| |
| |
| |
Franca Treur
Het evangelie van verandering
Zo nu en dan merk ik ineens weer hoe bizar christelijke verhalen klinken voor mensen die er niet mee zijn opgegroeid. Dan overvalt het me: heb ik dat ooit werkelijk geloofd? Dat we op aarde zijn om beoordeeld te worden op onze daden door een boze god die bloed wil zien omdat we tekortschieten?
Hoe kon ik ooit met grote zekerheid weten dat het leven hierom draait?
Mijn verbazing gaat niet over de existentiële kant van het verhaal. Ook is het niet zo dat het onbegrijpelijke inmiddels geen aantrekkingskracht meer op mij heeft, of dat het opgenomen zijn in een groter geheel mij niet langer interesseert. Het is meer, en ik bedoel dit niet neerbuigend maar uiterst serieus, het kinderlijke, primitieve van mijn oude geloof dat me nu bevreemdt en ook een beetje beschaamd maakt: het oordeel, gods linker- en rechterhand, de wonderen die ik voor historische feiten aannam, de vurige paarden en wagens waarmee de profeet Elia de lucht in ging, het driedaagse verblijf van Jona in de vis. De volkomen vanzelfsprekende overgave aan de idee dat voor god werkelijk niets te wonderlijk is.
Mijn excuus is natuurlijk dat je een kind alles kan wijsmaken. Een kind is uitgerust met een blind vertrouwen in zijn opvoeders. Hun wereldbeeld wordt automatisch overgenomen. Breng mij iemand met een zekere intelligentie, die atheïstisch is opgevoed, en op volwassen leeftijd denkt: ik heb het altijd fout gehad, maar nu weet ik zeker: Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven. Zo iemand bestaat niet, denk ik dan.
| |
| |
Het punt is dat die mensen er wél zijn. Persoonlijk ken ik er niet veel, maar het fenomeen bekeerlingen is een feit. En een intrigerende kwestie. Want wie kiest er nu bij vol bewustzijn voor een mythologisch verhaal dat wat waarheidsclaim betreft sinds de moderniteit maar matige papieren heeft? En waarin verschillen die mensen van mijzelf op het moment dat ik het roer radicaal omgooide en mijn bevindelijk-gereformeerde opvoeding afschudde?
Schrijver en presentator Stephan Sanders heeft zich recentelijk tot het christendom bekeerd en ik vind het opvallend hoe omzichtig hij over zijn nieuwe geloof schrijft. Hij kent natuurlijk de bezwaren. ‘Zodra je je inlaat met religie vliegen de gestolde interpretaties je om de oren. Exegeten die elkaar op leven en dood bestrijden, machthebbers die twijfel verdacht maken en hun gelijk met hoofdletters schrijven.’ Hij heeft het over schaamte en statusangst en citeert een hele hoop gewaardeerde en gecanoniseerde intellectuelen om maar niet betrapt te worden op een al te kinderlijk-simpel narratief. Wanneer hij zichzelf na lang eromheen draaien de hamvraag stelt of God echt bestaat of een verzinsel is, antwoordt hij dat hij dat niet meer belangrijk vindt: ‘De mensen die God bedachten, werden, terwijl ze daar meer bezig waren, ook weer uitgevonden door die God.’
Christenen beginnen altijd over Azië, waar op dit moment zo veel mensen tegelijkertijd tot geloof schijnen te komen. China wordt dan genoemd. En het is waar dat vooral born again-bewegingen in Azië een flinke voet aan de grond krijgen, al moet je voorzichtig zijn met cijfers in landen waar het christen-zijn door de staat wordt ontmoedigd, en inwoners hun geloof niet laten registreren. Schattingen worden gemaakt door christelijke organisaties die geneigd zijn die aantallen flink naar boven af te ronden. Daarbij moet de groei van het aantal christenen in China vooral worden verklaard door de migratie van arbeidskrachten uit arme landen zoals de Filipijnen, in combinatie met een hoog geboortecijfer.
Deze zomer las ik een nrc-artikel over het gebruik van de iftar-maaltijd door moslims tijdens de Ramadan. Dat is normaal gesproken een familiegebeuren, maar nrc wilde weten hoe bekeerlingen de vasten verbreken. Hun familie is doorgaans immers niet gelovig. Het verbaasde mij dat nrc zomaar vier nieuwe moslims wist te vinden. Maar zo gek blijkt dat niet te zijn, er zijn er in Nederland inmiddels naar schatting 17.000. Inderdaad was de iftar voor hen vaak een eenzame bedoening, al worden er steeds meer activiteiten voor hen georganiseerd.
Waarom bekeren mensen zich tot een geloof? Het antwoord hangt af van degene aan wie je de vraag stelt. Bekeerlingen zelf noemen over het algemeen de openbaring als belangrijkste oorzaak. Een voor het hart waar- | |
| |
neembare gebeurtenis, een overmand worden door iets wat brandt, straalt of zengt, een epifanie, een gevoel van vreugde, vrede, een persoonlijke wenk van God. (Nooit: een redenering, een dogma of een theorie.)
Psychologen zoeken de verklaring eerder bij jeugdtrauma's en de aantrekkingskracht van de religieuze vaderfiguur. Sociologen benadrukken de warme lokgroep van een gemeenschap die pretendeert te weten hoe de wereld in elkaar zit en hoe je een goed leven leidt. Historici signaleren trends die samenhangen met migratiegolven. De meeste bekeerlingen komen overigens uit een traditionelere kerk en sluiten zich aan bij een modernere levendige gemeenschap. Over hen heb ik het niet. Het gaat me om atheïsten die zich tegen de keer in laten betoveren.
In het NRC-artikel vertelden de bekeerlingen dat ze zich in de islam verdiepten vanwege een vriend, medestudent, kennis of collega die moslim was. Wat hun aantrok was de warmte, de onderlinge aandacht, de wekelijkse activiteiten, de mogelijkheid om tot een grote familie te horen. Spirituele redenen werden niet gegeven. Wel in andere artikelen. Nieuwe moslims hebben de afgelopen decennia op flink wat media-aandacht mogen rekenen. Men was op zoek naar of kwam in aanraking met een bewustere manier van leven, een meer zuivere manier van leven, het beteugelen van begeerten, een leven waarbij ‘alles op zijn plek valt’. Een verhaal waarin lijden en dood een plek krijgt en mogelijk zelfs ergens goed voor is.
Opvallend vaak was de bekeerling afkomstig uit een gebroken gezin, of was er iets traumatisch voorgevallen in de jeugd. De islam bood hun de mogelijkheid om een goed mens te worden (goed volgens helder geformuleerde maatstaven).
Een verlangen gekend te zijn, zegt pkn-dominee Elsbeth Gruteke in een interview in Trouw over het waarom van haar bekering tot het christendom als tiener [Protestantse Kerk in Nederland, red.]. Stephan Sanders spreekt verlangend over ‘Iemand die je hoort’. Schrijver Yvonne Zonderop: ‘ [...] het gevoel dat je in het streven steun en inspiratie ontleent aan een immense, autonome kracht buiten jezelf. De steun komt van buiten, je peurt hem niet uit jezelf.’ De tot het katholicisme bekeerde Britse schrijver Evelyn Waugh zegt het poëtisch: ‘Zonder geloof ben je een vogel, fladderend door een duistere ruimte, opbotsend tegen de ramen, terwijl de deuren naar de zon openstaan.’
Wanneer grotere aantallen zich bekeren, is een verklaring vanuit de maatschappij gewenst. De Amerikaanse socioloog Ann Swidler muntte het bruikbare concept ‘unsettled times’ om periodes in de geschiedenis aan te duiden waarin mensen niet langer handelen op basis van gewoonten en gezond verstand, maar volgens een bepaalde ideologie. Met unsettled times
| |
| |
doelt zij op tijden van revoluties en veranderende sociale verhoudingen. In unsettled times is een bekering een logische stap.
De geweldige hbo-serie The Leftovers laat dat bijvoorbeeld mooi zien. Na een grote mysterieuze ramp waarbij twee procent van de wereldbevolking plotsklaps in het niets verdwijnt, ontstaat er een wildgroei aan sektes en activiteiten om het geheimzinnige verlies te duiden, en te dragen, en om te dealen met de mogelijkheid van een volgende ramp. Of zoals het personage Laurie zegt: ‘om de echte gevoelens van gemis en onzekerheid niet aan te hoeven gaan.’
Leven we nu in unsettled times?
De decennia rond de vorige eeuwwisseling waren het in elk geval blijkens onderzoek van historicus Paul Luykx. Binnen de culturele elite - denk aan Jan Toorop en Frederik van Eeden - werden ineens veel mensen katholiek. Grote maatschappelijke veranderingen en emancipatoire sociale bewegingen als gevolg van industrialisatie maakten hen onzeker. De Eerste Wereldoorlog versterkte het gevoel dat de wereld bezig was ten onder te gaan, en men ging de Middeleeuwen zien als een periode van harmonie en duidelijke gezagsverhoudingen. Dat verzet tegen moderne ontwikkelingen dreef sommigen overigens ook richting fascisme.
Redenen voor bekeerlingen om zich bij een religieuze sekte aan te sluiten hebben haast altijd te maken met een gemis. Hen drijft een verlangen naar warmte, spiritualiteit, duidelijke leefregels, ascetisch geluk, bezieling, zin, troost of afleiding. Een medicijn tegen de wanhoop. Men zoekt naar een verhaal dat ingaat tegen het rendementsdenken, tegen de doodvermoeiende ratrace van het moderne leven, tegen het materialisme, tegen de mensheid als een verzameling data. Iets dat verzoent met lijden, met onze sterfelijkheid. Hij of zij ziet in de nieuwe gemeenschap een mogelijkheid voor een hoogwaardiger leven. Daarom willen zij daar graag bij horen. Dit type bekering is een wilsbesluit.
De omgekeerde weg is een heel andere. Degene die afscheid neemt van het geloof heeft de Waarheid en daarmee de zeggingskracht van zijn of haar met de paplepel meegekregen religie doorgeprikt. Waarom een willekeurig verhaal dat mensen zichzelf vertellen tot Waarheid verheffen? Waarom precies dat verhaal kiezen om zin en betekenis te geven aan je leven, en niet een ander verhaal? Waarom moet dat Boek met al zijn tegenstrijdigheden het kader zijn voor je morele handelen? Op welke gronden moet ik uit dat boek het ene gedeelte letterlijk opvatten en het andere metaforisch? Het afscheid is geen wilsbesluit, maar een besluit dat voortvloeit uit het gevoel verraden te zijn. Men meende ooit de waarheid in pacht te hebben, maar het bleek geen degelijk fundament te hebben. Je geloofsgenoten raden je aan, maar
| |
| |
gewoon aan te nemen dat het zo is, want dat is de kern van ‘geloven’. Maar dat kan je niet.
Het gevolg is een verlies van al datgene waarnaar de bekeerling juist op zoek was: warmte, duidelijkheid, zin en betekenis, een leven na dit leven waarin alles gecompenseerd zal worden. Dat is niet niks, en velen willen dat niet kwijt. Maar de waarde ervan devalueert, komt in een vals licht te staan. De pretenties van de groep worden aanmatigend. Ten slotte wordt het onhoudbaar om te geloven in en mee te doen met iets dat men ontmaskerd heeft.
Toen ik meldde dat ik niet meer kon geloven in God en in ‘de Waarheid alhier geleerd’, zeiden mijn vroegere geloofsgenoten: je zegt dat je het niet kan geloven, maar dat is niet zo. Ieder mens heeft een ingeschapen godskennis. Je wéét dus heel goed dat de Waarheid in de Bijbel te vinden is. Je wil gewoon niet geloven. Wat ik onvermogen noemde, was voor hen een wederspannig hart.
Maar de bekering naar ongeloof is geen wilsbesluit, tenzij men slechts genoeg heeft van de strenge regels waarmee hun sekte zich probeert te onderscheiden van andere groepen, wat overigens ook een volstrekt legitieme reden is om afscheid te nemen.
Hier zit wat mij betreft het cruciale onderscheid tussen hen die een geloof aannemen en hen die er een loslaten. De een is op zoek naar mogelijkheden en grijpt een strohalm vast. De ander is zwaar teleurgesteld dat zijn strohalm niet geworteld blijkt in een stevige bodem.
Literatuurwetenschapper Hans van Stralen las teksten van bekeerde schrijvers uit de tweede helft van de twintigste eeuw en constateerde dat ze hun bekeringsproces in hun teksten vaak reduceren tot een ‘turningpoint’ (alsof het geen proces was, maar van het ene op het andere moment gebeurde), naar het beroemdste bijbelse voorbeeld van Paulus op weg naar Damascus die een stem uit de hemel hoort en meteen van zijn paard valt. Na hun bekering treden bekeerlingen toe tot een andere taalfamilie (volgens de definitie van Ludwig Wittgenstein). De protestants opgevoede en tot het humanisme bekeerde Jean-Paul Sartre vervangt bijvoorbeeld in Les mots ‘zonde’ door ‘fout’, ‘Heilige Geest’ door ‘inspiratie’ en ‘God/de duivel’ door ‘de ander’.
Taal is ook belangrijk voor het moment van bezegeling: een belijdenis, doop of inwijdingsceremonie die plaatsvindt in de gemeenschap gaat gepaard met vaste oude formules. Diensten waarin deze plechtigheden plaatsvinden worden geregistreerd zodat men die op een later tijdstip kan herbeleven, want de bekering zelf is niets vergeleken met wat daarna komt. De sociologen Peter L. Berger en Thomas Luckmann zeggen hierover ‘The real thing is to be able to keep on taking it seriously; to retain a sense of its
| |
| |
plausibility. This is where the religious community comes in. It provides the indispensable plausibility structure for the new identity’ Ook objecten als heilige boeken, altaartjes, hangers en beelden helpen bij volharding in het pasverworven geloof. Dat zijn sacrale voorwerpen, volgens émile Durkheim geheiligd door de groep waartoe men is toegetreden.
Mensen die de omgekeerde weg bewandelen ontberen deze ‘bekrachtigers’. Zij hebben inwijdingsrituelen noch sacrale objecten en er is geen nieuwe gemeenschap die hen steunt. Integendeel, zij verlaten juist een gemeenschap en daarmee de familie. Behalve hun levensbeschouwing en hun ‘richtingsgevoel’, zijn ze ook hun thuisgevoel kwijt. Toen ik na mijn afscheid van het christelijke geloof naar Leuven vertrok voor een Erasmusuitwisseling en daar aanvankelijk nogal eenzaam was, zocht ik op een zondagochtend mijn heil nota bene in een protestantse kerk, terwijl ik die nu juist vaarwel had gezegd. Een oude routine. Ik voelde me daar overigens nog eenzamer, juist omdat ik niets meer met deze gelovigen deelde.
Niet zelden groeien bekeerlingen uit tot de meest fanatieke gelovigen, of ze worden zelf prediker, mogelijk om zichzelf te overtuigen. In The Leftovers zien we hoe de mysterieuze bekeerlinge Meg, gespeeld door Liv Taylor, na haar keuze voor de sekte van de Guilty Remnants verandert in een strijdlustige furie. Een aanzienlijk deel van de vrouwen die naar Syrië vertrokken had zich nog maar kort daarvoor bekeerd tot de islam. Criminoloog Marion van San relateert hun vertrek aan hun eenzame positie en de behoefte zichzelf en anderen te overtuigen van de juistheid van hun keuze. Jonge bekeerlingen hebben over het algemeen totaal geen netwerk om kennis over de islam op te doen. Die gaan het internet op en komen vrij snel terecht op allerlei radicale sites die talrijker zijn dan gematigde sites. Het lijkt erop dat ze willen laten zien dat ze een goede moslima zijn. Zodoende gaan ze meer en sneller dan anderen volgens de regels van de zuivere islam proberen te leven.
Het tweede seizoen van The Leftovers speelt zich af in het enige stadje op aarde waar tijdens de ‘Departure’ niemand is verdwenen. De gevolgen zijn borstklopperij van de inwoners, bizar hoge huizenprijzen en een tsunami aan pelgrims, die maandenlang buiten de afgesloten stad kamperen om een polsbandje te bemachtigen, zodat ze, eenmaal binnen, water uit het plaatselijke riviertje kunnen kopen. Wanneer dan op raadselachtige wijze ineens toch drie meisjes verdwijnen, worden er schuldigen gezocht, gaan mensen bij zichzelf te rade, bloeit bijgeloof zelfs bij de allernuchtersten.
Schuld is geloof ik hét thema van dit tweede seizoen. En het is begrijpelijk wat de schuldbeladen mens richting religie drijft. Je handelen ongedaan maken kan immers niet. Goedmaken ook vaak niet. Waar anders zijn nog
| |
| |
mogelijkheden tot boetedoening en vergeving? Een nieuw leven? De mogelijkheid door te leven?
De boze god met wie ik dit stuk begon is het antwoord op situaties waarin een mens verteerd wordt door schuld en schaamte, die niet door kan leven alsof er niets is gebeurd. Hij voelt dat er een offer moet worden gebracht, dat alleen genade hem nog kan redden. In dat kader moet je ook de recente trend zien van extreem zware inspanningen bij wijze van vrijetijdsbesteding. Gaan tot het uiterste om het afzien, om de pijn, al datgene waar we ons in het proces van secularisering collectief van hadden bevrijd.
Afscheid van het geloof was in mijn eigen geval ook een afscheid van de hoop op geschonken vergeving. Niet iets om maar even vaarwel te zeggen voor iemand die geleerd heeft in zichzelf niets goeds te zien. Waar moet je heen op momenten dat je niet meer in de spiegel durft te kijken?
Dat is leven, denk ik nu. Daarmee dealen. Met onherroepelijke fouten, onvergeeflijke daden. Echte, bedoel ik. Wie van zichzelf denkt dat hij slecht is, kan altijd wel iets vinden om zich schuldig over te voelen. Dat is aangeleerd gedrag, dat valt weer af te leren. Ook dat is leven.
Ik realiseer me dat ik dit schrijf volgens de formule: Toen dacht ik... Nu weet ik... Tijdens het lezen van de bekeringsverhalen stuitte ik op Amerikaans onderzoek dat liet zien dat alle bekeerlingen zo praten. Ze herdefiniëren hun verleden als problematisch en weten daar nu de juiste bron van schuld voor aan te wijzen. Ze dachten dat de oorzaak buiten hunzelf lag, maar nu weten ze dat ze zelf verantwoordelijkheid moeten nemen. Of, zoals in mijn geval: Ik dacht dat het aan mezelf lag, maar het is ook zeker het systeem waarin ik opgroeide. Er zijn nog meer kenmerken. Zo willen ze absoluut niet vergeleken worden met bekeerlingen van andere sektes. Ook laten ze de rol van bekeerling andere identiteiten (die van vader of moeder, broer of zus, student enzovoort) overschaduwen.
Mijn eigen levensgeschiedenis kenmerkt zich inderdaad door een voor en een na, en een kerkelijk gestuurd verleden, en al zie ik mezelf eerder als schrijver dan als bekeerling, mijn publieke identiteit hangt er wel degelijk mee samen. Dat laatste komt doordat een bekeerling zich altijd moet verdedigen. Over het algemeen laten gelovigen en ongelovigen elkaar volkomen onverschillig. Maar wie van groep verandert, pleegt verraad en moet zich verantwoorden. Daarbij voelt de bekeerling vaak ook de behoefte zijn of haar stap te verklaren.
Dergelijk onderzoek zet je toch een beetje in je hemd. Ineens blijkt dat je meest particuliere verhaal, namelijk dat je je losmaakt van je oude omgeving en elders op zoek gaat naar antwoorden op je vragen, jouw eigen eenzame avontuur, hetzelfde script kent als dat van eender wie zijn of haar leven ooit een keer heeft omgegooid.
| |
| |
In het recente Nederlandse televisieprogramma Kijken in de ziel vraagt journalist Coen Verbraak aan een mooi divers palet aan religieuze leiders of de wereld beter af zou zijn als iedereen op aarde zich zou bekeren tot zijn of haar godsdienst. Niet iedereen antwoordt daar volmondig ‘ja’ op. ‘Alsjeblieft niet,’ zegt de rabbijn zelfs, wat ook weer te denken geeft. Boeddhistisch leraar Jotika Hermsen denkt juist van wel. De ware boeddhist kenmerkt zich volgens haar door mededogen en wijsheid, en de samenleving zou ervan opknappen als iedereen daarvan iets meer bezat.
Maakt bekering tot het boeddhisme je echt een beter mens? Overschat je dan niet de waarde van de bekering? De schoonheid, de importantie zit hem, denk ik nu, in het stadium dat daaraan voorafgaat. Zowel degene die zoekt als degene die juist vraagtekens zet, is bezig de eigen waarheden te bevragen. Dat is de mooie kant van dit verhaal. Het mooist is het wanneer de bekeerling dat zoekende weet te behouden, wanneer de bekering niet slechts tot doel heeft van de onprettige toestand van twijfel en fundamentele onzekerheid verlost te worden. Want de zoekende mens verbindt, terwijl geloof zonder twijfel een dogma wordt, en dogma's verhinderen dat je bij de andersgestemde medemens iets moois herkent.
|
|