Streven. Jaargang 85
(2018)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| ||||
Podium
| ||||
[pagina 201]
| ||||
Poëzie en politiek, nog zo'n olijk duo. Nog niet zo lang geleden was er grote consternatie in Dichtersland toen Dirk Van Bastelaere (intussen voormalig) woordvoerder werd van de n-va. Conclusie: het hebben van politieke ideeën, of toch het uitoefenen of vertegenwoordigen van macht, werpt een smet op het dichtersblazoen. Van de dichter wordt verwacht dat die zich kritisch, maar in de marge, verhoudt tot het wereldse toneel. Toch zijn er voorbeelden van wat je politieke dichters zou kunnen noemen. Denk maar aan Berthold Brecht. Een iets recenter voorbeeld betreft de twee jonge, Nederlandse dichters Maarten Van der Graaff en Frank Keizer, die vaak in duo genoemd worden als voortrekkers in een actuele beweging van politieke poëzie. Je zou kunnen stellen dat zij beiden met hun werk van leer trekken tegen de neoliberale samenleving. Maarten Van der GraaffGa naar eind4 doet dat op filosofische wijze, vanuit de idee dat in de neoliberale samenleving geen hiërarchie bestaat tussen verschillende gedachten. Of, zoals Laurens Ham stelt in zijn bespreking in DWBGa naar eind5: Hij [Maarten Van der Graaff -
lvg] laat vlijmscherp zien dat
in een neoliberale maatschap-
pij geen enkele uitspraak nog
boven een andere kan worden
geplaatst. Vandaar dat hij een
opeenstapeling van tegenge-
stelde fenomenen omarmt door
steevast aan te geven dat ze
‘heerlijk’ of ‘een mysterie’ zijn:
‘De crisis is heerlijk, de crisis is
een mysterie. / Het kapitalisme
is heerlijk, deconstructie is
heerlijk, verzet is / een myste-
rie’ (43), of juist: ‘Dat er geen
mysterie is, is heerlijk. / De vrije
markt is een moordmachine,
heerlijk. / Ontmaskeren is heer-
lijk’ (45) [...] Het schrijnendst
vind ik de regels die aangeven
dat juist de eerder geconsta-
teerde zinloosheid en verveling
heerlijk zijn ‘omdat het heerlijk
is een eigen tragiek te hebben /
en daarvan te eten tot het holle
/ gevoel in je maag weg is’ (44).
Frank KeizerGa naar eind6 werkt dan weer met een duidelijk op de dichter geïnspireerd lyrisch ik dat commentaar levert op een wereld die hem steeds minder bevalt. Hoewel er over vrij abstracte processen wordt geschreven, is er ook plaats voor bedachtzame, afgemeten, gedoseerde lyriek. Zo levert dit herkenbaarheid, en dus ook een onverwachte vorm van ontroering op. Bijvoorbeeld in volgend gedicht: Klaarheid over mijn bestaan
in de lange nacht, die niets
overbrugt.
Bang dat ik de wereld die ik
zoek
zelf verduisterd heb, nooit
iets leerde
van mijn ervaringen
in Nederland,
omdat zij mij, man
uit de middenklasse,
altijd heeft geaccepteerd.
En ik accepteerde haar.
| ||||
[pagina 202]
| ||||
Met mijn legitieme woede,
mijn onhandigheid
en mijn jonge lichaam met
rend="; 1tab">organen.
Die ik roofde
uit de lichamen van mijn
rend="; 1tab">ouders,
en hun ouders voor hen.
Ze zijn overbodig geworden
en ik ben verward, zonder
rend="; 1tab">organisatie.
‘Is het zwarte romantiek, of wordt hier een tijdsgeest gevat?’, vraagt Piet Gerbrandy zich af in De Groene Amsterdammer:Ga naar eind7 In vijf gitzwarte reeksen
bepaalt Keizer zijn positie in
een wereld die hem absoluut
niet bevalt, maar waarin hij nu
eenmaal zijn weg moet zien te
vinden. Opgegroeid in de jaren
negentig, toen Nederland nog
welvarend en overzichtelijk leek,
volwassen geworden in een
nieuwe eeuw vol economische
malaise en geopolitieke ramp-
spoed, constateert de dichter
dat de democratie zoals ze nu
functioneert een fiasco is en dat
alle cohesie uit de samenleving
verdwenen lijkt te zijn.
De oplossing zit hem, aldus nogmaals Gerbrandy over Frank Keizer, in het vormen van kleine gemeenschappen van politiek geëngageerde gelijkgestemden. In het licht van deze evoluties debuteert de Vlaamse Dominique De Groen met de bundel shop girl bij uitgeverij het balanseer. shop girl wordt expliciet aangeboden als een conceptbundel. De cover bestaat uit een schreeuwerig oranje vlak, waarop titel, naam van de auteur en isbn-nummer de lezer toeroepen in wat ik functionele typografie zou noemen. De dichter wordt op de achterflap geafficheerd als Executive Shop Girl bij Poetrytm. De uitgeverij omschrijft de bundel als een poëtisch epos dat de traditie van Vergilius ent op het laatkapitalistische tijdperk en voegt daaraan toe dat het dichtwerk is ontstaan terwijl de dichter een winter en een zomer lang in Primark werkte. Kortom, de kritische betrokkenheid van de dichter wordt meteen sterk in de verf gezet. Gewaagd. Toch intrigeert de bundel van bij het begin. Wat mij als dichter bijzonder aanspreekt in het werk van Dominique De Groen heeft misschien niet zoveel met die flaptekst en net zo weinig met de hierboven beschreven maatschappelijk-poëtische tendensen te maken. In de flaptekst wordt de bundel een epos genoemd, wellicht vanwege de lange gedichten die over meerdere pagina's heen fladderen. Om het een epos te kunnen noemen, ontbreekt er echter heel wat: een duidelijke held, een verhaallijn, tragische ontwikkelingen. Eerder dan om een epos gaat het hier echter om een collage van notities die verschillende stappen in het productieproces van de in Primark verkochte kledij weergeven. Wat mij boeit, is de zonder meer eigenzinnig te noemen vorm die Dominique De Groen heeft gekozen. Sommige stukken zijn in- | ||||
[pagina 203]
| ||||
derdaad epos-achtig. In het deel Free Trade Zone wordt bijvoorbeeld bewust verwezen naar de taal van de klassieken. Ik lees hier verwijzingen naar de zingende dichter Homerus, naar het oversteken van de Styx: Na het bezingen
van de lotgevallen
van katoenplant
zijderups
zandkorrel
pigment
zal ik
met de efficiënte bewegings-
patronen
van het cyborglichaam
ritmisch
symmetrisch
kwantificeerbaar
een rivier van zout oversteken
de natte geesten afschudden
die aan mij kleven
ze offeren
aan de vrije handel
de productiemiddelen
grijpen
en de dag tegemoet treden.
[...]
Wat dat epos-achtige echter tegenspreekt, is de afwezigheid van een held. shop girl is geen personage waarmee meegeleefd kan worden. Integendeel, zij wordt in de loop van het gedicht steeds meer onzichtbaar, anoniem. Eerder dan een personage of held is zij een alwetende verteller die haar visie op het productieproces aan de lezer opdringt. Andere passages hebben dan weer iets van een hedendaagse theatertekst. In het deel Colour Management schetst zij de scène als volgt:
Personages
Settings De ChromaZone: een vlak, woestijnachtig gebied waarop het volledige kleurenspectrum geprojecteerd is. De enige flora & fauna zijn ChromaZoneacti en vlammen waarin kleuren dartelen als vuurgeesten. Wat volgt, is een vreemde, surreële weergave van een vergadering, gehouden met Colour Forecasting Agency, Colour Manager en Diverse kleuren. Het levert hallucinante passages op, zoals deze interventie van luchtig blauw: ‘Kleuren van de ChromaZone, organiseer u. / Wij hebben niets te verliezen / buiten onze auxochrome componenten.’ De bladspiegel is, al ziet die er soms wat rommelig uit, heel bestudeerd. Dominique De Groen gebruikt inspringingen, een soort voetnoten, dollartekens, oosterse typografie,... Dit maakt dat de bladspiegel soms doet denken aan textieletiketten of betaaltickets. | ||||
[pagina 204]
| ||||
Naast al deze vormelijke kenmerken is ook het perspectief van de bundel bijzonder. Wat mij charmeert, is hoe de bundel het hele productieproces weergeeft: niet als een verhaal, maar als een stroom van gebeurtenissen waarin de spelers (shop girl, de kleurstoffen, materialen,...) tegen hun eigen wil in worden meegesleept. Het is misschien de ambitie van Dominique De Groen geweest om van het productieproces een personage te maken, zodat net dit proces de protagonist wordt van haar poëtische verhaal. Een boeiende piste. In De StandaardGa naar eind8 portretteert Jeroen Dera alweer een nieuwe generatie debutanten die ‘weg wil van haar navel’ en ‘zich richt op de wereld’. Lees: poëzie die haar plek opeist in de wereld, poëzie die niet vies is van politiek of engagement. Zouden we het de school Van der Graaff - Keizer kunnen noemen? Wat er ook van zij, Dominique De Groen maakt duidelijk deel uit van deze recente dichterlijke beweging. Wat betreft shop girl is er echter één belangrijk verschil met de debuutbundels van Maarten Van der Graaff en Frank Keizer. Dat verschilpunt kan wel eens een spannend dichterschap opleveren. Waar bij Van der Graaff en Keizer de dichter als persona heel sterk aanwezig is in beider debuutbundels, bij de ene als filosofisch, en bij de andere als politiek overschouwer, situeert Dominique De Groen het lyrische ik binnen het productieproces, als schakel in een geheel waar zij geen macht over heeft, maar wel deel van uitmaakt. De denkende positie langs de rand, zeer geliefd bij dichters, is niet de positie die zij kiest. Wel gaat ze helemaal binnenin een maatschappelijk problematische situatie zitten, als infiltrant. Dat levert meteen een probleem op dat verder gaat dan het dichterschap, want hoe interessant dit perspectief op creatief vlak ook kan zijn, waar ligt de verantwoordelijkheid van de dichter als mens? Kan je wel studentenwerk doen voor Primark en jezelf vrijpleiten van schuld? Komt een dichter er van af met een kritische repliek als hij of zij zich heeft ingeschakeld in een onethisch proces? Is het schrijven van deze bundel wel voldoende? Het zijn vragen die stof opleveren voor op zijn minst een volgende bundel, waarin de uitbuiting in de textielindustrie niet enkel modieus-ironisch op de korrel wordt genomen, maar waarin ook plaats is voor uitdiepende vragen over dichterschap en burgerschap. Dominique De Groen debuteert in een jonge maatschappelijk-politieke beweging in de poëzie. Dat levert boeiend materiaal op, maar de dichter is niet enkel shop girl. Het zal van wijsheid getuigen dat dichter én mens in haar volgende projecten op zoek gaan naar waar zij elkaar raken. Dominique De Groen, shop girl, het balanseer, Gent, 72 blz. 19,90 euro, isbn 9789079202478 |
|