zijn doen uitzonderlijk, omdat het rechtstreeks de politiek opvoert. Of beter, ‘het politieke’, wat in het Frans le politique heet, in tegenstelling tot la politique - het laatste met de bijklank van kortzichtigheid. Deze productie is de eerste van een reeks over de Franse Revolutie, enkel de ingewijden weten hoeveel delen er nog volgen. Deze eerste episode, vierenhalf uur theater, toont de implosie van de monarchie, onder druk van de gebeurtenissen op straat, in het eerste halfjaar dat volgt op de bijeenroeping van de Staten-Generaal die het dreigend bankroet van het ancien régime moet afwenden. Omdat er een diepe impasse ontstaat op die vergadering - adel en clerus willen niet aan hun (fiscale) privileges laten raken - roept de ‘derde stand’ zich uit tot het enige lichaam dat representatief is voor de natie. Leden van adel en clerus mogen zich aansluiten, individueel. Deze nieuwe Assemblée, gebaseerd op het beginsel van volkssoevereiniteit, begint meteen te palaveren over een grondwet, over mensenrechten en over burgerrechten. Maar het ongeduld van de straat, in de arme Parijse wijken, is nóg groter dan bij de nieuwe politieke elite: zij roepen hun vertegenwoordigers ter verantwoording, zij willen brood op de plank, zij zoeken veiligheid. Omdat de Assemblée de kunst van de politiek niet echt in de vingers heeft - hoe zouden zij, naar eeuwen absolute monarchie - escaleert het conflict. De koning is in deze strijd een dubbelzinnig icoon: enerzijds belichaamt hij de gehate privileges, maar anderzijds staat hij - toch nog even - symbool voor de eenheid van de natie, als paternalist die zijn onderdanen, over de hoofden van de standen heen, recht in de ogen kan blijven kijken. Hij is zelfs bereid om zijn hof van Versailles naar Parijs te verplaatsen om aan te voelen hoe de échte
bevolking leeft - weliswaar achter veilige paleismuren. En tot deze theatrale vorm van politiek mededogen niet meer werkt. Dat échte einde - poging tot vlucht uit Parijs, uitroeping van de republiek, onthoofding van de koning - krijgen we bij Pommerat nog niet te zien, maar het beeld van Louis xvi aan de biljarttafel is een beeld van machteloosheid.
Ça ira (1) Fin de Louis toont, behalve koning Louis xvi, alleen figuren zonder naam - zoals de koningin - of met fictieve namen. Geen Mirabeau, Sieyès, Robespierre of andere historische ‘helden’ van de Revolutie dus, ook geen Bastille of andere legendarische slagvelden. Enkel debat, in de Assemblée, in de gemeenteraad, op straat, soms de intimiteit van de koninklijke vertrekken waar politiek en familiale besognes door elkaar lopen. En eigenlijk is de hele zaal in een parlementair halfrond veranderd. Naast de twintig acteurs die ongeveer zestig rollen spelen, zijn er nog een veertig luidruchtige figuranten die, tussen de gewone toeschouwers gezeten, vanuit de zaal hun mening luchten in slogans, kreten van verontwaardiging en triomf, die meevechten om de macht over het spreekgestoelte - een microfoon, midden op het podium, meer niet - en dus over de definitie van de ‘rechten van mens en burger’. En telkens is er dat volk dat