Streven. Jaargang 85
(2018)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 292]
| |
De generositeit van het les-gevenMensen maken boeken. Maar boeken herscheppen evenzeer de bedenkers ervan. Teksten genereren immers onvermoede betekenissen of ontsluiten een verrassend perspectief voorbij de bewuste bedoeling van de auteurs. Zo bijvoorbeeld de - ook pas naderhand vastgestelde - paradox tussen de cover en de slotalinea van onze eind vorig jaar verschenen essaybundel Vorming door onderwijs. Humaniora tussen verleden en toekomst.Ga naar eind1 Op de omslag prijkt ‘De zaaier’ van Vincent van Gogh (1888, Kröller-Müller Museum, Otterlo), het gloedvolle en indringende doek waar de schilder zelf zo lang met spanning naar uitkeek.Ga naar eind2 Omgekeerd eindigt de laatste boekbijdrage met het spirituele parabelwoord: ‘Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt’. (Mattheüs 6:26) Vanzelfsprekend hoopt en ‘rekent’ de zaaiende boer op een vruchtbare en overvloedige oogst. Maar initieel wortelt het zaaiwerk in een act van vertrouwen en creatief geduld in de wondere kiemkracht van het graan. De schijnbare tegenstelling | |
[pagina 293]
| |
tussen zaaien en niet-zaaien onthult een diepere betekenislaag: onderwijs en vorming als belofte en verwachting voorbij al te beperkte en benepen menselijke berekening door het ‘on-mogelijke’ een kans te geven. Het doorslaggevende woord uit de ondertitel is een bescheiden maar inhoudelijk belangwekkend voorzetsel: humaniora tussen verleden en toekomst. Wij modernen duwen gewillig het verleden weg en vergeten inderhaast het heden voor een veilige, voorbestemde en vastgelegde toekomst als steeds meer van hetzelfde. Onderwijs geschiedt daarentegen bij uitstek in de temporaliteit van het pedagogische ‘hiernumaals’: nieuwe mensenkinderen bij de tijd en ‘ter wereld’ brengen. In een gemeenschappelijke en gedeelde werkelijkheid waarin de dingen niet allereerst of enkel nut (moeten) hebben, maar (een andere) betekenis, waarde en zin kunnen krijgen. Merkwaardig genoeg staat de officiële onderwijsideologie meer dan ooit in het teken van ‘moeten’ en ‘niet mogen’: onvermijdelijke noodzaak en moraliserende dwang onder het mom van aldoor toenemende vrijheid en vooruitgang. Want er is geen alternatief (tina) volgens de dominante economie van de schaarste, die ‘wij’ - mondiaal verenigd en verdeeld in de onontkoombare competitieve kennismaatschappij - tot elke prijs zouden moeten overwinnen. De obsessie met voortdurende ontwikkeling verhindert nochtans de onverhoopte mogelijkheden van reële en gewenste verandering. Onderwijs dient niet constant omgegooid te worden. Top-down opgedrongen hervormingen - niet zelden met een verborgen agenda - blijken vaak een doel op zich met de mens als ondergeschikt middel daartoe. Abstracte en strakke planologie verstoort de concrete en beweeglijke ervaringswijsheid op het terrein. Misschien slagen we erin om mettertijd de oorspronkelijke betekenis van de school te herontdekken en te revalueren: als ‘vrije tijd’ - scholè in het Grieks - een omvormend en bevrijdend gebeuren voor alle betrokkenen. Het overheersende onderwijs- en zorgdiscours stoelt op een functionalistische logica van technologisering, instrumentalisering, digitalisering, formalisering en formattering. De besmettelijke retoriek van het ‘rekenende denken’ (Heidegger) - van marketing en management - is ongemerkt binnengeslopen in de woordenschat en het mensbeeld van het onderwijs en de zorg: effectiviteit en efficiëntie, input en output, competentieverwerving en inzetbaarheid, assessment en rendement. Binnen een dergelijke rationalistische optiek wordt onderricht grotendeels herleid tot toegepaste instructiepsychologie: de gelijkvormige en eenduidige uitvoering van een programmeerbare reeks stuurbare, herhaalbare en controleerbare leer- en productieprocessen. Typerend voor het didactische doel-middel-denkpatroon is het model voor de (cognitieve, affectieve en motorische) leerdoelstellingen, waaraan men in lerarenopleidingen hardnekkig vasthoudt als leidraad bij het | |
[pagina 294]
| |
maken van lesvoorbereidingen. Het blijft een raadsel waarom het alsmaar krimpende aantal - gemotiveerde en enthousiaste - aspirant-leraren tot op vandaag tegen beter weten in door een tijdrovende en afstompende formele papiermolen (van niet enkel leerdoelen) moeten. Is de zogenaamd wetenschappelijke professionalisering van de leraar (m/v) inderdaad een academisch volgehouden, venijnige vorm van disciplinering en dressuur?Ga naar eind3 En dat terwijl studenten in de lerarenopleiding steevast onder woorden brengen dat ze in hun beroep willen (kunnen) vertellen, ‘kennis-geven’ en ‘mee-delen’ vanuit gestaag opgebouwde vak- en ervaringskennis, vaak naar het voorbeeld van eigen bijgebleven leraren.Ga naar eind4 De professie is ook een menselijke relatie.Ga naar eind5 In het geding is de generositeit van het geven, zoals het gulle gebaar van Van Goghs ‘De zaaier’, en de ‘traditie’ of ‘over-handiging’ tussen de generaties, begrepen als een intersubjectief, relationeel en dialogisch, dynamisch en innovatief, vrijmakend en grensverleggend gebeuren.Ga naar eind6 ‘In de opvoeding beslissen wij ook of we onze kinderen genoeg liefhebben om hen niet uit onze wereld te verbannen en aan henzelf over te laten, noch hun de kans te ontnemen om iets nieuws - iets dat niet door ons te voorzien valt - te ondernemen, maar hen integendeel nu al voor te bereiden op hun opgave: het vernieuwen van een gemeenschappelijke wereld’.Ga naar eind7 | |
Naar een alternatieve taal voor onderwijsDe blinde vlek in de empirisch-idealistische blik van de onderwijskunde die zich verkijkt op lineaire leerprocessen en -activiteiten is de onzichtbare retorische kracht die klassikaal verwondering en interesse wekt, de aandacht richt en jonge mensen via het schoolse leren letterlijk en figuurlijk ‘aanspreekbaar’ maakt.Ga naar eind8 Vandaar de hoge nood aan een alternatief voor de ongeïnspireerde en eendimensionale, vervlakkende en platte ‘on-taal’ van maak- en meetbaarheid - met een pleidooi voor een heel andere, rijke en geschakeerde taal, die recht doet aan de gelaagde en veelzijdige, persoonlijk geleefde en ervaren onderwijswerkelijkheid. Noemen we alvast vijf samenhangende sleuteltermen - toevallig telkens beginnend met de ‘v’ van vorming - die als antropoët(h)ische ‘voor-waarden’ van een (on)eigentijdse pedagogiek haaks staan op het idioom van levenslang en levensbreed leren in termen van competenties en credits: verlangen en verzet, vrijheid, verantwoordelijkheid en vertrouwen. Daarnaast kan overigens nog gedacht worden aan: verwondering en verbeelding, jawel ook verveling en vervreemding, verstand en vindingrijkheid, vormgeving en verandering, enzovoort. De ‘v’ van verlangen en verzet. Kinderen brengen volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk hun weetlust en geestdrift binnen in het leren ‘als onschatbaar medium van de voorvreugde op zichzelf’.Ga naar eind9 ‘Gelukkig het leven dat je verlangend en lerend | |
[pagina 295]
| |
doorbrengt’.Ga naar eind10 Vorming in humaan en ethisch perspectief is sowieso iets anders dan investeren in menselijk kapitaal. Authentieke vorming vrijwaart en verdiept het verlangen van de mens naar ‘het andere’ in en buiten zichzelf. De leraar dient een werkelijk verlangen mogelijk te maken tegen de dictatuur van onmiddellijke behoeftebevrediging en de vermarkting van heel het leven. Vorming staat aldus in het teken van verzet en weerbaarheid tegen alles wat jonge mensen kortwiekt en klein houdt - of opsluit in het verleidelijke maar ‘zinloze verlangen om onszelf te willen reproduceren’.Ga naar eind11 ‘Uw kinderen zijn uw kinderen niet. [...] Want hun zielen toeven in het huis van morgen, dat gij niet bezoeken kunt, zelfs niet in uw dromen, [...] tracht hen niet gelijk aan u te maken’.Ga naar eind12 De ‘v’ van vrijheid. In deze tijd pakken we graag uit met de grote idealen van de verlichting. Tegelijkertijd wordt vrijheid vandaag meteen omgeduid tot gevreesde subjectieve willekeur vanuit principiële argwaan tegenover persoonlijk engagement en eventuele afwijking van de opgedragen marsrichting. Buiten het kader denken (thinking outside the box) wordt ogenschijnlijk gestimuleerd, terwijl kritisch en tegendraads ‘waarheidsspreken’ - parrèsia in het Grieks - meer dan ooit gevaarlijke intellectuele en morele moed vergt. De ‘v’ van vertrouwen. ‘Vertrouwen is goed, controle is beter’. Op het procrustesbed van de Procedure moet de Persoon het ontgelden. Laten we de cynische formule van Vladimir Lenin corrigeren en omkeren: betrouwbare controle is soms nodig, vertrouwen is altijd en overal van wezenlijk belang.Ga naar eind13 Wie als lesgever en opvoeder vertrouwen krijgt en mag ervaren, zal dit uit zelfvertrouwen ook aan anderen gunnen en willen doorgeven.Ga naar eind14 De ‘v’ van verantwoordelijkheid. Met het welbegrepen idee van rekenschap en verantwoording moeten kunnen en mogen afleggen - logon didonai volgens Socrates - is er niets mis. Twijfelachtig en betwistbaar is niettemin de beknottende vorm van responsabilisering, als men geacht wordt de klas- en lespraktijk te zien ‘als een productieve, op opbrengst gerichte onderneming’Ga naar eind15 met meetbare output en maximale leerwinst - teaching to the rules tot tevredenheid van de anonieme belastingbetaler. Vorming als pedagogische opgave houdt een onberekenbare ethische verplichting in, ver voorbij de fnuikende afvinkmentaliteit. ‘Als de moderniteit zich als een bezetene wijdt aan het managen van verschillen, dan is de pedagogiek de drager van de ethiek van de alteriteit. Dat is echter geen gemakkelijke opgave. De pedagogiek moet iedereen dwarszitten die zich verbeeldt dat organisatie en management belangrijker zijn dan menselijke zaken’Ga naar eind16 |
|