hij het echt probeerde, brachten hem in de Bastille. In 1793 houden de Eumeniden ongestraft een hele hoofdstad in hun wurggreep. | |
De stervende detectiveHet cruciale verschil is natuurlijk dat Sade de gruwelijke wensenlijstjes van zijn personages principieel onderschrijft; de detective van 1793 is verontwaardigd over een misdaad die zijn gerechte straf niet mag ontgaan. Die morele verontwaardiging was in het traditionele detectiveverhaal niet altijd aan de orde: nogal wat detectives, waaronder de illustere trendsetter van Conan Doyle, zetten hun topprestaties vooral neer om hun superieure denkkracht en virtuositeit te demonstreren. Ze deden op hun manier aan kunst om de kunstGa naar eind1 (nog zo'n typisch negentiende-eeuws idee!) en voelden zich nauwelijks emotioneel of moreel betrokken bij wat ze ontdekten. Die afstandelijkheid werd in een aantal latere varianten van het genre op diverse manieren afgezwakt: de scandi noir, waar ik het gemakshalve bij houd, wou maatschappijkritisch zijn en klinkt daardoor alleen al minder neutraal. De rechercheurs die er de schandalen blootleggen zijn intussen dikwijls zelf eerder ruige klanten. De detective van 1793 is binnen die traditie een ongemeen zuivere idealist.Ga naar eind2 De roman wordt er niet minder somber door, omdat hij net illustreert hoe fundamenteel uitzichtloos zijn (en, vrees ik, impliciet alle) idealisme wel is. Cecil Winge is een jonge jurist, die al op de universiteit ging dwepen met de Verlichting en die met name de nodige ideeën heeft voor een rechtvaardiger justitie. Zijn morele rechtlijnigheid belet hem tegelijk zijn weg te vinden in de echte rechtbanken, waar hij op een zijspoor terechtkomt: hij wordt gecharterd wanneer meer fortuinlijke stu- | |
[pagina 82]
| |
diegenoten, die het wel gemaakt hebben en zich zijn briljante intelligentie herinneren, zijn hulp vragen om een bijzonder moeilijk raadsel op te lossen. Dat gebeurt dus ook als er bij het begin van de roman een lijk - letterlijk - boven water komt dat gruwelijk is toegetakeld: armen en benen afgezet, de ogen uitgestoken, de tong wegesneden. Als een eerste onderzoek uitwijst dat al die dingen gebeurd waren enkele maanden voor het lijk gedumpt werd en dat het slachtoffer dus een paar gruwelijke maanden achter de rug had, oordeelt de schout dat zo veel wreedheid niet ongestraft mag blijven en wordt Winge eens te meer opgetrommeld. Eens te meer, maar voor het laatst: Winge lijdt aan een slepende maar ongeneeslijke longziekte en spuwt geregeld bloed. Naarmate de tijd vordert, gebeurt dat alsmaar vaker. Aan het begin van het vierde en laatste deel ligt hij op zijn sterfbed en lijkt alles nog een kwestie van uren. Het worden een paar dagen, omdat hij een onverwacht document onder ogen krijgt dat zijn vastgelopen onderzoek nieuw perspectief geeft. De kick geeft hem de nodige energie om het nog af te werken. De laatste woorden van 1793 verwijzen naar een nieuwe, en naar alles laat aanzien fatale, bloeding. Het zal een eenzaam einde worden - Winge's ziekte had allang voordien zijn priveléven geruïneerd. Hij had met veel begrip gemerkt dat zijn jonge echtgenote troost zocht bij een gezondere vriend en probeerde dat oogluikend te dulden; wanneer hij het stel ongewild betrapt, beslist hij zijn huis in te ruilen voor een huurkamer waar zijn hoestbuien en zijn bloedingen niemand meer hinderen. Hij krijgt net de tijd om een ultiem raadsel te duiden. | |
Succes op het randjeDe dodelijke ziekte creëert een urgentie die de suspense nog versterkt. Ze wordt trouwens gedoubleerd door een andere urgentie omdat de schout die Winge aan het werk zette weet dat hij eerstdaags overgeplaatst zal worden. Het hof wil hem in de hoofdstad vervangen door een notoir corrupte figuur, die beter weet welke potjes hij discreet gedekt moet laten en die het dossier waar Winge aan werkt ongetwijfeld meteen zou seponeren. In de laatste hoofdstukken van de roman is de opvolger al onderweg om zijn functie op te nemen en wordt er een geraffineerd plan bedacht om zijn aankomst met een cruciale dag te verlaten... Het had het pathetische verhaal kunnen worden over de heroïsche strijd van een hoofdpersoon die zijn laatste krachten opoffert aan een nobel doel, maar het valt anders uit omdat Niklas Natt och Dag ons niet echt uitnodigt Winge te bewonderen. Hij blijft bij alle goede bedoelingen en intelligentie allereerst een loser, die er zowel qua carrière als privatim een puinhoop | |
[pagina 83]
| |
van maakte; zijn dodelijke ziekte oogt in die optiek bijna symbolisch en suggereert dat Gutmenschen gewoon niet voor het leven geschikt zijn.Ga naar eind3 Zijn gesprekspartners vinden hem, ondanks zijn briljante vernuft, dikwijls naïef en wereldvreemd. Het is typerend dat hij het bestaan van de Eumeniden pas lijkt te ontdekken als zijn laatste zaak hem al tamelijk vlug op dat spoor zet: veel van zijn collega's bij de politie kenden ze, ook al keken ze braaf de andere kant op, duidelijk allang... Het finale succes van zijn onderzoek berust trouwens op een opzichtig onwaarschijnlijke getuigenverklaring. Het onderzoek zit een tijd muurvast en komt pas echt op dreef wanneer de chirurgijnsleerling die onder dwang de gruwelijke amputaties moest uitvoeren, bij zijn zelfmoord een lijvig document nalaat. Het gaat om een soort dagboek in brieven, waarin hij zich richt tot zijn overleden zuster, en haar vertelt hoe hij weerloos aan de misdaad had moeten deelnemen. Als de horror hem blijft achtervolgen bedenkt hij op het laatste moment dat hij misschien iets kan goedmaken door de brieven, die hij uiteraard nooit naar het hiernamaals had kunnen verzenden en die samen een complete autobiografie vormen, aan de politie door te spelen. Winge leest de brieven aan de dode, zoals we al zagen, op zijn sterfbed en vindt er eindelijk een bruikbare aanwijzing. Natt och Dag, die het hoe dan ook aan zijn genre verplicht was zijn mysterie op een of andere manier op te lossen, kon moeilijk duidelijker aangeven dat het vertelde onderzoek zonder uitzicht op succes had moeten vastlopen en dat zijn hoofdpersoon, hoe sympathiek ook, zo goed als machteloos is in zijn strijd tegen het kwaad. | |
Wie wil revolutie?Hij slaagt er dus wel in zijn laatste dader te vinden, maar dat succes maakt, als men erover doordenkt, de globale ‘boodschap’ van 1793 nog somberder. De lezer zal het me, hoop ik, niet al te kwalijk nemen dat ik voor één keer de ongeschreven regel overtreed dat men bij het bespreken van een detectiveverhaal de afloop best zoveel mogelijk verzwijgt. De drijfveren achter de gruwelmoord die uiteindelijk aan het licht komen, hebben op een verwrongen manier te maken met de Franse Revolutie. De titel van de roman verwees er al naar: 1793 is, naast 1789, het beroemdste jaar uit die Revolutie, het moment waarop de eerst zo veelbelovende strijd voor de Vrijheid definitief lijkt om te slaan in een niets en niemand ontziende Terreur. Natt och Dag kent zijn klassieken en zal geweten hebben dat Victor Hugo in 1874 een roman met dezelfde titel publiceerdeGa naar eind4, die precies probeert die omslag te duiden. De nieuwe 1793 vertelt waarom er in Zweden geen revolutie uitbrak. | |
[pagina 84]
| |
Het had gekund. Winge had, zoals de meeste verlichte geesten in heel Europa en dus ook zeker niet als enige in Stockholm, gesympathiseerd met de aanvangsjaren van de Revolutie, die de idealen van de Aufklärung in de praktijk leken om te zetten. Veel sympathisanten bleven daarna lang hopen dat de gewelddaden die volgden betreurenswaardige maar misschien ook onvermijdelijke neveneffecten waren van zo'n radicale omslag. Of en hoe lang Winge dat ook deed, vernemen we niet: hij is in de roman vooral druk met zijn moordzaak. De Revolutie krijgt er wel veel aandacht in volkskringen: Stockholm is een stad vol ellende en dus vol opgekropte woede, die op elk moment in echte opstandigheid zou kunnen omslaan; de machthebbers posteren overal spionnen om de kleinste brandjes tijdig te kunnen uitstampen. De moderne lezer weet dat zij in hun opzet slaagden en vraagt zich af of ze zich geen nodeloze zorgen maakten; in 1793 krijgen we in elk geval de indruk dat het revolutionair élan in Stockholm niet veel verder komt dan gefluisterde kroegpraatjes. Er is in de roman wel iemand die heel nadrukkelijk hoopt op meer. De jonge dader van de gruwelmoord, Johannes Balk, die in de laatste hoofdstukken uitvoerig zijn verhaal doet, is de laatste afstammeling van een hoogadellijke familie. De jongeman is erfelijk belast en kreeg een harde en eenzame opvoeding: hij had nooit kameraden en alleen een stoet strenge huisleraren, die nooit lang bleven of echt om hem gaven en hem dus vooral eindeloze haatgevoelens tegen alles en iedereen bijbrachten. Na de dood van zijn vader onderneemt hij, zoals bij zijn stand past, zijn Grand Tour en belandt hij in revolutionair Parijs; hij is er een moment gevoelig voor het aanvankelijk enthousiasme, maar vermoedt al vlug dat het bevrijde volk, zonder het misschien helemaal te beseffen, vooral taalt naar een aanleiding om zich te buiten te gaan aan gruwelijke excessen. Zijn vermoeden komt uit als de Parijzenaars in de beruchte septemberdagen van 1792 de gevangenissen openbreken en honderden politieke gevangenen uitmoorden. Johannes bedenkt meteen dat het mooi zou zijn als zijn gehate vaderland ooit dezelfde geweldorgieën zou moeten doormaken. Het gruwelprogramma dat hij in zijn eenzame kasteel ongestoord kan afwerken is een provocatie die de lont aan het kruit moet steken. Hij rekent erop dat het afschuwelijk verminkte lijk gevonden zal worden en is helemaal verguld als hij verneemt dat Winge het onderzoek voert: hij kent zijn naam uit de krant en weet dat de verlichte jurist hem een eerlijk proces zal willen geven, waar hij als aangeklaagde ook uitvoerig het woord zal krijgen en dus omstandig zal kunnen vertellen hoe hij, als perverse aristocraat, een eenvoudige volksjongen uit pure slechtheid maandenlang gefolterd had. Het vreselijke verhaal moet de volkswoede doen overkoken en zo het Harmagedon losslaan. | |
[pagina 85]
| |
Onderschept door een leugenWinge weet dat te voorkomen, en dat moest ook. Een historische roman kan het bekende verloop van de geschiedenis bezwaarlijk veranderen. Het is bij dat al bepaald wrang dat deze gedreven idealist alleen echt scoort als het erom gaat een revolutie te vermijden. Johannes leert hem in feite zijn laatste en meest beslissende les, die erop neerkomt dat de revolutionaire Vrijheid, waar hij met heel verlicht Europa van had gedroomd, er alleen voor zorgt dat alle duivels vrij spel krijgen. Winge werkt daar dus liever niet aan mee. We mogen aannemen dat hij, als zijn ziekte hem daar al tijd voor zou laten, ook daarna niet veel meer zou voelen voor gedreven politieke activiteit. De manier waarop hij het onheil keert zet bovendien een ultieme domper op een andere droom. Winge blijft te principieel om een beklaagde, hoe evident monsterachtig ook, op zijn eigen proces het woord te weigeren en wil Johannes overtuigen, vrijwillig van zijn opruiende bekentenis af te zien. Het lukt als hij erin slaagt zelfs bij deze pathologisch vereenzaamde jongeman een gevoelige snaar te raken. Hij raadt doorheen een paar aarzelingen in zijn bekentenis dat Johannes het slachtoffer voor zijn provocatiemoord niet willekeurig koos. Het ging om een jongeman die bij zijn terugkeer in Zweden zijn eerste vriend ooit en waarschijnlijk (daar blijft de tekst onduidelijk over) zijn minnaar geworden was en die hem in elk geval graag naar zijn eenzame kasteel vergezeld had. De gelukkige weken die ze daar delen knappen bruusk af als Johannes in de papieren van zijn vriend het klad van een brief aan de politie vindt, die hem afschildert als een gevaarlijke sympathisant van de Revolutie: de eerste en enige was een van de vele spionnen die verdachte terugkeerders uit Parijs in alle Zweedse havens opwachtten en werd zijn intimus om hem te schaduwen. De ontgoocheling is vreselijk en leidt tot dito wraak; Johannes bedenkt pas later dat zijn crime passionnelGa naar eind5 hem meteen aan een corpus delicti helpt waarmee hij heel Zweden in vuur en vlam zal kunnen zetten. Winge brengt hem op betere gedachten door te vertellen hoe hij in de politie-archieven ontdekte dat het bij een onverzonden kladje gebleven was: hij vond er zelfs een brief van een paar dagen later, waarin de spion zijn lastgevers er net van probeerde te overtuigen dat Johannes helemaal geen revolutionaire ambities had. Hij had hem dus uiteindelijk niet verraden en zelfs naar best vermogen uit de wind gezet! Johannes is zo ontroerd dat zijn wraakzucht op slag verdampt. Hij voelt zich nu schuldiger dan ooit, maar beslist om voor zijn onherstelbare daad maximaal te boeten door de doodstraf stilzwijgend te ondergaan.Ga naar eind6 De ommekeer past bij een andere moderne trend, die zich ook in de late achttiende eeuw meldde. Er waren altijd ook nogal wat moderni die geen | |
[pagina 86]
| |
boodschap hadden aan politiek activisme of aan kapitalistische ondernemingsdrang en die liever investeerden in een emotioneel rijk privéleven. De historicus Philippe Ariès sprak in dat verband van een révolution du sentimentGa naar eind7. waardoor veel mensen zich op een nieuwe manier loshaakten uit ongeveer alle bredere sociale verbanden en alleen nog belang hechtten aan de intens beleefde gevoelsband met enkele zeldzame zielsverwanten. De gelukkige weken van Johannes en zijn vriend in zijn afgelegen familieslot passen bij die intimistische droom; we krijgen de indruk dat de idylle, als ze niet zo gruwelijk onderbroken was, zijn verziekte geest van zijn demonen had kunnen bevrijden. Zijn stille dood is een ultieme hommage aan die gemiste kans. De roman lijkt zo te eindigen op een romantische noot, die dan toch een kort moment positief klinkt. Ze wordt ongeveer onmiddellijk even genadeloos afgekraakt als al het andere. We vernemen een paar pagina's verder dat Winge zijn ontroerende revelatie gewoon verzon en zelf het bewijsmateriaal aanmaakte. Hij had in het politiearchief inderdaad rapporten van de spion gevonden en zijn handschrift zo goed mogelijk nagebootst om Johannes een beslissende laatste brief te kunnen tonen. De idylle was dus toch een leugen en Winge moest op zijn beurt liegen om een ramp te voorkomen.
Niklas Natt och Dag vervoegt met zijn debuutroman de vele eigentijdse romanciers die de grote dromen van de moderniteit terugfluiten. Het gebeurt deze keer niet, zoals in veel modale ‘postmoderne’ fictie, in een lichtvoetig ironisch register, maar in sombere toonzetting: 1793 gaat over een troosteloos-desolate wereld, waar de hoofdpersoon, als al zijn illusies geliquideerd zijn, alleen een eenzame dood voor de boeg heeft. Het boek is meeslepend geschreven en de plot maakt zoveel onverwachte bochten dat zelfs wie de afloop kent, de meeste van de virtuoos in elkaar gepaste peripetieën allicht nauwelijks minder spannend zal vinden. Vrolijke lectuur is het intussen niet. Niklas Natt och Dag, 1793, vertaald door Lammie Post-Oostenbrink, Prometheus, Amsterdam, 2018, 400 blz, 15 euro, isbn 9789044636819. |
|