in hun gezicht te zeggen, hen aan te raken, over hen heen te kruipen. De choreografie die ontstaat is geen mélange van oud en nieuw, maar zorgt voor verscherpt bewustzijn: een tableau vivant zoals de beruchte Abu Ghraib-foto uit 2003 - opeengestapelde gevangenen in Irak - is juist provocerender in deze psychedelische chaos, opgezweept door een overweldigende soundtrack, Love reign o'er me van The Who (1973) - met loops en talloze andere effecten, bijna een uur elektrische jazz. Nergens nostalgie in Paradise Now (1968-2018), zoals dit herbezoek heette, wel een volgehouden poging om de onmacht van de geest minstens te relativeren met lichamelijke kracht: zoiets kan alleen theater, toch?
Een reconstructie-met-commentaar van een heel andere orde, ook op het KunstenfestivaldesArts, was La Reprise: Histoire(s) du théêtre (1) van Milo Rau, die dit seizoen begint als artistiek leider van het ntgent. Met Johan Leysen, Sara De Bosschere, Sébastien Foucault, acteurs waarmee hij werkte in zijn Europe Trilogy - over de manier waarop gewelddadige (geo)politiek persoonlijke levens raakt - en zeer inspirerende amateur-toneelspelers - Suzy Coco, Fabian Leenders en Tom Adjibi - bezint hij zich over de homofobe moord op Ihsane Jarfi, in Luik, 2012. Vergelijkbaar met zijn Dutroux-project van twee jaar geleden (Five Easy Pieces), toen met kinderen, nu met volwassen spelers. Het blijft niet bij een verontwaardigde kreet over geweld en sociale desintegratie - de neergang van de metallurgie in het Luikse, en de lege ruimte die blijft - maar Rau peilt ook naar de normen om dit soort verhaal te vertellen, met de gebruikelijke theatermiddelen. Het is een wat krampachtige oefening, soms net te kinderlijk, soms juist zeer theoretisch, maar dat verzinkt allemaal in het niet bij de reconstructie zelf, die naar de keel grijpt. En dan wordt er toch iets duidelijk, over al die meta-theatrale context: de behoefte, eigen aan elke kunstenaar, om conflict - drama in de meest letterlijke zin - te esthetiseren, fraaier te maken dan het is, stuit op zijn grenzen. De letterlijkheid van de reconstructie is pijnlijk, niet omdat het nagebootste gebeuren zélf zo pijnlijk is - dat is het uiteraard - maar omdat de schoonheid die ontstaat zo ondraaglijk is. Over die ondraaglijkheid gaan alle meta-theatrale oefeningen, de casting van de amateurs, de beschroomde naaktheid van oude lichamen, de wrange grapjes van de lookalike van Ihsane Jarfi (Tom Adjibi) over zijn huidskleur, de pose van Johan Leysen als geest van Hamlet. Misschien iets te veel een theaterles,
maar dan zonder het gevoel dat theater zo nodig ‘kunst’ moet zijn. Milo Rau ziet La reprise als een onderzoek naar de theatergeschiedenis dat enkele jaren zal duren. Je hebt even de indruk dat je al bij het ‘einde van de geschiedenis’ beland bent.
Ten slotte dit. Het begrip ‘politieke correctheid’ vermijd ik liefst, omdat het ooit opdook, ergens in de jaren 1980 bij fascistoïde maar ook zeer mediatieke dominees die aan de oorsprong lagen van de ondermijnende pseudo-journalistiek - met Fox News als vlaggen-