| |
| |
| |
Thomas Merton
Verontschuldigingen aan een ongelovige
Dit wordt geen gemakkelijk deuntje dat ik ga zingen. Allereerst is het niet een van die nummers die momenteel populair zijn. Nog minder is het oud en afgezaagd. Maar ik denk dat u al achterdochtig wordt. Daar hebt u overigens alle recht toe. U zou achterdochtig moeten zijn! Dat is het eerste wat ik te zeggen heb. Niet dat het voor u nodig is dat ik dit zeg, maar misschien heb ik het zelf wel nodig.
Hoe dan ook, wanneer u het woord ‘verontschuldigingen’ wantrouwt en wanneer u denkt dat ik u ga lastigvallen met een of ander verweerschrift, dan kunt u gerust zijn. Met het woord ‘verontschuldigingen’ bedoel ik niet meer dan wat het woord zegt. Ik begrijp dat ik op uw tenen heb gestaan, maar daar stap ik nu eindelijk van af met deze gestamelde zinnen.
‘Maar wie’, zult u zeggen, ‘bedoel je nou met “ik”? Bedoel je “de Gelovige”? Bedoel je je Kerk? Bedoel je de geestelijkheid? Bedoel je je kloosterorde? Of bedoel je alleen maar jezelf?’.
Allereerst ben ik niet gerechtigd om namens wie dan ook te spreken, behalve namens mezelf. Ik ben er nogal zeker van dat wat ik wil zeggen niet beaamd zal worden door veel geestelijken en het is zeker niet de officiële leer van de katholieke kerk. Anderzijds neem ik mijn eigen geloof serieus en ik ben niet voor niets priester. Ik ben een gelovige, maar niet van het agressieve soort. Deze dingen zou ik niet zeggen wanneer ik niet ten diepste ervan overtuigd zou zijn dat ze waar zijn. Ook ben ik me ervan bewust hoe onbelangrijk het is om alleen maar een respectabele en onverstoorbare ‘Gelovige’ te zijn met een grote ‘G’.
| |
| |
Ik verontschuldig me dus voor de ongepastheid en vrijpostigheid van zoveel dat, in naam van religie, aan u is opgedrongen. En dat doe ik niet alleen omdat ik, en velen met mij, zich hierover schamen, maar omdat het mij voorkomt als een vervalsing van religieuze waarheid. Stiekem ben ik u er eigenlijk dankbaar voor dat u geweigerd hebt al die arrogante dictaten die ze aan u hebben opgedrongen te accepteren. Hier merkt u dat ik de neiging heb om me te distantiëren van de gelovigen met een grote ‘G’ en dat ik zelfs een beetje naar uw kant neig, niet omdat ik niet zou geloven, maar omdat de dingen aan uw kant mij een beetje stiller en wat minder ondoordacht lijken te zijn.
Hoe dan ook, ik spreek absoluut vanuit de christelijke kant van het hek, waarbij ik me enerzijds identificeer met de andere gelovigen - katholiek en protestant - maar me anderzijds ook het recht voorbehoud om met hen van mening te verschillen en zelfs om hen een beetje te beledigen. Op deze wijze spreek ik tot u - een ongelovige, of in ieder geval iemand die niet in staat was datgene te slikken wat ik blijkbaar zonder enige moeite heb verslonden.
Ik denk dat de tijd gekomen is (in ieder geval voor mij) om een nieuwe houding aan te nemen in onze relatie, ook al interesseert u zich waarschijnlijk iedere dag steeds minder voor wat ik zo verslonden heb en ook al verontschuldig ik me in feite voor het feit dat men nog steeds op zo'n overdreven manier bezig is met de verschillen tussen ons.
Laten we nu uw identiteit verhelderen. Ze zeggen dat u een ongelovige bent, maar u bent geen professionele en militante ongelovige. De militante ongelovige is in feite een gelovige, of misschien een gelovige-in-de-achteruit. Door uw ongeloof schijnbaar in twijfel te trekken wil ik u absoluut niet bevoogden - het zou overigens technisch nauwkeuriger zijn om te zeggen dat u een Niet-gelovige bent in plaats van een Ongelovige. U bent iemand die het geloof noch verwerpt, noch accepteert. Eigenlijk bent u gestopt erover na te denken, omdat de boodschap van het geloof u niet bereikt, u niet interesseert en helemaal niets met u te maken heeft. Of als het u toch bereikt en het u enigszins relevant lijkt, dan begrijpt u nog altijd niet hoe zoiets als goddelijke openbaring kan bestaan. Het begrip ‘openbaring’ heeft voor u geen betekenis.
Het is tot u dat ik nu, met alle eerlijkheid die in me is, zeg dat men u zwaar beledigd heeft. Eeuwenlang hebben gelovigen er een gewoonte van gemaakt u te beschimpen en te minachten. Hebben ze dat misschien gedaan om zichzelf te wapenen tegen hun eigen verborgen twijfels? Geloven al deze gelovigen in God, of zijn ze eerder vastberaden om te geloven dat ze zelf gelovig zijn? Bent u - de ongelovige - nuttiger voor hen in deze vrome praktijk dan God zelf?
| |
| |
Niet alleen beweren ze alles over u te weten, ze matigen zich aan om de verborgen zonden bekend te maken die (volgens hen) uw ongeloof verklaren. Zij doen hun best om u onzeker te maken, om u te vertellen hoe ongelukkig u bent - alsof u hen daarvoor nodig zou hebben en alsof ze zelf gelukkiger zijn! Ze verzinnen duizenden mythen over u en na u met schaamte en schande te hebben overladen zijn ze verbaasd dat u niet op hen toesnelt voor troost. Wanneer ze hun onvermogen door hebben, proberen ze een andere aanpak. Tegenwoordig spelen ze het spel van ‘God is dood’. Maar neem dit niet al te serieus. Dit is alleen maar een andere kaart in een ideologisch kaartspel en wat ze uiteindelijk willen is hetzelfde als daarvóór: u in hun kerken krijgen. Zelf moet ik toegeven dat mij ontgaat hoe de claim ‘God is dood’ een argument zou zijn om naar de kerk te gaan.
Op deze plek wil ik, in ieder geval in mijn eigen naam, openlijk afstand nemen van alle tactische, klerikale en afwerende ideeën over de oprechtheid van uw niet-gelovig zijn. Ik heb niet de intentie me te bemoeien met uw geweten. Ik wil niet insinueren dat u ‘spirituele problemen’ hebt die ik wel zie maar u niet, integendeel. Ik schrijf dit slechts met één doel: me te verontschuldigen voor het feit dat u iedere dag en ieder uur met beledigingen werd en nog steeds wordt overladen door een heel scala van gelovigen, fanatiek of redelijk, klerikaal of leek, godsdienstig of ongodsdienstig, vooruitstrevend of ouderwets.
Ik geloof dat deze verontschuldiging verlangd wordt door het respect dat ik zelf heb voor mijn eigen geloof. Wanneer ik geloof dat het mijn eerste plicht is als christen mijn medemens lief te hebben en te respecteren in zijn persoonlijke broosheid en verwarring, in zijn unieke levensweg en in zijn behoefte aan vertrouwen, dan denk ik dat de weigering hem met rust te laten, het onvermogen om hem aan God toe te vertrouwen en aan zijn eigen geweten, en de hardnekkigheid om hem als persoon af te wijzen, tenzij hij het met me eens is, dat dit een teken is dat mijn eigen geloof ontoereikend is. Als ik zo handel, geloof ik niet in de liefde van God voor de mens, maar wil ik gewoon mijn eigen ideeën opleggen aan de ander. Terwijl ik beweer de waarheid en mijn medemens lief te hebben, houd ik in werkelijkheid alleen maar van mijn eigen spirituele zekerheid en gebruik ik het evangelie als een motief om mezelf te rechtvaardigen.
Laat ik hier heel duidelijk over zijn: de drukte en het gekrakeel van tegenwoordig over de vraag of God nu wel of niet dood is, over de vraag of de kerk (of kerken) de twintigste eeuw zullen overleven en of de kerk de aandacht van de moderne mens terug kan winnen (door gitaarspel of liturgisch gefröbel), lijken me allemaal nogal banaal en niet ter zake. Waar authentiek religieus engagement verwordt tot een verkooptruc, wordt het een belediging voor de eerlijke levensweg van al die mensen. Eerlijk gezegd
| |
| |
denk ik dat u het volste recht heeft om niet lastig gevallen te willen worden door dit soort onbenullig religieus theater.
Dit vraagt natuurlijk veel meer uitleg dan ik hier kan geven. Zo heb ik bijvoorbeeld niet de intentie vraagtekens te zetten bij alle pogingen tot religieuze vernieuwing. Als ik ook maar een moment zou twijfelen aan het feit dat het christendom springlevend is en zich ontwikkelt, zou ik er niet eens aandacht aan besteden. Toch denk ik dat veel van het gedoe, de argumenten en publiciteit waarin de vernieuwing zich probeert te uiten, erg tweeslachtig is. Proberen de gelovigen zichzelf te overtuigen van hun bijzonder belang door een nieuw imago van zichzelf te verkopen? Volgens mij is de kwestie van religieuze vernieuwing helemaal niet zo relevant voor u als het gepubliceerde kerkelijk nieuws suggereert. Ik waardeer uw soms sympathieke nieuwsgierigheid, uw voorzichtige gestes van goedkeuring. Toch denk ik dat nog steeds te veel kerkmensen de ijdele hoop koesteren dat de verschillende kerkelijke instellingen een dominante rol in de maatschappij zullen blijven spelen. Ik betwijfel dat sterk! Ik denk dat het bestaan van de christen in de moderne wereld steeds marginaler zal worden. We zullen ‘diaspora’- christenen worden in een oprecht verwereldlijkte en niet-gelovige maatschappij. Dit is niet noodzakelijkerwijs zo tragisch als het klinkt, wanneer ik dat bijvoorbeeld afmeet aan de kwaliteit van de christenen uit TsjechoSlowakije die ik heb ontmoet!
Zoals u ziet verontschuldig ik mij omdat u moet lijden onder onze illusies.
Dat maakt het leven er voor u niet gemakkelijker op, vooral wanneer - wat zou kunnen - ‘geloofsovertuigingen’ voor u zoveel betekenis hebben dat u zich wel twee keer bedenkt voor u er een aanneemt. U aarzelt om te geloven zonder motieven die voor u waardevol genoeg zijn voor zo'n hachelijke betrokkenheid. Anderen zijn daarin minder scrupuleus. Zij hebben de luxe van een vredig geweten tegen een lage prijs en kunnen daarnaast ook nog op u neerkijken. (Wat maakt hen zo zeker dat zij Gods goede vrienden zijn en u dat niet bent? Sommige, mij bekende, theologen beginnen een andere toon aan te slaan. Ze zeggen dat u misschien wel dichter bij God staat en mogelijk meer ‘gelovig’ bent dan velen van ons. Dit is overigens niet nieuw. Paulus zei ook zoiets tegen de Atheners!)
Er was een tijd dat wij u overal achtervolgden met waterdichte argumenten voor een religie waarin u, zoals bleek, niet geïnteresseerd was. We namen aan dat u zich hierdoor schuldig maakte aan kwade trouw. De scherpe inzichten van iemand als Sartre hebben ons nog niet zo lang geleden eraan herinnerd dat het bij voorbaat kennen van alle antwoorden op zichzelf een bewijs kan zijn voor kwade trouw. Sommigen onder ons zijn routineuze argumentaties nogal hol gaan vinden. Blijkbaar is helder inzicht
| |
| |
een zaak van onderzoek en afgewogen oordeel, niet van emotie. Toch zijn dergelijke inzichten niet het gevolg van argumenten en ook kunnen ze niet door middel van debat erin worden gestampt. Als we minder hadden gedebatteerd, zou u misschien beter in staat zijn geweest om deze inzichten te ontvangen in de stilte van uw eigen geweten. Geloof ontstaat door horen [Romeinen 10:17] zegt Sint-Paulus, maar door het horen van wat? Het geschreeuw van de slangenbezweerders? De troostende gemeenplaatsen van de religieuze bedienaar? Je moet eerst in staat zijn om te luisteren naar de ondoorgrondelijke grond van je eigen bestaan en wie ben ik om te beweren dat uw terughoudendheid over religieuze betrokkenheid niet deze manier van luisteren in u beschermt?
De ‘afwezigheid van God’ en de ‘stilte van God’ zijn in de moderne wereld niet alleen overduidelijk aanwezig, maar het zijn feiten met een diep religieuze betekenis.
Wat betekenen deze metaforische uitdrukkingen? Ze verwijzen duidelijk naar een ander metaforisch concept, het concept van ‘communicatie’ tussen mens en God. Beweren dat ‘God afwezig is’ en ‘God stil is’ betekent dat het vertrouwde concept van ‘communicatie’ tussen mens en God is afgebrokkeld. En wanneer u een niet-gelovige bent geldt dat des te meer, omdat een dergelijke communicatie voor u ongeloofwaardig is. Anderzijds hebben wij steeds volgehouden dat communicatie met God geloofwaardig is en ook feitelijk plaatsvond: wanneer wij spraken, sprak God. De manier waarop we dit steeds maar weer hebben gezegd, heeft jammer genoeg weinig ertoe bijgedragen om dit idee voor u acceptabel of zelfs voorstelbaar te maken. Wij blijven maar beweren dat wij en God elke morgen, middag en avond met elkaar omgaan via een gesloten tv-circuit. Deze vrome metaforen zijn binnen bepaalde grenzen toelaatbaar, maar om ze aan u op te dringen grenst aan godslasterlijke waanzin. De wijze waarop wij zelf spreken (voor velen van ons nog steeds adequaat) is dus steeds meer een belangrijk element geworden in de afwezigheid en de stilte van God. Komt het wel in ons op dat we, in plaats van Hem te openbaren, Hem verhullen? In feite heeft het Tweede Vaticaans Concilie dit formeel toegegeven. In de Constitutie over de Kerk in de Wereld lezen we dat ‘Gelovigen in belangrijke mate schuld kunnen hebben aan het ontstaan van het atheïsme’ wanneer ze door hun gebreken ‘het ware gelaat van God en de godsdienst verduisteren in plaats van dit helder te doen uitkomen’. (nr. 19)
Hoe je deze afwezigheid en deze stilte van God ook wilt zien, ze moeten geaccepteerd worden als primaire religieuze feiten voor onze tijd. Het heeft geen zin ze te proberen ontkennen, te doen alsof ze misschien helemaal niet zijn gebeurd, dan wel er iemand anders de schuld van te geven. Hoezeer ik ook zou willen dat anderen mijn geloof zouden delen - en dat zou ik echt
| |
| |
willen - het heeft geen zin om daarvan zitten te dromen, wanneer ik in feite leef in een wereld waarin God stil is, waarin Hij blijkbaar niet aanwezig is, waarin de gebruikelijke routines die bedoeld zijn om Zijn aanwezigheid te vieren de spirituele leegte alleen maar pijnlijker maken. Sommige christenen klampen zich nog steeds wanhopig vast aan het idee dat je alles verliest wanneer je dit allemaal toegeeft.
Toegeven dat dit een wereld is waarin God niet lijkt te spreken, is geen afwijzing van geloof, het is gewoon het accepteren van een existentieel religieus feit. Het zou niemand moeten verontrusten die weet dat de stiltes van God ook boodschappen zijn met een duidelijk eigen betekenis - getuige de Bijbel en de mystici. En deze betekenis is niet per se geruststellend. Een van de dingen die het bijvoorbeeld zou kunnen inhouden is een veroordeling van de zelfingenomenheid van degenen die op zichzelf vertrouwen, omdat ze aanzien hebben en deel uitmaken van de ‘gevestigde orde’. Het zou een veroordeling kunnen inhouden van hun stelligheden en het zou erop kunnen wijzen dat door God veel dingen worden gezegd in een taal die we nog moeten leren ontcijferen. Het is niet zo dat er nieuwe dogma's moeten worden onthuld, maar misschien worden ons belangrijke dingen, die we zouden moeten weten, verteld op een nieuwe en verwarrende manier. Misschien staren ze ons aan en zijn we niet in staat ze te zien. In dergelijke situaties wordt in profetische taal gesproken van de ‘stilte van God’.
Wanneer je je keert tot zo'n wereld waarin elke andere stem wordt gehoord behalve die van God en wanneer je alleen maar nóg een stem toevoegt aan de al bestaande herrie - namelijk de stem van jezelf - dan verwaarloos je de dreigende werkelijkheid van een crisis die misschien wel apocalyptische vormen heeft aangenomen. Wanneer de katholieke kerk zich ‘keert’ naar een dergelijke wereld, denk ik dat zij de ernst van haar hachelijke positie ongemoeid wil laten en maar weinig wil luisteren. De plechtige vervloekingen van het Eerste Vaticaans Concilie verschillen enorm van de meer gematigde en sympathieke oproepen voor een dialoog van het Tweede Vaticaans Concilie.
Mijn verontschuldiging kan als volgt worden samengevat: wij, de zogenaamde gelovigen, hebben aangenomen dat we altijd gelijk hebben en dat jullie fout zaten; wij wisten het en jullie niet; wij konden het jullie allemaal vertellen, maar jullie wilden niet luisteren. Ik ben er vast van overtuigd dat we geroepen zijn om de boodschap van het evangelie te verkondigen, maar ik denk dat het verstandiger is om die boodschap over te brengen in een dialoog. De helft van het spreken is luisteren en luisteren houdt in dat de andere spreker ook iets te zeggen heeft.
Ik weet dat u, in de huidige situatie, deze bekentenis niet vertrouwt. Er zijn nog steeds heel veel christenen die de dialoog tussen de gelovige
| |
| |
en de ongelovige min of meer zien als die tussen de ouderwetse psychotherapeut en zijn cliënt. De ongelovige is een gek naar wie geduldig moet worden geluisterd totdat hij milder is gestemd (zijn ‘vertrouwen is gewonnen’). Daarna kan hij op een tactvolle wijze ertoe gebracht worden de juiste antwoorden te ontdekken.
Zonder iets af te doen aan de waarheid van het evangelie en aan de bevoegdheid van de Kerk om de boodschap van Christus uit te leggen en te interpreteren, moet die boodschap worden begrepen in een authentieke, menselijke situatie. In deze situatie ontmoeten mensen elkaar als mens, dat wil zeggen als gelijke, als ‘elkaars dienaar’. Gelijken luisteren naar elkaar, omdat ze elkaar respecteren en meeleven met elkaars problemen.
Mijn eigen bijzondere taak in mijn kerk en in mijn wereld is die van eenzame ontdekkingsreiziger geweest, die, in plaats van direct achter de laatste mode aan te hollen, verplicht is te zoeken naar de existentiële diepten van het geloof in zijn stiltes, in zijn dubbelzinnigheden en in de zekerheden die dieper liggen dan de bodem van de angst. Er zijn in deze diepten geen eenvoudige antwoorden of pasklare oplossingen voor problemen. Het is een soort onderwaterbestaan, waarin geloof soms op een mysterieuze manier de gedaante aanneemt van twijfel. Dan moét je eigenlijk twijfelen en de traditionele en oppervlakkige vervangingsmiddelen verwerpen die de plaats van geloof hebben ingenomen. Op dit niveau is het onderscheid tussen gelovige en ongelovige opeens niet meer zo glashelder. Het is niet zo dat sommigen gelijk hebben en anderen niet, allen zijn verplicht op zoek te gaan en zich oprecht open te stellen. Tot op zekere hoogte is iedereen een ongelovige! Alleen wie dit feit volledig ervaart, aanvaardt en beleeft is in staat de eenvoudige boodschap te horen van het evangelie, of van welke andere religieuze leer ook.
Het religieuze probleem van de twintigste eeuw is niet te verstaan als we het alleen maar beschouwen als een probleem van ongelovigen en atheïsten. Het is ook, en misschien wel vooral, een probleem van gelovigen. Het geloof dat koud geworden is, is niet alleen het geloof dat de ongelovige is kwijtgeraakt, maar ook het geloof dat de gelovige heeft behouden. Dit geloof is maar al te vaak te star geworden, of te complex, te sentimenteel, te dwaas of te vrijpostig. Het is verdwaald in bepaalde voorstellingen en onwerkelijkheden, het is verstrooid geraakt in pontificale en organisatorische regels of is verdampt in activisme of gewoon gezwam.
Het meest hoopvolle teken van religieuze vernieuwing is de authentieke oprechtheid en openheid waarmee sommige gelovigen dit beginnen in te zien. Precies op het moment dat het erop leek dat zij zich zouden moeten organiseren voor een fanatiek achterhoedegevecht, laten deze gelovigen hun verdediging, hun trots en hun wantrouwen vallen. Ze realiseren zich
| |
| |
dat een geloof dat bang is voor anderen helemaal geen geloof is. Een geloof dat zichzelf in stand houdt door anderen te veroordelen, is zelf al veroordeeld door het evangelie.
Bron: Thomas Merton, ‘Apologies to an Unbeliever’, in: Thomas Merton, Faith and Violence, University of Notre Dame Press, Notre Dame, 1984 (1968), blz. 205-215. Het verscheen eerder in Harper's Magazine, november 1966, blz. 36-39. De Nederlandse vertaling werd gemaakt door Willy Eurlings en werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Contactblad Mertonvrienden 30, 2016, 4, blz. 4-13, waarvoor wij de heer Eurlings en de Stichting Mertonvrienden zeer erkentelijk zijn.
|
|